NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT en GELDERLAND ARMINIUS. No. 24. Zaterdag 24 Maart 18D4. Drie-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG Paschen. BINNENLAND. Feuilleton. AMERSFOORT!! COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden 1.Franco per post door het eebeele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Croote letters en vignetten naar plaatsruimte. Zij die zielt met 1 April op onto bind abonneeren, ontvangen de tot dien datum nog verschijnende nummers gratis. Laudatores temporis acti, menschen die met het verledene dvveepen zijn er altijd geweest en zullen er wel altijd neen, laten wij maar niet voorspellen, wij hebben al genoeg aan de weerprofeten, het is reeds voldoende te zeggenen zijn er nos. Vreemd is dit verschijnsel volstrekte,, niet. Gewoonlijk reeds eenigszins op leeftijd, hebben die verheerlijkers van den ouden tijd een veel grooter aan deel gehad in het vormen van dien vervlogen, dan zij het hebben in het vormen van den tegenwoordigen tijd. Zij kennen dus het verledene beter, het is meer hun geestelijk eigendom. Met het prijzen van wat voorbij is gaat in den regel en dit staat den jongeren minder aan, een laken van, hetgeen is, gepaard. Zoo treft men nog al eens ouderen van dagen aan, die er deze gelegenheid te baat nemen om het hoofd te schudden over de vroeg rijpe tegenwoordige jeugd. «Waar die kinderen tegenwoordig al niet over meepraten en met sprook jes hoef je in 't geheel niet bij hen aan te komen." »»Dat kan niet, grootmoe, dieren kunnen immers niet praten. Hi, hi, kaboutermannetjes, monsieur zegt die hebben nooit be staan."" «Romans?! ik zou er vroe ger niet mee in huis hebben durven komen en nu, je vindt ze bij stapels bij jongens en meisjes." Ofschoon wij maar zoo onbeleefd zullen zijn het «relaas" dier oudjes niet ten einde toe aan te hooren daar wij wel weten wat er ongeveer nog komen moet, kunnen wij hun toch niet geheel en al ongelijk geven, vooral niet waar zij het zouden hebben over de oor zaken en de gevolgen dier vroegrijp heid. Het populariseeren der wetenschap, het toegankelijk maken van de uit komsten van geleerde onderzoekingen, ook voor minder geleerden, moge zijn voordeel hebben, er zijn ook groote nadeelen aan verbonden. Wat bij den geleerde de vrucht is van langdurige en moeielijke studies, van herhaald wikken en wegen, wat hij nog hui verend voortbrengt omdat hij zich bewust is dat er nog wel het een en ander tegen zou te zeggen zijn, wordt door het volk terstond zonder onderzoek voor orakeltaal opgenomen. De menigte bekommert zich niet om de wordingsgeschiedenis, om de be wijzen van des geleerden uitspraak. A of B zegt het, of welik heb het gelezen, is bij hen reeds voldoende om wat dan ook waar te maken. Hoe velen zijn er niet, om nu tot ons onderwerp over te gaan, voor wie het heerlijke feit dat wij morgen wederom hopen te herdenken, alle waarde verloren heeft, niet uit over tuiging, niet omdat zij er rijp over hebben nagedacht, maar omdat het eenigszins mode geworden is onge- loovig te zijn, omdat men tegenwoor dig de schouders op moet halen over die ongeloovige zielen die «al die fa beltjes" nog aannemen. Wij geloo- ven gaarne dat er velen zijn die hun geheele leven er aan gegeven hebben de waarheden van het Christendom te onderzoeken zonder dat zij ze als waarheden hebben leeren kennen, maar is het niet onverantwoordelijk nu terstond den uitslag van hun on derzoek aan de groote klok te han gen, ook aan anderen hun geloof te ontnemen zonder dat deze weten waarom, zonder hun die geestelijke