gen buiten de gebouwen der poeri, en bestond uit twee gadeelten, een hooger gelegen, dat wa9 omgeven door een muur, ongeveer ter manshoogte, en daarom de sbenting" genoemd. Daarom heen lag in een halven cirkel uitgespreid bet kamp, dat tot dicht bij de muren van het paleis kwam. De generaals met hun adjudanten en staf logeerden echter in de kamers van de poeri. In een afzonderlijk, tot de poeri behoorend gebouw werden door de hoofd-officieren de maaltijden gebruikt. Tevens werden, wijl het 6e bataljon door het vertrek der kolonne Bijleveidt, met twee compagniën was verminderd, de 3e compagnie van het bjj Matararn gebivakkeerde 7e bat. onder kapitein Fuhrrop en twee secties (volgens andere twee stukken) veldgeschut naar Tjakra Negara ontboden. Zaterdagavond, op den gewonen tijd, gingen de hoofdofficieren als altyd het avondeten in de poeri gebruiken. JDe aanval op liet Hoofdkwartier. Zaterdag, tegen middernacht, zoo meldt dezelfde correspondent lag het geheele bivak in rust," met het hoofd kwartier in tenten op het verhoogde bivak (benting) toen op eene in de aangren zende poeri een rumoer uitbrak alsof de hel was losgebroken. Terwijl duivelsch geschreeuw en gekrijsch en heftig slaan op de tong-tong de daar blijkbaar verza melde menigte aanvuurde tot razernij, barstte tegelijkertijd een oorverdoovend vuur los bovenop en door de schietgaten in de muren. Een kogelregen viel neer op het flage) bivak en maakte terstond vele dooden en gekwetsten. Tegelijkertijd werden alle paarden, die gemakkelijk waren te treffen, doodgeschoten. Dit alles, onverwacht, in het nachtelijk duister, zonder dat eenige tegenaanval tegen de vernietiging van achter hooge muren mogelijk was, zou den stoutmoedige heb ben doen sidderen. Niettemin gedroeg het mag le midden onzer smart met trots worden gezegd de geheele troep zich met mannenmoed. Onder de orders van de uit de benting snel toegeschoten officieren, werd zooveel mogelijk het vuur naar boven de muren teruggegeven, de gekwetsten werden acliteruitgebracht en verzorgd, kortom in de steeds voortgaande vernieling toonde men zich als mannen het dapperste leger ter wereld waardig. Niettemin werd de toestand, vooral in het lage bivak, onhoudbaar. Steeds vielen meer dooden en gekwetsten, de amminulie begon le ontbreken, eten en drinken was er in het geheel niet meer. Te vier uur 's nachts werd daarom be sloten, alle dooden en gekwetsten ovei- tebrengen naar het verhoogde bivak en zich daarin samen te trekken. Daar was men tijdelijk wat veiliger. In de Poeri hoorde men nu grootere gaten in de muren hakken om het bivak, dat slechts was omgeven door een muur on geveer ter hoogte van een mans borst, des te heftiger te kunnen beschieten. In den vroegen morgen bleek de toestand ook hier onhoudbaar. Te 6 uur waren 16 dooden en 87 gekwetsten, op onge veer 250 man. Na raadpleging met zijn 2den bevelhebber besloot Generaal Vet ter, dat men moest zien weg te komen naar Matararn, vanwaar eveneens een hevig vuur werd gehoord. Eerst is Generaal Vetter vertrokken met een 70 man, later Generaal Van Ham met een kleine 60. Men vermoedt, dal de beide bevelhebbers aldus zijn overeenge komen, om des te meer kans tehoudeo, dat slechts één van hen sneuvelde en de ander zou overblijven voor hel commando. De dooden werden in het verhoogde bivak begraven in een grooten kuil, waarbij, onder het vuur van den vijand, en men begrijpt met welke diepe ontroering, onze brave predikant Rogge nog een toespraak hield. De afdeeling-Vetter was vertrokken in den loop