NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
PREMIEBOEKWERKEN
PRIJSRAADSELS
No. 1.
Woensdag 3 Januari 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VOOR
abonnementsprijs:
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
advertentien:
„LIEFDADIGHEID."
1893—1894.
F euilleton.
OP DEN „DOHLENNEST."
f
AMEBSFOORTSCHE COIRANT.
Per 3 traanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Met dit NUMMER, bie
den wij onzen ABBO.V-
SÉ'S, nevens onze oprechte ge-
lukwenaclien ter gelegenheid der
jaarwisseling een 8CHEURKA-
LENDER aan voor 1894.
Wij stellen ons voor ook in dit
Jaar voort te gaan niet het op
geregelde tijdstippen verkrijg
baar stellen van
teneinde onze lezers zich lang
zamerhand tegen uiterst lagen
prjjs eene BIBLIOTHEEK kun
nen verzamelen van werkelijk
goede BOEKWERKEN.
Ook znllen wij in den loop van
dit jaar al en toe
in onze kolommen opnemen,
aan de oplossing waarvan iraaie
prijzen zullen wêrCiü verbonden.
DE UITGEVER.
Een verzoekschrift van de ver-
eeniging
De winter in al zijne gestrengheid
schijnt te zullen aanbreken.
De vereeniging Liefdadigheid, die
gedurende haar kortstondig bestaan
zeker door velen, zoowel lijken als
armen geappreciëerd wordt, vermeent
dat het oogenblik is aangebroken om
van eerstgenoemden een extra gift
te mogen vragen voor de tweede
categorie.
Zij durft dat met meer vertrouwen
te doen, daar haar van vele zijden de
vraag is gedaan, waarom zij de
contributie zoo laag had gesteld.
Zij die deze vraag deden verklaar
den daarbij dat zij gewoonlijk per
jaar, veel meer gaven boven de col-
lekte der armbesturen, dan de con
tributie der vereeniging bedraagt.
Ons antwoord was dat wij die met
opzet zoo laag hadden gesteld om
de toetreding tot de vereeniging zoo
algemeen mogelijk te maken teneinde
daardoor ieder in de gelegenheid te
stellen mede te werken »tot wering
van bedelarij."
Dit doel is slechts dan te bereiken
wanneer ieder bij wien de bedelaars
aankloppen tot de vereeniging toe
treed en zich verbinden wil niet meer
aan de huizen te geven.
De contributie voor het lidmaat
schap moest daarom zoo laag moge
lijk gesteld worden.
Op hen die gewoonlijk meer gaven
dan wat het lidmaatschap der ver
eeniging bedraagt, doen wij thans
een beroep met het verzoek dat
meerdere in de kas der vereeniging
te storten.
Nu, zooals wij aan het begin van
dit verzoekschrift zeiden, de winter in
al zijne gestrengheid schijnt te zullen
aanbreken, nu is het oogenblik aan
hebt oken om daarom dringend drin
gend te verzoeken.
Geef ons uwen financieelen steun
om wanneer de departementshoofden
op grond van eigen ervaring, of op
verzoek van vele huisbezoekers en
bezoeksters (reeds vele dames hebben
met toewijding die taak op zifch ge
nomen) tot ons komen, wij hun de
noodige gelden kunnen verschaffen
om de minder met aardsche goede
ren bedeelden of de tijdelijk werk-
loozen te kunnen helpen.
Wij doen met vertrouwen een be
roep op de leden onzer vereeniging
daar wij niet twijfelen of zij zullen
ons hunnen financieelen steun niet
onthouden, maar ook doen wij een
beroep op de velen die niet tot
onze vereeniging zijn toegetreden.
.Wij vragen ook hunnen steun het
zij door nog als lid der vereeniging
toe te treden, hetzij hun penningen
te storten in de kas onzer vereeniging
Reeds mocht de vereeniging zich
verheugen in de ontvangst van een
gift van 100 galden en werd zij ver
rast door giften van 50, 30 en 10
gulden.
Veel geld is er evenwel noodig.
Voor hen die de vereeniging steu
nen willen, bestaat gelegenheid
eene bijdrage te schenken, door die
aan een der bestuursleden van Lief
dadigheid te doen toekomen of aan
het bureau dezer courant.
Van alle giften zal melding ge
maakt worden in de plaatselijke cou
ranten.
