NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND. @S LOUVRE Rio. 77. Woensdag 27 September 1893. Twee-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. F euilleton. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. ftToote letters en vignetten naar plaatsruimte. Keizer Wiliielm en Bisinarck. Een belangwekkende verras sende gebeurtenis was het, die wij de vorige week vernamen, de verzoening tusschen keizer Wilhelm en prins Bismarck. Het inoet den keizer, die ernstig den vrede wil met naburen en huis- genooten, het moet hem dunkt ons al lang gehinderd hebben, dat er tusschen hem en den man, dien hij om zijne grootp verdien sten altijd hoog vereert, geen vrede was. En tot eer strekt het hem zeker, dat hij het eerst de hand der verzoening gereikt heeft, en groot moet de voldoening zijn die hij, toch ook een mensch als ieder ander, na zoo'n edelen daad bij zichzelven heeft gevoeld. Een politieke bedoeling kunnen wij er wel niet achter zoekenBisinarck zal niet meer optreden op het staatstooneel, hunne wegen loopen nu reeds te ver uiteen. Ook zal het niet in de eerste plaats de bedoeling geweest zijn om daar door te meer de genegenheid van zijn volk te winnen. Neen, wij willen alleen aannemen, dat de keizer den inspraak van zijn hart gevolgd heeft, dat een bewijs wilde geven van zijn ongeveinsde hartelijke deelneming en belang stelling in den grijsaard, aan wien Duitschland en zijn vorstenhuis zooveel verplicht zijn. De keizer heeft getoond, dat hij aan die verplichting indachtig was, en hij heeft begrepen, dat nu de tijd gekomen is om er een bewijs van te geven, nu de staatsman wel licht aan 't einde van zijn levens weg genaderd iswant als het te laat was geworden een donkere schaduw zou geworpen zijn zelfs op de schitterendste bladzijde van de geschiedenis zijner regeering. Hoe later het oordeel der geschie denis over de verhouding van deze beide mannen moge zijn, niet ongunstig voorzeker voor den jongen keizer. Bismarck zal blij ven de grootste staatsman van het Europa der '19de eeuw; zijn naam zal zoo nauw verbonden zijn met een tijdperk der geschie denis, dat het zonder hem niet begrepen worden kan, omdat hij niet alleen gedurende vele jaren de geschiedenis van Europa heeft meegemaakt, maar voor een groot deel haar zelf gemaakt heeft. Hij is de schrijver van een paar groote, en niet van de minst beteeke- nende, bladzijden van Duitschlands geschiedenis. Als staatsman heeft hij zijn politieke plannen met succes zien bekronen, en zijn persoon gevierd gezien. Hij heeft, wat maar weinigen gegeven is, zijn grootste ideaal, dat hij met zijn staatkunde beoogde, bereikt, n.i. één Duitschland om Pruisen vereenigd. Na de bereiking van dit doel was na '70 zijn voor naamste streven, de waardigheid en eer van dat rijk op te houden en te bevorderen en den alge- meenen vrede te verzekeren. Zijn grootste beteekenis was gelegen in zijn buitenlandsche staatkunde, op eigen bodem was hij niet altijd even gelukkig. Als de tijden ver anderen worden er ook andere eischen gesteld aan de staatkunde, en die eischen waren op het laatst niet meer in overeenstemming met de conservatieve beginselen van den kanselier. De tijd was gekomen, dat hij voor jeugdiger krachten moest plaats maken, en juist dat plaats maken, dat wijken voor een ander kon hij niet zetten. Het was hem alsof hij niet meer noodig was, en wat hem het meest hinderde was »de nieuwe koers." De groote man begreep toen niet, zooals toen hij zelf begon, dat men zich aan de wetten van den vooruitgang eenvoudig heeft te onderwerpen. Hij vormde een te groote tegenstelling met den jeug digen keizer, die met de oude politiek brak en eigen idealen wilde verwerkelijken, die niet pasten in het systeem van den ouden staatsman. Het verschil openbaarde zich allereerst in de koloniale staatkunde, de benoe ming van majoor Wissmann tot rijkscommissaris in Oost-Afrika, daarna bij de indiening van een paar ontwerpen, legercredieten en marine-uitbreiding, waarbij niet gelet werd op de bezwaren van den rijkskanselier, en eindelijk verschenen een paar decreten, over de wettelijke regeling van den arbeid, niet zooals gewoonlijk door den rijkskanselier ondertee kend. Een staatsman van minder be teekenis zou het afwijken van zijn gedragslijn misschien verdragen, misschien toegegeven hebben, Bis marck niet. Hij trok zich terug en hij had, zooals wel eens gezegd wordt, zijn roem overleefd. Wat hij daarna deed, het scheen som wijlen meer kinderachtig dan man nelijk hij