van den morgen generaal Van Ham, met Ds. Rogge en de 3de sectie van de 4de compagnie 6de bataljon ver- punt van zijn degen raakte den kanten jabot van Contarini. Toen deze het staal op de huid voelde, trok hij snel zijn degen en viel zijn tegen stander dapper aan. De partij stond twij felachtig en Pasquale begon reeds terrein te verliezen. De onbekende had een lang rapier met een zwart gevest, dat hij met eene bewonderenswaardige gemakkelijk heid hanteerde, hij wachtte slechts eeoe gunstige gelegenheid om het Contarini door het lijf te steken. Deze, gedwongen om teruggaande te strijden, werd door het afweeren vermoeid. Tiberio Fanfei- luizzi wilde echter niet, dal zijn vriend zou gedood worden. Hij haalde een gedamas- ceerd speelwerktuig te voorschijn en deed snelle uitvallen op den onbekende. Capitan zag het van verre aan. Capitan trok aan zijn knevel. Cipitan stampte met den voet en trok ten halve zijn ge ducht zwaard maar met dat alles bleef Capitan voorzichtig op een afstand. Op het oogenblik, dat de onbekende door zijn twee tegenstanders gedwongen werd op zijde te springen om weder in de gevechtstelling te komen, had Capitan werkelijk lust om zich in de zaak te men gen, maar hij zag spoedig, dat de onbe kende, ondanks den aanval van Fanfer- luizzi, den stryd tamelijk goed volhield; vervolgens veranderde hij spoedig van trokken in den middag. Van een gere geld marcheeren kon geen sprake zijn; met zoo groot mogelijke snelheid moest ieder onder een steeds oorverdoovend vuur maar zien voort te komen. Naar ik met zekerheid verneem, is de weg van Tjakra Negara naar Matararn bijna over de geheele lengte aan de weeiszijden omzoomd door een hoogen muur en had den de beschietingen van den vijand plaats, gedeeltelijk door gaten in deze muren, gedeeltelijk op door dwarswegen veroor zaakte open vakken. Of de onzen daar nog gelegenheid hebben gehad tot terugvuren, weet ik niet, maar ik betwijfel het, wan neer men bedenkt, welk een klein troepje zich daar moest redden, de gekwetsten nog met zich voerende en zonder het minste of geringste uitzicht op verster king. Het best moeten er nog zijn afge komen zij, die voortslopen in gebukte houding vlak langs de muren, zooals o. a. veel bedienden deden. Het siieoveleu van generaal Van Ham. Het verhoogde bivak (benting) verliet inen door een nauwen uitgang, aan welks buitenzijde men over een kort traject onmiddelijk aan het vijandelijk vuur schijnt te zijn blootgesteld geweest Met groote kalmte verliet generaal van Ham te midden van het oorverdoovend schie ten den nauwen uitgang. Nauwelijks 20 meters ver geloopen hebbende, kreeg hij een schot in de linkerarm, in de borst en een ander in den buik. Tot zijn jongen, die hem vergezelde en eergisteren behou den bij de familie van Ham is terugge komen, zeide hjj„akoe soeda kena peller' en werd terstond door den sergeant der artillerie Visser, stamboeknummer 24759, schoon zelf gewond, weer binnen de ben ting gebracht. Daar werd hij, met behulp van den nog binnen zijnden ds. Rogge, genoemden sergeant en zijn jongen, zoo veel mogelijk verbonden, door een doek vast om den buik te winden, terwijl ds. Rogge den hoornblazer om den dokter liet blazen; deze was echter reeds weg. Zooals reeds gezegd, een geregeld aftrek ken was niet mogelijk, en ieder zag maar zoo goed mogelijk hoe hij er door kwam. Generaal van Ham werd in een landoe gelegd en nu ging het opoieuw op weg, ditmaal in gezelschap van ds. Rogge. Weldra kon men de tandoe niet meer dragen; de weg was bezaaid met