nieuwe Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND. ARMINIUS. No. 22. Zaterdag 17 Maart 1894. Drie-en-twintigste jaargang. P VERSCHIJNT ffOENSDAfi EN ZATERRAli Nopaals iels over Bankpapier. Li NN fn la nd. F euilleton. 4 COD VOOR abonnementsprijs: Her 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Inge/ouden stukken en berichten intezendeD uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Ctoote letters en vignetten naar plaatsruimte. In het nummer van tien 10e Maart hehben wij het wensehelijke zoeken aan te toonen van het uitschrijven een er prijsviaag over het vervaardi gen van bankpapier dat de meest mogelijke waarborgen tegen verval- sching aanbiedt. Een van de radi caalste middelen tegen die vervalsching zou voorzeker het opheilen der bank biljetten zelf zijn en meer dan een heeft zich, toen de kwestie van de valsche munters haar krisis beleefde, werkelijk afgevraagd of het niet in derdaad het beste zou zijn dat middel toe te passen. Hoe afdoend dit mid del nu ook zijn zou, is het toch on mogelijk het aan te wenden. De handel zou er een klap door in hel aangezicht krijgen die hem nog lang zou heup. i. Niet ieder ziet dit mis schien terstond in zoodat een enkel woord ""ir het nut dat ons het 'oank- papiei oplevert mogelijk gewaardeerd zal worden. Een nut dat iedereen terstond in 't oog moet springen is het gemak dat wij van het bankpapier hebbon. "In een klein taschje van de porte feuille kunnen we voor duizende gul dens waarde bergen, maar waar zou het met ons heen moeten, zoo wij dat alles in goud en zilver met ons moesten ronddragen? Wat een last veroorzaken reeds enkele rijksdaalders in de kleine ruimte eener portemon- naie en wat een gewicht heeft reeds een betrekkelijk kleine som gelds Zoo spoedig mogelijk zal ieder, die ze niet terstond behoeft te gebruiken reeds 10 gulden tegen papier aan goud is niet makkelijk meer te ko men, zoeken in te ruilen. Maar ofschoon ook in dit eene opzicht het voordeel van papieren geld reeds groot genoeg is, is het toch niet liet grootste en belangrijkste dat wij er van hebben. Het papier op zichzelf heeft volstrekt geen waarde. Het is -dus reeds duidelijk dat zich ergens het geld moet bevinden waarvan de waarde door het paphr vertegen woordigd wordt en dit is het juist gelijk wij zullen aantoonen waardoor het papier onmisbaar wordt. Het kapitaal, in welke afmeting ook, krijgt dan slechts waarde als er mede gehandeld wordt. Geld in zijn kast te hebben liggen moge een vrek heel aardig vinden, een verstandig „mensch weet dat hij er dan alleen wat aan heeft als hij er wat mede uitvoert en dan het meest als hij er zoo mede werkt dat het toeneemt. Niet iedereen echter is in staat zelf handel te drijven, anderen weer zou den het gaarne doen mits zij het noodige kapitaal hadden. Wat is natuurlijker dan dat die beiden elk ander zoeken te helpen, dat de een zijn kapitaal afstaat of crediet ver leent zooals men het noemt, tegen zekere waarborgen en dat de ander met dat kapitaal gaat werken. Dat crediet verleenen en nemen heeit zich niet beperkt tot personen die on middellijk met elkander in aanraking komen, maar zich tot een grooten kring uitgebreid, zoodat het plaats heeft tusschen personen die elkander in 't geheel niet kennen, met andere woorden er zijn inrichtingen ontstaan van openbaar crediet, bestemd om door hare bemiddeling het verstrek ken van kapitaal zoo gemakkelijk en zoo algemeen mogelijk te maken. Hare taak is het nu de beschikbare kapitalen tot zich te trekken om ze te kunnen verstrekken aan hen die er behoefte aan hebben en bovendien om de