ging aan 't afbreken van zijn eigen roem, en pijnlijk was het soms te zien hoe de groote ijzeren kanselier zich aanstelde. Steeds bleef hij aanvallen rich ten op de regeering en verwijten slingeren tegen de tegenwoordige staatkunde, en die aanvallen en verwijten, die oogenschijnlijk zijn opvolger golden, troffen natuur lijk het meest den keizer. Des te] meer pleit het voor de edelmoe digheid en grootmoedigheid van den laatste, dat hij de eerste schrede tot toenadering gedaan heeft. Van Bismarck was het niet te verwachten, dat hij den eersten stap zou doen, en hij heeft dat trouwens ook meermalen verklaard. Ilij zelt beschouwde zich ais de verongelijkte partijhij die een krachtig rijk gesticht en voor een koning van Pruisen de keizerkroon verworven had, zwarte ondank baarheid was zijn loon en ondank het antwoord op zijn bewezen diensten. Zoo meende hij ten min ste. En als de held van een treur spel zou hij het wereldtooneel ver laten hebben als niet de godinnen der verzoening en vrede hem voor het einde waren tegemoet ge komen. Natuurlijk zal hij niet meer handelend optreden, maar de raad, dien hij nog met het oog op den toestand van Europa geven kan, zal zeker niet te versmaden zijn. Tegenwoordig volgt Duitschland nog dezelfde buitenlandsche poli tiek, die Bismarck na '70 begon nen is. Alleen met dit verschil, zouden wij meenen, dat er min der draaierijen of knoeierijen of hoe men het anders noemen wil gebruikt worden, die men wel eens als tot de politiek behoo- rende schijnt te beschouwen. Wij met ons leekenverstand zijn van gevoelen het kan zijn, dat wij het glad mis hebben, maar men veroorlove ons dan deze meening te durven hebben dat eerlijk heid en haar nevendeugden zeer goed op ieder terrein kunnen worden in beoefening gebracht. Maar dit zij als terloops gezegd. Het streven van Bismarck dan was, om den vrede, die zoo duur gekocht was, in stand te houden. Daartoe trachtte hij de goede ver standhouding met Rusland te be waren en die met Oostenrijk te herstellen, en het gevolg van zijn pogingen was dein 1872 gesloten bond der drie keizers tot bewa ring van den wereldvrede. Na den oorlog van Rusland met Turkije ontstond er eenige ver koeling tusschen Rusland en Duitschland, daar het eerste niet bijzonder tevreden was over de op het Berlijnsche congres van 1878 gemaakte vredesbepalingen. Sedert wendde Husiand zich meer naar Frankrijk. De verhouding is door Bismark's toedoen nog eeni- gen tijd beter geworden, maar se dert is de betrekking tusschen den galhschen haan en den russischen beer steeds inniger geworden, de eerste aangelokt door een groote legermacht, de anderdoor eengoed- gevulden geldbuidel. Het rijmpje is hier waarsOm de wille van het smeer enz." Door verbonden wist Bismarck den vrede te bewaren. In '79 wist hij een defensief verbond van Duitschland met Oostenrijk tot stand te brengen en het drievoudig verbond met Italië als derde man is nog een van Bismarck's laatste daden geweest. Zijn roem zal het ook zijn, tot behoud van den vrede het zijne te hebben bijgedragen en dat zijn huitenlandsche staat kunde nog altijd gevolgd wordt is voor hem een voldoend bewijs dat hij ook in dit opzicht goed ge zien had. DOOR L. II. 14) «Verder," sprak de koning tot Roosje gewend, en liet de kin op den knop van zijn stok rusten hij wist dat hij gehoor zaamd zou worden. «De kleindochter," vervolgde Roosje, sliet haar oog op den jongen duitscher vallen, en haar grootvader had niets tegen hare keus. De handwerksgezel echter zeide dat hij tehuis een bruidje had, en dat hy haar trouw zou blijven tot in alle eeuwigheid. Dat speet den ouden man zeer maar hy prees hem om zijne stand vastigheid. Het meisje had er evenwel geen vrede mee; zij liep stil weg en werd de minnares van een voornaam heer, die zoo geheel onder den invloed harer ver leidelijke schoonheid kwam, dat hij met haar trouwde. Zij was nu eene groote dame geworden en de jonkman meende dat zij hem vergeten had hij wilde eerst zijn meesterstuk, een kostbare schaal van gedreven zilver, afmaken en dan naar zyn land en zyn meisje terugkeeren. De grootvader, die zijne kleindochter erg miste, smeekte hem om zijn bruid naar Parijs te brengen dan kon hij de werk plaats overnemen, en hem een vreedza- men ouden dag bezorgen, nik zal het mijn meisje vragen," gaf de werkman ten antwoord en maakte zich iDtusschen tot de afreis gereed. Daar trad op een morgen een bediende in de werkplaats, en ver zocht den goudsmid om in het paleis des konings te komen, waar een