kracht te kunnen instorten die die ijverige onderzoekers zelf toch nog gehouden hebben, omdat zij hun ze delijke wetten op een anderen grond slag meenden te kunnen opbouwen? Er is geen God staat voor de menigte gelijk meter is geen wet, zooals de geschiedenis onzer dagen maar al te duidelijk laat zien. En ware de stel ling er is geen God, onomstootelijk bewezen, wij zouden ons voor de waarheid moeten buigen, wij zouden moeten zien hoe wij het dan moes ten redden, maar dat is God zij dank het geval niet. Integendeel, niette genstaande alle ongeloof zijn er ook weer verblijdende teekenen waarge nomen van een terug willen keeren tot den godsdienst. Men wil de mid delen tot het opheffen der sociale noo- den weer gaan zoeken waar zij te vinden zijnbij het Christendom. Maar als dat zoo is dan wacht het Christendom een schoone maar moeielijke taak. «Het is vreemd, zegt Laurillard ergens, dat men zeggen wil dat het Christendom versleten is, daar het nog zoo weinig is gebruikt." Dat is een aardige woordspeling, maar daarom niet minder waar. Er wordt tegen het Christendom geschreeuwd door lieden die het niet kennen of er tenminste nooit naar geleefd heb ben. Ten deele echter dragen de Christenen zelf de schuld daarvan. Een huis dat tegen zich zelf verdeeld kan niet blijven bestaan en wie zal de partijen opnoemen waarin het Christendom verdeeld is. Hoe willen zijn aanhangers indruk maken op onbekenden waar zij elkander ver ketteren en waar het bij ontelbaren zoo voorgangers als volgers heeten moet doet naar mijn woorden maar niet naar mijn werkenWat een schoone gelegenheid om aan al het verkeerde dat er in het Christendom is ingeslopen te denken, ons ieder voor zich een hernieuwing voor te nemen die een hernieuwing en ver betering der menschheid en dien tengevolge der menschelijke toestan den tengevolge hebben zal biedt het Paaschfeest niet aan. Wij hopen morgen de verrijzenis van Christus te vieren, het feit waar door hij de hoop die tijdgenooten en nakomelingen op hem gevestigd had den en nog vestigen voorzoover het aan hem lag verwezenlijkt heeft: Het hangt nu maar van zijne volgelingen af of zij die hoop ook voor zich ver wezenlijkt zullen zien of er werkelijk betere tijden voor de menschheid zullen aanbreken. Verblijdend zijn zeker de teekenen waarop wij al hebben gewezen, die ook voor het doode ongeloof een verrijzenis voor spellen, een terugkeeren tot God, maar niet minder verblijdend moet ieder teeken zijn dat op een herleven der vertoonde eendracht onder de Chris tenen wijst. Het godsdienstcongres te Chicago gehouden mag als een heel klein begin worden aangezien, maar een begin waarvan nog niet veel vruchten te plukken zijn. Men heeft daar veel te veel willen doen en kon daardoor natuurlijk niets doen. Voor de beschaafde wereld is het niet de eerste taak om Christendom met Budhisme, Mahomedanisme etc. te verzoenen maar om het met el kander eens te worden. Moge daar toe het aanstaande Paaschfeest bij ieder de begeerte opwekken, moge ieder het zijne gaan doen om dat doel, het herleven der eendracht, te bereiken, dan zal de Christenheid weldra in staat zijn een verrijzenis te vieren zooals het er in langen tijd geen gekend heeft en dan zal tevens de weg gebaand zijn tot een veel grootere uitbreiding van het Christen om tot de overwinning van het nog heerschend ongeloof zoowel binnen als buiten het gebied waar de verrezen Christus wordt beleden. Arbeidswetgeving. Uit 's-Gravenhage meldl inen Namens de Commissie voor de na tionale ai beidswetgeving lijn door den directeur der Nederlandsche