NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND No. 2. Zaterdag 6 Januari 1894. Drie-en-twintigste jaargang. VOOR VERSCHIJNT WOENSDAG M ZATERDAG Aan onze Lezers PREMIEBOEKWERKEN BIBLIOTHEEK PRIJSRAADSELS Rechten en plichten. BINNENLAND. F euilleton. OP DEN „DOHLENNEST." AME1SF001TSSIICOURANT. abonnementsprijs: Per S maanden ƒ1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Ook gedurende 1804 zullen wij op geregelde tijdstippen verkrygkaar stellen teneinde men zich langzamerhand tegen uiterst lagen prtis eenv kan verzamelen van werkelijk goede BOEKWERK EX Ook zullen wij in den loop van dit jaar af en toe in onze kolommen opuemeu, aan de oplossing waarvan fraaie prjj. - en zullen worden verbonden, j'vaii liet laatste preiniewerk ,.UOE hl'IEKF ZIJ oorspron kelijke roman door Louise Stra- teuus, zijn nog enkele exemplaren verkrijgbaar 50 CENTS. I»E UITGKVEIÏ. Rechten voor den derden en vierden stand, zoo zou men het wachtwoord kunnen noemen van het laatste ge deelte onzer wegstervende negentiende eeuw. Rechten worden er geëischt op ieder gebied. Recht om de vertegen woordigers van het volk te kiezen, recht om vertegenwoordiger te zijn, recht op arbeid, recht op rust, recht op een verzekerd bestaan bij gezond heid niet minder als bij ziekte, recht op onderwijs van het laagste tot het hoogste, waar gij u ook wendt, het is en blijft recht, recht, recht. Reeds meermalen hebben wij gelegenheid gehad er op te wijzen, dat dat on stuimig verlangen naar allerlei rech ten volstrekt niet geheel en al met schouderophalen mag worden voor bijgezien. Reeds het leit alleen dat een groot gedeelte eener natie meent te worden verongelijkt, zou een on derzoek naar de te berde gebrachte grieven noodzakelijk maken. Met hoe veel rneer ernst moeten dan niet de handen ineen geslagen worden als ook het andere gedeelte inziet, dat die grieven niet uit de lucht gegre pen zijn, dat er waarlijk redenen be staan, om, zoo al niet van opzettelijke verongelijking, dan toch van minder aangename en onverdiende toestan den, van te groote ongelijkheid te spreken. Het is een plicht voor de zij het door rijkdom, verstand of be trekking beter bevoordeelden, alle krachten in te spannen om die on gelijkheid, voor zooveel mogelijk na- tuuilijk, weg te nemen. Die plicht echter is een zedelijke plicht. Nie mand kan er met dwang toe gebracht worden, evenmin als liet te kort schieten er in door dc-n rechter vol gens artikel zooveel of zooveel van het wetboek van strafrecht kan wor den gestiaft. Dit is een waarheid waarmede zij, die verbetering in hun lot wenschen, rekenschap dienen te houden. Daar het voor hen van be lang is, dat het grootst mogelijk aan tal der, laten wij ze met hen be voordeelden blijven jnoemen, hun plicht doet, moeten zij als belang hebbende letten op wat het vervul len dier plicht in den weg staat en wat het bevordert, opdat zij van hun kant het mogelijke doen om het eerste weg te nemen, het andere aan te kweeken. Met andere woorden, de rechten die zij eischen, leggen ook hen verplichtingen op. Wij willen hiermede natuurlijk volstrekt niet zeggen dat de minder ontwikkelden de anderen in plichtsbetrachting moe ten voorgaan, alsof de laatsten van de eeisten dit moesten leeren. Het zou dwaasheid zijn niet het omgekeerde te beweren. Waar even wel de minder ontwikkelden afhan kelijk zijn, dienen zij de verplichtin gen die die afhaiikelijkheidstoestand hen oplegt, nauwgezet na te komen opdat de anderen zich niet met recht van hen zullen kunnen aftrekken. Plichtsbetrachting brengt de men- schen nader tot elkander, vervult hen met genegenheid, ja met liefde en wat dwang niet vei mag brengt liefde tot stand. Die verplichtingen heden nog in