lijken, hooren en zien verging van het schieten, de dragers waren uitgeput. De generaal beproefde toen te loopen, maar dat ging niet, waarop hij tegen een boom ging staan, zeggende „laat mij maar aan mijn lot over." Ds. Rogge was toen in het gedrang van hem verwijderd geraakt. Bij den boom zeeg de generaal neder, maar werd door den kwartiermeester Pourchez eere zulk een dappere I weer opge richt, en, geholpen door twee brave fuse liers, met levensgevaar verder gebracht tot in een Dewatempel bij Matararn, waarin ook het overgebleven deel van het 7e bataljon was teruggetrokken en waar alle vluchtelingen van Tjakra Negrra een schuilplaats kwamen zoeken. Velen waren deze niet, helaas I Van de sectie van 53 man, waarmede generaal Van Ham en Ds. Rogge het bivak te Tjakra Negara verlieten, kwamen slechts acht man min of meer behouden in dien tempel aan I Ds. Rogge zelf, door het hevige vuren op den weg bijna niet voort kunnende of durvende, is door een militair half gedragen, half gesleept tot in den tempel, waar hij uitgeput nederviel. De luitenant-adjudant Kotting ik weet niet zeker of deze met de sectie-Vetter of de sectie-Van Ham wegging, maar vermoed het eerste, wijl hij adjudant was van den eersten bevelhebber is gewond neergevallen en riep om hulp, maar deze schijnt aan den zwaar ge bouwden man niet te kunnen zijn ver strekt, althans hij is niet mee terugge komen. Spoedig na aankomst in den Dewa tempel bij Matararn blies generaal van Ham, na een korten doodstrijd, den meening en begon uit alle macht te schreeuwen. Mijne heeren, ik verzoek u mijne verklaring aan te hooren. Capitan zal nooit die schandelijke daad begaan om als derde tegen een efikelen tegenstander te strijden." Evenwel kon de onkekende, ondanks zijne kracht en behendigheid, niet lang meer zulk een ongelijken strijd volhouden hij week op zijne beurt terug en stond tegen den muur geleund toen de deur van Lucrezia Mammone eensklaps geopend werd. Er trad een jongmensch naar buiten wiens blonde lokken in lange krul len op zijn fluweelen buis nedervielen. Aan de deur zeide eene zachte stem »Vaarwel,mijnAngelo,wij vinden elkander van avond in het paleis van den graaf Vitelli terug." De deur werd weder gesloten. Angelo was de schooue jongeling, dien wij vroeger den sleutel hebben zien oprapen en die vervolgens binnenging bij Mammone. Hij zag dadelijk den verwoeden strijd. Eene edele verontwaardiging deed hem het bloed naar het hoofd stijgen. Zonder iets te zeggen, trok hij zijn degen en nam den schitterenden Tiberio Fanferluizzi tot tegenpartij, wiens fluweelen lissen en fraaie kanten tamelijk sleaht bij dezen nieuwen aanval voeren. laatsten adem uit. Pastoor Vogel, de generaal was katholiek mede al daar gevlucht, heeft hem nog stervende bediend. Van personen, die den doode hebben gezien, weet ik, dat hij daar nederlag met een kalme, vreedzame uit drukking op het gelaat treffend beeld van den eeuwigen vrede na zulk een gruwzaam moordtooneel I Het bivak van bet 7e bataljon. •Ir. Matararn was de toestand nog slechter" seinde generaal Vetter in het bekende zoek geraakte telegram, en dat deze woorden niet overdreven waren, blijkt uit het verhaal van een der officie ren van het 7e bataljon. Zaterdagavond over halftwaalf hoorden wij een hevig geweei vuur te Tjakra Negara, en bemerkten al spoedig, dat het halve 6e bataljon te Tjakra Negara met de Baliërs slaags was geweest. Het geweer vuur hield bijna onophoudelijk aan af gewisseld door granaatkartetsen van de veld- en bergbatterij. Toen wij Zondagmorgen