Hel Bestuur,
J. J. SCHLUITER, Voorzitter.
A. M. KOLLEW1JN Nz.
O. G. H. HELDRING, ie Secretaris.
G. F. MEZGER, Secretaris boekli.
H. J. CROOCKEWIT, Penningmeester.
Er is een beeldengroep van Phidias,
voorstellende »de Gelegenheid of den Tjjd
en het Berouw." De godin van «De
Gelegenheia" staal op een rad en heeft
vleugels; het gelaat heeft ijj ruet de ha
ren bedekt en van achteren is zij kaal
hoofdig. In een epigiam, waarin hij dien
groep bezingt, vraagt de Gallische dichter
Ausonias aan de gezellin van deze godin,
wie xij is. Zij antwoordt dan: Ik beri
de godin, die straf eisch voor hetgeen
gedaan of nagelaten is, opdat men be
rouw hebba; daarom word ik «het Be
rouw" genoemd. Dan vraagt de dichter
aan de eerste godin «de Gelegenheid,"
wat deze gezellin bij haar doet, en zij
veiklaart: «Als ik ontvloden ben, blijft
zij. Die ik voorbij gegaan ben, behouden
haar
Wel hem, voor wien die beide godin
nen vergezeld gaan; en nog beter als de
eerste der twee haren weg alleen kan
gaan. Het is goed, dat de eindelooze
tijd, waarvan wij maar zoo'n heel klein
stukje meeleven, in grootera en kleinere
perken verdeeld is; daardoor kunnen wij
tenminste een overzicht eivan krijgen en
van tijd tot tijd even stilstaan om terug
te zien op den afgelegden weg en een
blik vooruit te werpen. De balansen
worden opgemaakt en met dn wisseling
des jaars weet ieder wel tennaaslebij
hoe hei met de ontvangsten en uilgaven
staat, en misschien is ook wel het boek
opgemaakt, dal nog voor het boeken van
andere posten dient, n.l. die welke niet
in cijfers of geldswaarden woiden uiige-
diukt. Maar dit is een saak die een
ieder persoonlijk aangaat.
Wat het afgeloopen jaar voor onze
stad, voor ons land, voor de wereld ge
weest is? Onze stad heeft haar kalme
effen levensweg een eind verder afge
legd en het is alsof de tijd geen invloed
op haar had want zij blijft al zoo de
zelfde. Als wij feiten op moesten sommen,
gebeut tenissen en merkwaardigheden, die
Ameisfoort in 1893 beleefde, wij zouden
niet weten wal wij nu eigeniijk moesten
vermelden. Meer zou er te noemen zijn,
als wij moesten nagaan wat er i.iet ge
beurd is en dan zouden wij het heuge
lijk feit mogen constileeren, dat onze
stad ook voor rampen en onheilen be
waard bleef. Overigens deelde Amersfoort
in het lot van hare zusteis in den lande,
malaise in den handel, en uitbreiding van
werkeloosheid en^moede. Maar meer
dan in vorige ja werd op deze treu
rige loeslandeD ^ndacht gevestigd,
meer werd er ge aar verbetering.
Ir. Euiopa bi. -i uc .icMu gelukkig be
waard, eri in ons land was hel over het
algemeen rustig, hoewel te bespeuren is
dat een geest van ontevredonheid en ver
zet zich meer en meer openbaart. Ook
daarvoor was eeo tegenwicht.
In onze binnenlandsche politiek zal
1893 met guldencijfers prjjken. Daarin
kwam lol stand de vermogensbelasting,
aangevuld door beroeps- en bedrijfsbelas
ting, en daarin werd ingediend het vér
strekkend# kieswetonlwerp.
En wat onze koloniën betreft, de toe
stand in Atjeh was op het einde van het
jaar iets gunstiger dan in de voorgaande
jaren. Rooskleurig is de toestand alles
behalve, op welk gebied ook. Maar altijd
is er nog reden om den toekomst met
vertrouwen tegemoet te gaan.
Welk een jaar gaan wtj nu tegemoet?
Wie zal het zeggen?
Het word begroet door den een met
angstige vrees, door den ander met kalme
afwachting. Wij weten er ook zoo wei
nig vanl Maar daarbij hopan en wen-
schen wjj het beste, daarom begint het
jaar met den dag der wenschen. Hetjaai
wordt ontvangen met hoop en verlrou
wen en blijdschap. Weet gij dan, wat
dit nieuwe jaar u zal brengen dat gij u
over zijn komst zoo verheugt? Neen, en
gelukkig ook, dat wij niet in den toe
komst kunren lezen; des te mooier is
het dat wenschen door allen onderling.