alle bizonde'rheden na te gaan ver biedt ons de beperkte ruimte. Mis schien vinden wij later de gelegen heid om enkele ervan afzonderlijk te behandelen. Voor heden zij het ge noeg er in het algemeen de aandacht op te hebben gevestigd. Zij laten zich bijna alle uit de rechten, die geëischt worden, afleiden. Wie bij voorbeeld recht op voldoenden arbeid eischt, dient in de eerste plaats er voor te zorgen dat hij arbeiden kan. Hoevelen treden niet de wereld in die hun vak of in het geheel niet of slechts half verstaan. Hoe kunnen zij dan met recht klagen dat men van hun werk niet gediend wenscht te zijn, zoolang er in hun vak be kwamer en flinker werklieden zijn te vinden? Hoevelen zijn er die misschien nog nooit met ernst en oprecht den arbeid gezocht hebben om hun tijd liever in ledigheid door te brengen en de kost niet bedelen en landloo- pen op te halen. Hoe kunnen zij met recht om Zondagsrust of om een maximalen werktijd met minimum loon vragen? En toch vormen de eersten met de laatsten niet zelden het grootste gedeelte der demonstra tie-optochten langs 's Heeren straten. Dat zulke optochten den gewenschten indruk niet maken, ligt voor de hand. Hat is verder goed, recht te vragen om het schip van staat direkt ofin- direkt mede te besturen, omdat de belangen van allen bij den koers dien het schip houdt gemoeid zijn Om echter een schip te helpen be sturen dient men eenigermate van de zeemanskunst op de hoogte te zijn. Die kennis komt niet tegelijk met de waardigheid, zij dient vooruit te worden verworven. Wij behoeven niet verder te gaan. Het is duidelijk dat rechten plichten opleggen, plich ten zoowel die na als die voor het verkrijgen van het recht moeten worden vervuld. Zij die strijden om echten te krijgen beginnen dus met het vervullen der noodige plichten. Zij zelf zullen daardoor bekwamer worden om hun recht uit te oefenen, de anderen zullen worden bevrijd van de huivering om hun dat recht toe te kennen. Dat die huivering nu nog bij velen bestaat is bekend en ook verklaarbaar. Niet alleen toch dat er bij de groote menigte der ontevre denen, die meestal ook tot de on- ontwikkelden behooren, zooveel te vinden is dat hen voor allerlei rech ten nog ongeschikt doet zijn, maar ook de leiders, de meer ontwikkelden dus, geven aanleiding om te vreezen, dat zij een verkeerd gebruik van de verkregen rechten zullen maken. Wij zwijgen nog van de groote oneenig- heid die er onder hen bestaat en die bij hun laatste vergaderingen te Gro ningen zoo duidelijk aan het licht getreden is, ook overal elders waar menschen zijn bestaat verschil van gevoelen. Wie echter geeft de verzekering, dat terwijl zij thans of openlijk lee ren dat de bestaande wetten geschon den mogen worden of als zij geschon den worden het althans niet terstond afkeuren, wie zeggen wij, geeft de verzekering, dat, als die wetten ver anderd zijn, zij er dan naar zullen levenMet welk recht ook zullen zij anderen kunnen straflen voor onge hoorzaamheid aan de wet, die het in meer of mindere mate tot hun principe gemaakt hebben, de bestaan de wetten te negeeren? In een be schaafde maatschappij moeten er wetten bestaan en deze mogen slechts langs wettigen weg worden veran derd. Dezen wettigen weg te zoeken cn te bewandelen is de eerste plicht van ieder burger en slechts wie met deze plicht begint kan op rechten tegenover anderen aanspraak maken. H. M. de Koningin reed gister enkele oogenblikken schaatser, op de baan van hel Huis ten Bosch. H. M. de Koningin- regentes heeft die baan opnieuw toegan kelijk ge«teld voor de dames en heeren der hofhouding mei hunne gezinnen. Royaal. De Koningin-Regentes heeft aan het Leger des Heils f 25Ü geschonken voor de toevlucht voor