gemakkelijke verplaatsing van kapitalen in de hand te werken. Deze inrichtingen zijn o. a. de banken, een woord dat van het Ita- liaansche banco wordt afgeleid, een bank of tafel waarop de betaling geschiedt. Hoe solieder die banken zijn. dat wil zeggen hoe meer waar borgen zij opleveren dat men zijn geld ten allen tijde met goed gevolg kan opeisclien, des te liever brengt men zijn kapitaal daar heen, en juist het feit dat banken meestal groote vereenigingen zijn, die niet zelden door den staat zelf worden gesteund, maakt, dat die verlangde waarborgen daar in grooter getale aanwezig zijn dan bij enkele personen of bankiers De banken ontvangen dus groote sommen gelds die zij op allerlei wijzen .aan de verschillende takken dor nij verheid kunnen dienstbaar maken, waardoor zij ook het belang van hen die er niet direct bij betrokken zijn helpen bevorderen Maar behalve die groote sommen sluimeren er al- lentwege ook kleine kapitaaltjes, die de waarde van 100 gulden zelfs nog lang niet bereiken. Om ook deze aan het algemeen belang dienstbaar te maken, zoowel als om de betaling van verschillende sommen makkelijker te maken, geven nu de banken bank biljetten, dat wil zeggen schuldbrieven voor de betaling waarvan zij ten allen tijde instaan. Daai men ei' nu verzekerd van kan zijn dat de bank aan die belofte van te betalen werkelijk voldoen kan en voldoen zal heeft niemand er bezwaar in die schuldbrieven of dat bankpapier in ontvangst te nemen, niet alleen van de bank zelf, maar ook van iedere persoon die ze hem ter betaling aan biedt. Iedereen weet toch dat niet de persoon die ze aanbiedt aanspra kelijk blijft voor de daarop aange geven waarde, maar de bank zelf, die ze oorspronkelijk heeft uitgegeven. Hierdoor wordt de bank in de ge legenheid gesteld met veel grooter sommen te werken dan zij zonder dat bankpapier ter harer beschikking zou hebben. De duizende kleine som men van 10, van '25, van 100 en meer guldens die anders renteloos in de kast van particuliere personen moesten blijven liggen zijn nu in handen van de bank, die van de vele kleine kapitaaltjes nog verschei dene groote kan maken waarmede heel wat winsten kunnen behaald wor den en heel Tvat personen direct en indirect kunnen worden gebaat. Wij zien dus van wat een groot gewicht het voor een land is, dat er instel lingen zijn die zoo het algemeen ver trouwen bezitten dat zij in staat zijn bankpapier uit te geven, en wat een verlies er voor handel en nijverheid uit zou voortspruiten ais men dat bankpapier wilde afschaffen. Maar niet alleen zouden er groote sommen aan den handel onttrokken worden, ook het betalen en verplaatsen van liet kapitaal zou er machtig onder lijden. Wederzijdsche schulden wor den nu zonder dat het gebruik van geld in klinkende munt noodig is ver effend, gesteld zelfs dat ook de kleinste sommen door allen nuttig werden besteed, het betalen met het geld zelf zou dat geld toch telkens weer buiten den handel moeten brengen, terwijl nu door het overreiken van een schuldbrief van de bank het geld ook op dat oogenblik niet aan den handel behoeft te worden onttrokken. Wij willen dus zeer zeker dat het valsche bankpapier tot de geschiede nis zal gaan behooren, maar zou men dit doel met het opheffen van het bankpapier willen bereiken dan ware de laatste dwaling erger dan de eerste. Er worde een ander, minder schade lijk middel, gezocht.. H. M. <le Koningin-regentes heeft gisteren vooi de tweede maal eene confe rentie gehad met den heer Gleichrnan, I resident van de Tweede Kamer, daartoe des voortniddags 113/» uur door H. M. ten paleize