iMaatschappij ter bevordering van Nijverheid, Mr. J Heemskerk Az. verslagen uitgebracht: to. over iiet ontwerp van wet tot bevei liging van personen, die in fabrieken en werkplaatsen arbeiden, en 2o. over het ontwerp van wet, regelende het toezicht en gebruik van stoomtoestellen. Namens de commissie tot ondeizoek naar de vakopleiding der aanilaande am bachtslieden, werd door den voorzitter verslag uitgebracht, waarvan de conclusie strekt tot het houden van een congres vanwege de Maatschappij tot meer uit- voeiige behandeling van dit belangrijk onderwerp. Vermakelijk Door de nasporingen van dea burge meester van Edani kwam dezer dagen het volgende feit aan het licht: Te Volendam binnen die gemeente woont zekere C. K., beter bekand onder den naam van den «pofferbakker." Gelyk meest all* Volendammers heeft hij een bijnaam, en daar hij onder dien naam beter bekend is, zullen wij maar voortgaan hem daarmede aar, te duiden. De apolTerbakker" dan z it (voor eenigen tjjd) in geldelijke verlegenheid. Hoe nu aan contanten te komen? Hij bedacht het volgende Zijne dochter stuurde hij naar den vrachtschipper van Volendam op Ed m, en vertelde dezen hoogst eenvoudigen man, dat de heer pastoor gezegd had, dat hij ƒ150 moest hebben. Kwam dat geld riiet, dan zou de moeder van den vrachtschipper stervenzij vertelde e'- zelfs ook bij, dat hij er volstrekt niet met den heer pastoor over spreken mocht, want zeide zij »dan wordt jou het hoofd afgeslagen I" Onze vrachtschipper wist in Edam geld te leenanhij bracht het den «pofferbak- ker," die het binnenpalmde. Een poosje later stuurt de «pofferbak- ker" zijne dochter weder naar denzelfden vrachtschipper, met de boodschap: „dat de heer pastoor te Volendam nu/200 moest hebben; komt het geld niet, dan moet mijn broer een vissers knecht in zee van boord vallen en verdrinken. Maar komen de ƒ200 wèl, dan zal de heer pastoor missen lezen, en behoeft Dirk niet te verdrinken." En weder wist onze eenvoudige man ƒ200 machtig te worden (nu van een fabrikant uit Deventer, waar hij heen reisde), en weder borg onze apolTerbak ker" de gelden in eigen buidel. Van een ander te Volendam wist hij luier 40 los te krijgen, en misschien 4 9) Het hoofd van Flavius rimpelde zich •n op ontevreden toon zeide hijnik meende, edele Armioius, dat gij wel eens gezegd hebt dat ik moedig ben." «Dat zeg ik nu nog, Flavius maar waar toe dat?" «Omdat gij zegt, dat alleen Sigebert in staat is om Muttium te besturen." «Moedig zijt ge, Flavius, maar uwe jeugd beeft u nog niet die ondervinding gegeven die Sigebert bezit; ik heb reeds bemerkt, dat ge niet opgeruimd zijt, zeg, ia er iets voorgevallen?" «Mag ik u eene vraag doen, edale Arminius," vroeg Sigebert. «Zou het goed geweest zijn, indien wij den Romein gedood hadden?" «Bij de goden, dat zou een onverstan dige handelswijze geweest zijn." «Ziet ge wel Flavius P" «Indien ik sla, dan weet ik ook wien ik sla, en dan heeft Sigebert niet het recht mjj tegen te houden. De Romein hoonde mij vreeselijk; ik begeerde dat Sigebert hem zijn zwaard zou geven op dat wij te zamen zouden strijden en dat werd mij geweigerd." «Gij hebt u als altijd te veel door uw drift laten beheerschen," sprak Arminius vermanend «Sigebert heeft goed gehan deld, want gij hadt ongelijk. Geloof mij Flavius, gij moet u leeren beheerschen en den raad van anderen opvolgen." En Flavius zag strak voor zich, maar antwoordde niet. Doch van binnen bruischte en kookte zijn gemoed en in stilte zwoer hij een duren eed, dat hij tich zou wreken over den ondervonden hoon. DE HEREENIGIN» Den volgenden