dekloozen in Den Haag. Bedreiging. Door den koster van de Groote of St. Laureriskerk te Rotterdam is een aan den kerkeraad gpricht schrijven ontvan gen, waarin de bedreiging geuit is, dut men de kerken der Ned Herv. gemeente aldaar, door dynamiet zal verwoesten. Hoewel men niet vreemd is aan de gedachte, dat men met eene misplaatste grap te doen heeft, zijn de noodige maatregeleo genomen en wordt de kerk voortdurend bewaakt. Wedstrijd te Kraliiigen. De heer Y. Rodenhuis Jr., amateur- schastsenrpder te Apeldoorn, zal a. s. Zondag deelnemen aan den wedstrijd te Kralingen om het kampioenschap in Ne derland, en Maandag te Bolsward om het meesterschap van Friesland. Veider stelt de heer Rodenhuis zich voor, den 13 en 14 dezer maand te Davos deel te nemen aan de amateurs-wedstrij den op 500 1500 en 5000 M., waarvoor prachtige prijzen zijn uitgeloofd. IJsieeaten te Utrecht. Op Maandag 8, Dinsdag 9 en Woens dag 10 Jan. zal te Utrecht een driedaigsch ijsfeest worden gehouden, georganiseerd door de commissie uil de vVereeniging tot bevordering van het vreemdelingen verkeer." D»n len dag heeft een wedstrijd voor amateurs in het schoonrijden plaats voor heeren en paren, waarvoor verschil lende medailles worden beschikbaar ge steld. Uen '2en wordt een volksfeest ge geven, f 100 in geld voor mannen en voor f 100 aan levensmiddelen tooi jon gens. Den 3en dag wordt een ijsfeest voor da militairen, alhier in garnizoen, gegeven. UIT HET UOÜGUUITSCU door D. B. 8) Tegenover deze schilderij, en met opzet daar geplaatst, stond een breede chaise-longue, vanwaar uit man zonder de minste inspanning en in het beste licht dit schilderij beschouwen en zelf met een dolce-farniente tegelijk genieten kou. Er sprak evenveel verfijnde smaak als warm gevoel uit da wijze, waarop de schilderij opgehangen en de chaise-longue geplaatst was, en het bleeke gezicht van den man, die, door kussens ondersteund, thans met gesloten oogen naar deze schil derij toegekeerd lag, had zeker vaak en laag den blik daarheen gewend en bjj het aanschouwen daarvan bijzondere gedach ten, bijzondere herinneringen voelen op wellen. Ons is dat gelaat niet vreemd, alhoewel het dan ook zeer veranderd is, lijdend, ziekelijk als het er uitziet, met de zware schaduwgroeve onder de diepin- gezonken oogen, eD de smarteljjk saamge- perste lippen. Langzaam opeoen zich de oogleden, de oogen richten zich met een koortsachtigen gloed naardesehilderjj van den molen, die hem de weken herinnerde, toen hij daar uren lang met zijne kleine vriendin gezeten had en hij hare kinderlijke ziel, haar rein, vroolijk gemoed al-r eene veifrisschende morgendauw op zijne ziel had laten werken en haar bij hm scheiden, vol bleide hoop eau stot weeriiens" had toegeroepen. Gerhardt von Dollen's woorden de be- leedigingeo zijn vader aangedaan, ten rechte of ten onrechte, dat wist hij niet dit alles had hem tol in het diepst zijner ziel getroffen. Wat zijn vader ook aan Gerhardt von Dollen misdreven had, den zoon paste het niet over den vader recht te spreken, evenmin als te dulden, dat deze beleedigingen ondervond, die zijn zoon alleen met zijn eigen bloed kon uit- wisschan. Hij had niets gedaan, de berin- ring aan zjjne kleine vriendin had hem hierin verhinderd, doch de pijl, die zoo onmeedoogend de eer van zyn overleden vader had getroffen, bleat zitten, en had hem, wellicht om de smart teverdooven wellicht ook om de herinnering aan het wonderlijke kind te verdrijven; dat het hart van den trotschen man zóó onver klaarbaar beheerscht en in banden gesla- gen had, tot eene woeste levenswijze ge bracht. Hij schreef aan een vriend »Mrjn uiterljjk laven in woest, scynisch afstoolend. In één woord, ik mauk tnjj zeiven tot