om half zes de 4e compagnie wilden uitzenden, om de generaals en de troepen naai Matararn te halen, want we begrepen, dat wel teruggetrokken zou moeten worden, wer den we door een hagelbqi van kogels ontvangen. Dit vreeselijke vuur duuide aanhoudend voort tot in den namiddag. Des morgens om haifzes hadden wij reeds 16 dooden en 85 gewonden, en dat aantal vermeerderde steeds, zoodal een terugtocht uit het bivak het eenige was, wat ons kon redden van geheele vernie tiging. Bij den eersten aanval werd de le lui tenant Dooremans reeds gewond in den linkerbovenarm door een kogel, welke in de borst drong. Er werd dapper gevochten en zoo kalm mogelijk gevuurd. De bijzonderheden van het sneuvelen aldaar van luit. J. W. Abeleven, getuigen hiervan. Hij stond te 9 uur met zijne manschappen te schieten achter een lage borstwering; de manschappen geknield, hij voor een oogenblik opgericht. Juist vroeg hij zijn achter hem zittenden jongen om wattr, toen hij een kogel in den mond kreeg. Vallende, werd hij opgenomen door een sergeant en zijn jongen, waarbij de sergeant een kogel in de kin kreeg, die verder in de zijde drong van den reeds doodelijk gekwetsten Abeleven. Bij den dokter gebracht, was hij reeds over leden. Toen maakten de verliezen den toe stand onhoudbaar, en dus trokken wij zoo schrijft een der ooggetuigen, zooveel mogelijk de gewonden meevoe rende, in een wilde vlucht naar den 350 M. van het bivak gelegen Dewa tempel terug. Bjj dit terugtrekken werd de 2e luit. Aussems door een kogel ge wond in het been onder de knie. Omstreeks 5 uur werd door ons aan houdend het signaal »6e bataljon links uit de flank" gegeven, om het van Tjakra terugtrekkende bat. opmerkzaam te ma ken, dat wij uit het bivak getrokken waren. Dit signaal werd begrepen en eenigen tijd daarna kwamen verschillende sectiën vluchtende ons bivak binnen. Ook kwamen daar de le luit. der veldartillerie Boerma, die door beide beenen geschoten was, en daarna de 2e luit.-kwartiermeester Pourchez met den gewonden generaal Van Ham en den gewonden luitenant Hardie, zoomede eenige infanterie en artillerie. Des avonds te zeven uur overleed de generaal. In den Dewatempel schijnt men zich den vijand min of meer van het lijf te hebben kunnen houden, althans Maandag 's morgens vroeg vond men gelegenheid om in een grooten kuil achter dien tem pel in alle stilte de dooden te begraven. Generaal van Ham rust daar in één graf met vele om hem gesneuvelde dapperen. Enkelen zijn afzonderlijk begraven door hunne bedienden of kameraden. De kolonue-Byieveldt. Hit de telegrammen is het lot dezer kolonne in hoofdzaak bekend. De nu ont vangen berichten geven echter op één punt twee lezingen. Volgens den een zou overste Bijleveidt, omdat de hem gestelde Het aanzien van het gevecht veran derde weldra. De onbekende, van een tegenstander bevrijd, hernam weldra zijn voordeel en de jonge blonde man gaf aan het kleinood van Tiberio Fanfer luizzi zooveel te doen, dal deze edelman er al de regelen der schermkunst door vergat en domheden beging, die hem in al de schermzalen van Italië de roeden zouden gekost hebben. Pasquale en Tiberio hielden nog een oogenblik vol, vervolgens, ziende dat het voordeel niet bepaald aan hun kant was, namen zij de vlucht, eenige droppels bloed op het plein achterlatende. De geduchte Capitan was sedert lang verdwenen. Toen het gevecht geëindigd was, keerde zich de onbekende tot den jongen man en bedankte hem hartelijk voor zijn bijstand. »Dat beteekent niets, mijnheer," ant woordde Angelo zijn