Het is de dag waarop uiting gegeven
woidt aan het solidariteitsgevoel. Tegen
over de toekomst staan wij allen gelijk,
wij gevoelen ons één, storten onze wen
schen uit voor die eenheid. De Niëuw-
jaarsdag is een dag van poëzie. Wij we
ten het, er zijn allerlei omstandigheden
die ons dit tot een illusie willen maken;
maar het is er mee als met een diamant
waarop zich door den tijd stof heeft neer
gezet; de schittering wordt er door ver
minderd en wij willen ons best doen oin
het kleinood van smetten te reinigen,
maar laten wij voorzichtig zjjn, opdat wij
met de stof ook den edelsteen niet weg
vagen.
De eerste dagen van Januari gaan
voorbij met visitesmaken en ontvangen;
rekeningen worden geschreven en betaald
of ter griffie gedeponeerdjaarboekjes
en jaarver-lagen voor ettelijke vereeni-
gingen worden opgemaakt en nog andere
zaken zgn aar. de orde, die door het nieuwe
jaartal op hst tapijt woruefi
en onder al die bedrijven door houdt nog
altijd maar aan de stortragen van
visitekaartjes.
Het eenige wat mij nog voor het be
houd hiervan doet stemmen is, dat deze
vrijwillige belasting onzer schatkist ten
goede komt; dus er komt altijd wolwat
van die kaartjes terecht, ook van die,
welke nimmer aan hun adres op den
omslag vermeld, aankomen. Maar nu over
de kaaltjes, die gij wel ontvangen hebt.
Gij hebt ze toch wel nageteld? Uit het
aantal kunt gij zoo'n beetje opmaken
hoeveel uw peisoontje waard is en geacht
en gewaardeerd wordt. Zooveel kaartjes,
zooveel bewijzen van beleefdheid, van
deelneming, van vriendschap, even zooveel
uit een gelijk aantal harten opgestegen
wenschen voor uw heil in het begonnen
jaar. Wat, durft gij er aan twijfelen I
Weet gij wat die kaartjes dan zijn?
Beleefdlieidswissels met een zeer betrek
kelijke en veranderlijke waarde, en soms
zonder waarde; in 't algemeen met die
waarde, welke men er zelf aan wil
hechten. Het zijn passepai touts, voor alle
mogelijke gelegenheden; bij een verjaar
dag komen ze vertellen dat de naam van
den jarigen persoon in de kalender van
den afzender zich bevindt, bii sterfge
vallen melden zij de ontvangst van de
doodstijding. Het is de pasmuDt in het
UIT UET HOOGDUITSCH
door D. B.
7) »Arm kind 1" zeide Gerhardt von
Dollen, alk wist niet, dat je zoo erg naar
verandering haakte; dat wist ik werkelijk
niet!" herhaalde hij zacht en tot zich
r.elven, daarna liet kjj |er op volgen, weer
op den aanvang van hun gesprek terugko
mende; als het T een of ander talent,
dat je hoofdzakelijk wenscht te ontwik
kelen, welnu, misschien kunnen wij dat
ook wel, zonder dat je daarom zoo'n duur
pensionaat bezoekt." Irma's traoen hiel
den op en haar oogen straalden weer van
blijdschap, als had zij plotseling een idee
gekregen.
aVader, ik zou wel willen leeren zin
gen en eene beroemde zangeres worden."
aEene beroemde zangeres?" antwoordde
haar vader glimlachend, aen denk je dat
jeer het talent toe hebt?"
aJa, dat geloof ik wel; want mijnheer
Walther, die verleden zomer hier was,
zeide dat mjjne stem een millioen waard
vas, wannneer ze door goed onderwjjs
gevormd werd. Vader-lief," ging zij voort
geheel en al door deze gedachten vervuld,
awanneer ik maar eerst zingen kan, dan
krijgt u al het geld, dal mijne stern mij
opbiengt en dan kunt u er veel, heel veel
boeken voor koopen."
In het vuur hater woorden had zij de
verandering niet bemerkt, die er van lie
ver lede op het gelaat van haar vader had
plaats gegrepen, thans echter bemerkte
zij die, zij week met een angstkreet terug
voor zijn strakkeD, dreigender, blik. Ger
hardt von Dollen hoorde dien kreet van
zijn kind, zag haar terugdeinzen en be
dwong zich. Het strakke van zijn drei
genden blik en zjjn armen zonken machte
loos laDgs het lichaam af.
Irma's onbevreesdheid keerde terug,
schuchter, maar toch niet.meer beangstigd
naderde zij haar vader en vatte zijn
handen.
Vader," sprak zij op zachten vloeienden
toon,» lieve vader, heb ik u wal gezegd
dat u leed gedaan heeft?"