een scherp contrast met mijn innerlijk leven, opdat het rnij met zijn overwicht niet verplettere." Maar onstuimige genoegens zijn een slecht geneesmiddel voor een gewond hart 1 Wel verwacht hij in een kunstmatig opgewekten zwijmel de herinnering te vergeten aan den smaad, dien Gerhardt von Dollen op zijn naam, op de eer zijner familie geworpen had, alsmede de zwak heid van zijn hart (zooals hij den invloed van het kind op zich noemde) hij hoopt zijn geweten tot zwijgen te biengen met alle wapenen van dat koel beredeneerend verstand, met mannelijken toorn, mei vernuftigen spot zich koud, trolsch, onge naakbaar voor elk warmer, beter gevoel toonen, doch aan gehoonde, verloochenende liefde wilde hij niet sterven. Ja, het is ver wonderlijk, hij beminde dat kind, bemin de die kleine, onwetende, onschuldige Irma 'met een bijna demooischen hartstocht. Het was alsof tegelijk met den tegenstand dien hjj, de man van rijper leeftijd in zijne zuivere verhouding tot het kind, als ware hij haar vriend of broeder, onder vond, door de bedreiging haars vaders, die zijnen vader een schurk genoemd had en hem zeiven zoodra hij hem ontmoette als een ander vertrappen wilde, zijne liefde lot eene reusachtige passie was aange groeid, die hem met de demonische be geerte vervulde, om dat kind de zijne te noemer, en met haar onder te gaan. Zulke gedachten in kalme uren be kende hij dit vorr zich zeiven waren echter eene misgeboorte van een krank zinnigen hartstocht, dien hij bestrijden moest, bestrijden wildewant toch, wanneer hij gewild had, wie had hem kunnen beletten, om de bedreiging van Gerhardt von Dollen te trotseeren Irma, zij het dan ook heimelijk, zonder medeweten haars vaders te zien, ge voelens in haar te voeden in zich zeiven op te wekken, die hij haar tot dusver had verborgen gehouden, terwijl hij slechts het genot eens kustenaars daarbij gesmaakt had ais hij haar zoo allengs gevoelsleven had zien ontwikkelen. Het was voor hem eene studie geweeat, een zeldzaam verschijnsel, deze reine, onbe smette, maagdelijke ziel, uit welke hij, om zoo te zeggen, de jonkvrovw had grootge bracht. De gedachte hem bezield om haar geheel en al, volgens de kunst, een voudig, natuurlijk, voor hem levende, te vormen en roo aan zich zeiven slechts hare zielsontwikkeling darrk te wijten. En zie, plotseling verwoestte de ruwe werkelijkheid dit kostbare speeltuig, deze zinsbedwelmende illusie; greep de hand haars vaders onteerand, honend in zijn leven in. In mnchtelooze woede balde hij de vuist, waarmede hij den brandmerken- den aanval van Gerhardt von Dollen met een enkelen, krachtigen slag tot zwijgen zou gebracht kunnen hebben; doch die vuist opende zich, loodzwaar viel de hand langs het lichaam af, en de allee vermogende macht der liefde greep hem krachtiger aan dan de haat, dan de woede over de onderganebeleediging dit vermocht. Waarom ook hadden de hoeten der paar den geen eind aan zijn leven gemaakt, hij had het zóó gewen-cht, zóó verwacht, en thans lag hij hier en drukte zijn lippen op den fijnen zakdoek, waarin met door- eengestrengelde letters den naam der ge liefde stond. O, hij had haar wel herkend, die slanke, majestueuze gestalte in het rijiuig, al hadden de vier jaren haar van een kind tot eene bloeiende jonkvrouw gemaakt I Dat waren nog dezelfde raadselachtige feeënoogen, rooskleurige lippen, die met zooveel gevoal zijn kussen beantwoord had den, hetzelfde schitterende haar. Slechts de gestalie was grooter, voller, regelma tiger geworden. Zoo had hij zich voorge steld, dal zij zich ontwikkelen zoude, als het voorwerp van zijn trots, van zijne vreugde, tot zijn tigendom, tot zijne vrouw. Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 1