ontvangen. Naar men uit goede bron, uit den Maag, verneemt, staan alle Ministers np één na aan de zijde van den minister Tak, zoodat, indien er sprake van het samen stellen van een nieuw Ministerie mocht zijn, dit stellig aan Tak zou worden op gedragen. Een dergelijk bericht wordt leeds als een gerucht van goed ingelichte zijde verspreid. L.tusschen is dit niet meer dan een gerucht. Het rapport aan de Koningin door den Mimste raad isgeleekenddoor zeven Minis ters. Een, de Minister van Builenland- sclie Zaken, zegt men, zond een afwijkend rapport in als minderheid. Te Amsterdam wordt heden eene vourbeieidende vergadering gehouden in verband met eene beweging, waartoe het initiatief is genomen door den Radicalen Bond, met het doel orn eene Kameront binding te krijgen. De Radicale Bond heeft zich gewend tot de Liberale Unie, het Alg. Ned. Werkliedenverbond, Patri monium en den Roomsch-Kalholieken Volksbond, om gelijke beweging in het leven te roepen. Uit vele steden zijn adressen aan de Koningin gericht met verzoek om de Kamer te ontbinden. De voorjaars-weilreunen te Breda. Deze wediennen te houden op 26 Maart e.k. (2en Paasrhdag) beloven wederom veel succes, o m. reeds af te leiden uit het aantal inschrijvingen, dat grooter is, dan immer te voren, doch vooial door het feil, dat onze sportsman hunne edelste dieren zullen doen Joopen. Voor het con cours van springpaarden en de jachtrit sluiten de inschrijvingen eerst 22 Maart, doch tol heden was het aantal mededin gers teeds zeer talrijk, zoodat ook deze nummershoogstinteressantbeloven te zijn. Indien het hemelwater met zijne tradi- tioneele Maarlsche zegeningen het terrein een weinig wil sparen, dan zullen de wedloopen ongetwijfeld hunnen stijgenden roem wederom handhaven en Breda op dien dag het rendezvous doen zijn van de talrijke Nederlandsche beminnaars der edele sport. Ingelijfd tvegena verzuim. Te Deventer heeft een loteling van de lichting 1894 (eenige zoon) van gegoede ouders verzuimd voor den militieraad te verschijnen en reden van vrijstelling op te geven. Hij werd onmiddellijk ingelijfd. Juap Eden. De Heer Jaap Eden is weer uit Hamar teruggekeerd. Hij zal zich voorloopig te Arnhem vestigen. Er bestaat alle kans, dat hij naar Christiania terugkeert en daar een depót opent van rijwielen. 7) >Ik moet bekennen, Gualbus, gij hebt meer moed dan ik, ik zou bijna wen- schen dat zij van nacht weerkwamrn en zich ook eens aan de andere zjjde van de gevangenis vertoonden, dan kuDt ge hen ook eens zien. Gij zult het immers wel voor u houden wat ik u heb mede gedeeld?" «Bij Jupiter I Nillas, meen niet dat ik het iemand vertellen zal. Vale Den volgenden nacht bevonden Ber- thold, Adgil en Gualbus zich weder op de bepaalde plaats, Adgil beukte met een ontzaglijke bijl op den sterkeu ker kermuur. Plotseling hield hij echter op en met het oor tegen den muur geleund luisterde hij oplettend. Hij had zich niet bedrogen, want bij hoorde inderdaad een stem. »\Vie zijt ge toch, die in het nachte lijk uur zulk een somber geluid doet hooren? Nauwelijks had de slaap mijne afgematte leden ter neder gestrekt, of dat eiken nacht steeds sterker wordende gedruisch deed mij wederom ontwaken. Zeg, zjjt gij een mensch of geest, die er behagen in schept mjj te kwellen »Ik ben een mensch, edele vrouw! „Indien ge een mensch zijt, heb dan medelijden met eene ongelukkige en verwijder u." «Niet voor ik u verlost heb, onge lukkige." «Welke woorden spreekt gij, mij ver- lossan 7 Ha, zoo luidt niat de taal van hem, die mij mjjn dagelijksch voedsel brengt; 't zijn woorden van iemand, die een