morgen verleiten twee honderd Cheruskiers gewapend m*t zwaard en boog en sommigen met bijlen, de Westpoort van Muttium. Aan hun hoofd bevond zich Arminius, geen uiter lijke teekenen onderscheidden hem van de anderen; hetzelfde eenvoudige gawaad dat allen droegen, dekte ook zijn leden. Slechts aaD zijn forsche gestalte herken der, hem zijn krijgslieden en in den slag behoefde niemand h«m te zoeken, want hij was steeds vooraan op de plaats, waar de strjjd het heetst was. Ook Flavius bevond zich bij hem; aller gelaat leekende vreugde, doch hjj bleef somber. Nauwelijks waren zij twee mijlen van Muttium verwijderd, of zij sloegen links af om een zijtak van den Visurgus te bereiken, dien zij op die hoogte wilden overgaan. Weldra hadden zij een bosch van weinig uitgebreidheid bereikt waar langs de rivier stroomde. «Staat man nen!" gebood Arminius; «begeeft u allen in het bosch, gij die van bijlen voorzien zijt, begint de boomen om te houwen en gij anderen neemt de van bladeren ont dane stammen op en brengt die in de rivier voor u; wij zullen aldus spoedig een vlot gereed hebbeu dat ons naar de overzijde voeren zal, wij moeten spoed maken." Terstond gingen de gelederen uit el kander en alle begaven zich met ijver aan den arbeid. Met kracht vielen de bijlen tegen de zware stammen der boo men, die met ontzettend gekraak neder- storten, anderen namen ze op en wierpen ze in den stroom. Alzoo was er spoe dig een vlot vervaardigd, groot genoeg om allen over te voeren. Reeds hadden eenigen den oever verlaten, toen iemand riep: «Bjj de goden daar zijn de Romeiaen." «Waar? waar?" «Daar gind,, doch slechts drie, ziet gjj hen niet?" «Ja! ja! inderdaad, daar gaan zij!" «Mij dunkt, zij moeten ons toch zien en zij vluchten niet I" «Onverklaarbaar «Moeten wjj hen niet vervolgen?" „Ja," zei Arminius tot eenigen, „ga en neemt hen gevangen." Terstond begaven zich eenigen tot de Romeinen doch deze vluchten niet. Wel dra waren zij elkander geraderd. «In naam van den edelen Armininius nemen wij u gevangen!" «Het is wel, geleid ons tot hem." De verbaasde Cherusken namen hen in hun midden en keerden tot de hun nen terug. Reeds van verre trad Armi nius hen te gemoet en toen deze hun op weinig schreden genaderd was, zei een der Romeinen, «Edele Arminius, gij ziet voor u de edele Thusnelda, Adgil en Berthold, wij zijn uw gevan genen." Verrast zagen allen hem aan. Arminius bracht de hand aan zijn voorhoofd, «Bij de onsterfelijke goden!" zoo sprak hij, «gij spreekt de waarheid! O Thusnelda' mjjne geliefde, kom aan mijn hart." En zwijgend zonk zij in de armen van haren beminden echtgenoot; om hen heen was alles stil, doodstil, niemand waagde het die te verbreken. Eindelijk hernam Ar minius. «En gij, Berthold en Adgil, mijne vrienden, ontvangt mijnen vurigen dank! o zeg I waarmede kan ik goed maken wat gij beiden voor mij gedaan hebt." «Wij deden slechts onzen plicht, veld heer I niets meer." «Heil Berthold en Adgil, onze heldenI" riepen eenigen en allen stemden met dien wensch in. «Heil Arminius, onze veldheer." „Heil de edele Thusnelda 1" «Heil Arminius, onze koning en Thu snelda onze koningin «Ja onz* koning en onze koningin!" SJGMAR EN ONAR. Het was in het midden van het jaar 9 na Chr. dat twee mannen, als Cheru*- kiers gekleed de pooit van Muttium bin nentraden. Zij liepen recht uit tot zij voor een wit gebouw stil hielden, voor welks deur een schildwacht op en neder liep. «Gij herkent ons zeker Gualbus?" vroeg een hunner. «Natuurlijk, Hebt ge merkwaardig nieuws

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 1