degen weder in de scheede stekende, »ik reken op u voor een volgenden keer." Hij groette even bevallig als zijn geheele persoon was en verwijderde zich, voordat de onbekende er aan gedacht had hem zjjn naam te vragen. (Wordt vervolgd.) verblijftijd verstreken was, des Zondags uit eigen bewe. ing zijn teruggemarche'rd volgens een andere trok hij terug, wijl een Sasak hem met het bericht van het te Tjakra Negara voorgevallene, een be vel bracht om op Matararn terug te trek ken. Deze laatste lezing komt ons minder waarschijnlijk voor, daar moeielijk is aan te (nemen, dat de Sasaksche bode reeds Zondagochtend te Soekarara was. Dien ochtend toch werd deze plaats door de kolonne-Bijleveldt verlaten en zonder eenig vuur te ondervinden, marcheerde de kolonne door het verbrande Kediri. Achter Kediri legt de kali Babak deze trok men door, en kwam toen aan de overzijde van den stroom tusschen twee muren. Daar begon de aanval. Steenen, lansen, kogels, sloegen als een regen neer. Overste Bijleveidt kreeg het eerste schot, dat door den arm in de borst doordrong, luitenant Musquetier kieeg het tweede, ook doodelijk, in de borst. Een oogen blik later werd kapitein 's Graeuwen ge wond. De verwoesting onder de manschap pen en den trein was verschrikkelijk. Toch slaagde men er nog in alle gewon den mede te nemen. Onder onophoude lijk schieten door den vijand, wiens vuur natuurlijk niet onbeantwoord bleef, be reikte men het Dewahuis bij Matararn. Daar zaten den ganschen nacht van Zondag op Maandag de overblijvenden van het 7e, van de 2 compagnieën van het 6e, van de veldartillerie en van de later aangekomen kolonne-Bijleveldt, met hunne talrijke dooden en gekwetsten in den benauwden Dewa-tempel, omringd door den vijand. Den volgenden morgen werden de dooden, onder wie generaal Van Ham, vlak bij het Dewa huis begraven. De terugtocht alt Matararn. 's Maandagsmoigens om zes ure begon de terugtocht uit den Dewah-tempel naar Ampenan over de sawah, door 6 com- pagniëen van hel 7e en 6e bat. De ge wonden en militaire vrouwen in het midden. We werden vreeselijk door 's vijands vuur geteisterd, totdat we ten ca. 10 ure aan een Sasak kampong be zuiden Matararn kwamen, waar de Hol- landsche vlag werd uitgestoken en waarna we geen vuur meer hebben ge kregen. Intasschen waien de le luit. Velds aan 't been en 2 mindere militai ren aan hoofd en borst gewond, terwjjl een officiers-bediende sneuvelde. Ten ca. 12% ure waren we te Ampenan. De kolonue-Tawick van Pabst. Ook aan overste Lawick van Pabst was onmiddelijk een Sasaksche bode ge zonden, en wel (deze bijzonderheden voor de beoordeeling van veel gewicht) nog vóór er sprake was van een ontruiming van Tjakra Negara. In den nacht van 26 Augustus ont ving overste Lawick van Pabst te Baloe Klian, van waaruit talrijke tochten in het binnenland waren gemaakt en ook de Balische versterking Kota Radja ge deeltelik was geslecht, het bevel om op Tjakara Negara terug te trekken. Een Sasak bracht den schriflelijken lust over. In den vroegen morgen aanvaardde overste Lawick den terugtocht, werd in de omstreeks 18 palen breede platge brande strook, die tusschen de Balische en Sasaksche versterkingen ligt, bij de overgangen van de Babak en de Narmada zwaar bestookt, doch dreef den vijand gemakkelijk terug. Narmada werd om getrokken en bij die gelegenheid kreeg men één gewonde en werd een muil dier van de artillerie gedood. Van Narmada tot Tjakra Negara werd de kolonne niet verontrust en daai niemand wist welk onheil er reeds had plaats gehad, weid