medelijdend hart bezit; 't zijn heuiel- toonen, in strijd met deze nare duister nis zoo klonk ook de stem van Arminius, mijn dierbaren vriend. Ja nu begryp ik uw doel gij zijt een edele Romein, die met mijne ellende medelij den hebt gekregen en mij van mijn lyden komt verlossen. O, gij zijt een edel mensch, ja, breng mij den dood." «Neen, neen, ik breng u het leven en de vrjjheid; ik ben Adgil." „Adgil? die naam hoorde ik nooit." «Maar Berthold, edele Thusnelda, kent gij dien dan f" «Zou ik Berthold niet kenneD, den edelen vriend van Arminius. Maar hoe kent gij hem «Omdat hij mijn vriend is en u ver wacht." «Ach, ik bid u. scherts niet met mij. Gij spreekt geen wasrheid, gij kunt geen waarheid spreken reeds lang heb ik alle hoop op vrijheid opgegeven. OI 't is niet mogelijk wat ge zegt. Ik herhaal het, gij spreekt onwaarheid, is het niet zoo?" «Ik zweer u, dat ik waarheid spreek, gij zult bevrijd worden." «Is het mogelijk? O, de goden zij ge dankt En Adgil vervolgde zijn arbeid Einde lijk, toen hij dacht dat de opening groot genoeg was, hield hij weder op. «Zie zoo," zeide hij, «nu zal 't wel gaan." En Thusnelda stond van haar ellendig leger op en voelde terstond lsngs den muur. «Ik merk wel aan de versche lucht, die naar binnen stroomt dat er eene opening is, maar ik weet niet op welke hoogte; wacht ik moet lager, ha! daar ben ik er." «Kunt gij er door?" «Jawel, ik ben er reeds." En met warmte drukte zij Adgil de hand. «Volg mij dan, doch voorzichtig, strui kel niet over de steenen." «Ik merk dat ik zeer zwak geworden ben." »Nog een paar schreden," en bijna tegelijk reikte Berthold haar de hand en tilde haar in de hoogte. «Ik dank u, Berthold, mijn vriend, u beiden zal ik nimmer vergelen; maar wie komt daar?.... bij de goden een Romein." «Wees gerust, edele Thusnelda, het is Gualbus, die ons behulpzaam is geweest." „Hem herinner ik mij nog." «Wees gegroet, edele vrouwe 1" sprak de aangekomene, «zoo zijt ge dan einde lijk vrij. En nu, mijne vrienden, moet gij u haasten, reeds in de vroegte zal men de vlucht ontdekken en u vervol gen. De goden vergezellen u op uwen tocht en doen u veilig buiten de stad komen; spoedig hoop ik weder naar Muttium gezonden te worden. Vaarwel I" en zich omkeerende verliet hij hen haastig. «Laten wij u geleiden, edele Thusnelda ik geloof dat gij zwak zijt." «Inderdaad, Berthold ge hebt gelyk," sprak Thusnelda en hield hare vrienden vast. Haastig gingen zij over de woeste plaats onder eenige boomen door; de Rhenus stroomde voor hunne voeten. Aan elke zijde der rivier verhief zich een rij gebouwen. Alleen de groote plaats achter de gevangenis gaf tot de rivier toegang; de golvsn sloegen tegen een boot, die door een touw aan den oever bevestigd was. «Vinden wij geen beletsel op oüzen weg? Is de Rhenus nergens afge sloten?" „De eenige afgesloten plaats waarmede wij te maken hebben bereiken wij bionen tien minuten!" „En hoe moeten wij daar door?" „Indien de list, die wij bedacht heb ben, ons niet gelukt, dan moeten wij geweld gebruiken, zie eens, Adgil of daar bij u de kleedereD liggen, die Gualbus in de boot zou leggen. „Hier zijn ze, zullen wij ze reeds aan doen „Dat zou goed zijn, men kan ons van verre reeds zien. Mag ik u verzoeken, edele Thusnelda, dit kleed over het uwe te doen." «Waartoe dat?" «Wij moeten den schildwacht schrik aanjagen." Eenige oogenblikken later gleed een boot met drie witte gedaanten schielijk ov'-r den Rhenus. Een eind verder wa ren aan beide oevers der rivier, die hier nog slechts weinig breedte had, twee

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 1