Gerhardt von Dollen streek met zijne
ijskoude hand over het glanzende haar van
zijn kind.
»Wat ge mij daar met die woorden
gezegd hebt," ,hernam hij thans rustig
en langzaam, izie, al wilde ik het je ook
uitleggen, je zoudt dat in je onschuld
evenmin begrjjpeD, als hetgeen my tot
een menschenschuwen, het leven moede
man gemaakt heeft. Slechts dat eene mag
jp weten en dienovereenkomstig han
delen. Al moge je stem," hier lachte hij
weer even zonderling, «voor anderen ook
al een millioen in zich bevatten, voor je
vader is ze te dierbaar, dan dat ze met
geld betaald zou kunnen worden. Hij zal
daarom er nimmer in toestemmen, dal
je haar verkoopt, dat wil zeggen, dat je
zangeres wordt begrepen, nimmer 1 Even
min als ik ook ooit weer den naam van
den man over je lippen wil hooi en komen
die hier onder een valsclien naam eenige
maanden in de bergen vertoefd heeft."
Hij zag bij deze woorden de verbaasde
en angstig vragende blikken van zijn
kind niet, maar vervolgde met een lich
ten zucht: >Ik ben bereid het offer ta
brengen, om mij van je te scheiden, als
ook om voor liet geld te zorgen, dat be-
noodigd is om je op een goed pensionaat
te doen. Ik zal daartoe een deel van
mjjn boeken en de sieraden van je over
leden moeder verkoopen, die ik uit de
schipbreuk van onze vroegere welvaart
gered heb, en die zoodoende meer nut
kunnen stichten, dan wanneer ze onge
bruikt onder de weinige souvenirs blij
ven liggen, die mij van haar zijn overge
bleven."
Dit alles zeide hy op een toon, die,
zonder de minste afwisseling van stem,
niets van de inspanning verried, die deze
concessie hem koatte, en Irma zij
nam dit groote offer, zonder die blijde
aandoening aan, die haar dagen te voren
had bezield bij de gedachte aan de ver
vulling van haar innigsten wenschmet
eene vluchtigedankbetuiging,doch terneer
geslagen, verliet zij de kamer van haar
vader.
Zoo doende was Irma op het pensio
naat gekomen. Daar was zij weldra de
lieveling van allen geworden, de smar
telijke indruk was bij haar weggevaagd,
dien het gesprek met haar vader bij haar
had achtergelaten; wel dacht zij er nog
vaak over na, waarom haar vader haar
den naam des schilders, haar besten,
eenigen vriend verbood te noemen, en
van hem vooronderstelde, dat hij onder
een valschen naam in de bergen vertoefd
had. Hoe zij ook peinsde, zij vond evenmin
eene oplossing van het raadsel, als van
den dreigenden, [onheilspeilenden blik,
waarmede haar vader haar bij dit onder
houd had doen ontstellen. Tan laatste
gaf zij dan ook haar peinzen op, en eerst
toen kreeg zij hare vioegere zorgeloosheid
en vroolijkheid terug; zoolang zij in het
pensionaat ouder haar viooltjke speel
kameraadjes was, ging het Dog, maar nu,
dat zij na eene tweejarige scheiding van
haar vader weer op het punt stond naar
den eenzamen «Dohlennest" terug te
keeren, nu rezen ook weer opnieuw bij
haar de herinnering aan die weken en
maanden op, waarin zij met den schilder
door de bergen rondgedoold had, en aan
het verbod hairs vaders, om nooit weer
den naam van dien man te noemen.
Tante Martha, die haar naar het per-
sionaat had gebracht, had haar «Uji- 0„k
weer vandaan gehaald en met Irma tien
terugweg naar huis over de residentie
genomen, waar zij met goedvinden van
haar vader eenige weken mocht blijven,
om ook eens het leven in de groote
steden le leeren kennen, en hier dan is
het, waar wij Irma met haie tante weer
ontmoeten.
Onze kleine vriendin zit nog steeds
bewegingloos, met neergeslagen voile
achter in het rijtuig. De koetsier is
gereed met het voeren van zijn paaiden
en verklaart, dat de juffrouw nu wel
spoedig terug zal komen. Irma rijst op
uit hare, in zichzelve gekeerde houding.
„Ja tante blijft lang weg", zegt zij en
kijkt met groote, onrustige oogen onder
de voile door naar de deur van het dia-
conessenhuis, waaruit juist op dit oogen-
blik de verlangde persoon tre^U^
jonge meisje ve^l*»' A-*
tante bij het iri^S"*