aanzienlijk heer hem een bestelling wilde opdragen. De jonge man was niets verwonderd, want zoo iets gebeurde heel dikwijls, bij eene dergelijke gelegenheid had hij ook de kleindochter van zijn meester weergezien en vernomen wat er van haar geworden was. De jonge man werd echter niet bij een aanzienlijk heer, maar bij eene aanzienlijke dame gebracht en wel bij de kleindochter van zijn meester. Zij had hem niet vergeten en wat het schuchtere burgermeisje slechts had durven laten vermoedden, sprak de hooggeplaatste vrouw onverholen uit en meende hem daarmee eene groote eer te bewijzen. Daar het nu echter bij ons in Duitschland geen gewoonte is dat hoog of laag geplaatste vrouwen een man hare liefde aanbieden, zonder dat hij er om gevraagd heeft, kwam hare handelwijze den eenvoudigeü goudsmid heel zonder ling voor; hij begreep niet dat zij zijne liefde verlangde, want zij had immers haar eigen rnaDMoest zij dien niet leeren liefhebbende? «Het moet een moeielijk oogenblik voor den jongeD man geweest zijn, want de dame was verblindend schoon; maar hij dacht aan zijne bruid en bleef haar trouw. Toen hij haar verliet zwoer de dame een duren eed dat zij zich wreken zou, en zij heeft haar eed gehouden. Op den avond voor zijn vertrek werd hij overvallen en hoe sterk hij ook zijn mocht, voor de overmacht moest hij bukken. Hij werd in een duisteren gaag gesleept van hetzelfde paleis, waaiin zijne booze vijandin woonde; aan handen en voeten gebonden, moest hij het toelaten dat men hem het laDge blonde haar afsneed, dat mooie haar viel Roosje zich zelve met een doffen kieet in de rede, terwijl zij haar gelaat met beide handen be dekte. Een voorgevoel had zich van het ge heele gezelschap meester gemaakt. Allen zwegen, totdat de koning op zachten toon sprak; tGa voort, mademoiselle." «Zij misvormden zijn gelaat, en brand den het met een gloeiend ijzer de woor den Fou, Traitre, Lèpreux op het voorhoofd. Eene vrouw met een masker voor het gezicht was bij die marteling tegenwoordig en haar helsche schaterlach verried hem wie zjjn beulen aangehitst en betaald had. «Vervolgens werd het rampzalige slacht offer op straat nedergelegd, en toen hij uit zijne lange bewustloosheid ontwaakte, zag hy zich omringd door de bewoners van eene bedelaars-kolonie. Zij hadden hem opgenomen en uit dankbaarheid voor menige vroeger ontvangen aalmoes, naar hun herberg gebiacht en verzorgd. Zij begrepen dat hij het slachtoffer van eene misdaad geworden was. Weken lang lag hij bewusteloos aan het ziekbed ge kluisterd zijr. vreeselijke woDden gena zen langzaam, maar toch zij genazen; en toen hij hersteld was, was er geen spoor van zijne mannelijke schoonheid overgebleven, en de vreeselijke roode letters stonden veranderd op zijn voor hoofd. Hij werd wanhopig bij de ge dachte aan de afschuwelyke vrouw, die zich zoo vreeselijke gewroken had en besloot om misvormd als bij was nooit naar Duitscbland en naar zijne bruid terug te keeren. De diepe smart over veiloren en verwoest levensgeluk tastte zijii hersenen aan en eindelijk werd hij krankzinnig. Weer lag hij maanden lang in een donker kamertje van de bede- laaisherberg, waar hij geholpen en ver pleegd werd t.t hel weer licht was ge worden in zijn geest. Maar de doode- lijke angst voor zijn pijnigers was geble ven, en belette hem om openlijk als aanklager tegen hem op te treden. Hij trok zich in een ouden ledig staanden toren terug, dien hij alleen 's nachts verliet om zijn vrienden, de bedelaars op te zoeken. Van tijd tot tijd hield hij zich met zijn vroeger handwerk bezig, want er waren ook dieven bij den troep, en smolt en smeedde menig stuk zilver voor hen, dat zij later verkochten om hem van de opbrengst te onderhouden. Soms greep de waanzin hem aan, maar in zijn toren hoorde niemand hem razen. Eindelijk kwam liet bericht tot hem dat zijne bruid in Parys was, dat zij onder hetzelfde dak leefde met zijne vijandin en hem Houw was gebleven. De bede laars waren slimme spionnen. Heimelijk zag hij zijne geliefde weder, maar hy, de kameraad van dieven en bedelaars, de gebrandmerkte en misvormde, wilde haar nooit weer in den weg treden. Langzamerhand werd het kalmer in zijne ziel, de aanvallen vaD waarzin kwamen slechts zelden terug, en hij werd zacht en stil als een klein kind. Hel verlangeD naar zijne bruid werd hoe langer boe sterker. Hij vertrouwde zijn leed aan een landsman toe, dien hij een dienst had bewezen, en deze deelde der onge-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1