de kampong ingetrokken. Doch nauwe lijks was de ceheele colonne binnen de kampong en tusschen de hooge muren, die den weg aan beide kanten begren zen, ingesloten, of een moorddadig vuur werd geopend. Van boven werden steenen neerge smeten, in de muren waren tallooze schietgaten aangebracht, waaruit a bout portant van alle zijden een hagelbui van doodende projectielen neerdaalde. Terug schieten was onmogelijk, men zat in een muizenval, waarin inen eenvoudig werd geslacht. Overste Lawick en de le luitenant Kalff sneuvelden; de le luitenants Musch en de Jong werden gewond, de adjudant- onderofficier Van der Aa, die zwaar ge wond in een t indoe lag, waarvan de dragers werden weggeschoten, kreeg een tweede schot en maakte, daar hij niet kon meegevoerd worden, met een revol verschot een einde aan zijn leven. De trein werd geheel vernietigd: geen dwang arbeider is gespaard gebleven. Alle paarden en muildieren werden neerge schoten, dooden en gewonden bedekten den geheelen weg. Een gedeelte der kolonne, het bekende detachement Lindgreen, werd van de hoofdtroep gescheiden, en vond, zooals later bleek, een toevlucht in het Dewa huis ten oosten van Tjakra Negara (dus niet in het Dewa-huis bij Matararn, waar de an ere troep zich bevond.) Eerst tegen den avond verminderde, misschien door gebrek aan ammunitie, het vuur der Baliërs en bij het vallen der duisternis werd bjj detachementen de kampong uitgemarcheerd. Kapitein Chris- tan manoeuvreerde met zjjne sterk ge teisterde compagnie Europeanen prachtig door de sawalis om Mataiam heen naar Ampenan on kwam daar zonder verder veel verliezen le Ipden aan. Van kapitein Lindgreen's Inlandsche kompagnie bleven slechts 22 man over, onder den reeds gewonden len luitenant H. J. de Jong, die ook onder gestadige beschieting Ampenan wisten te bereiken, en hunne gewonde kameraden nog door den ver- i aderlijken vijand met klewangs en pieken zagen afmaken, zonder een hand tot hulp te kunnen uitsteken. De terugtocht uit Tjakra Negara ge schiedde aanvankelijk in Zuidelijke rich ting naar Sekarbela en van daar west waarts naar het sir nd, waar de gewonden door sloepen van de marine en de pak ketvaart aan boord werden genomen. De nietgekwetsten bereikten in den morgen van den 28en langs het stand Ampenan. De beide bergstukken van deze kolonne, waai van de artillerie bijna geheel neer geschoten was, zijn in handen van den vijand gevallen. De sluitstukken echter waren medegenomen. Te Ampenan. (Officieel rapport van kapt. ter zee H. Quispel.) In den nacht van 25 op 26 Augustus scheen de vijand onze troepen aan te vallen, want omstreeks 11 uur werd hier een hevig geschut- en geweervuur gehoord, dat aanhield tot in den morgen. Geheel zonder bericht blijvende, zond de waar nemende bivakkommandant van Ampenan de cavalerie den weg naar Matararn op ter verkenning, zonder succes, daar zij spoedig door eenen dichten drom vijanden werd terugegedreven. Vreezende voor een aanval op het bivak werd de landingsdivisie van de Emma en de Hendrik onder algemeen bevel van den luitenant ter zee le klasse C. A. Dominicus, met het landingsgeschul van beide schepen naar de wal gezonden ter versterking van het garnizoen, dat slechts uit twee compagnieën bestond, zonder geschut. De waarnemende bivak-commandant, een kapitein zijnde, was ik genooozaakt de landingsdivisie te doen commandeeren door een jongeien kapitein, daar ik, totaal onbekend met den toestand te Mataiam, geen ingrijpende maatregelen, zooals het overnemen van het bevel van het stand bivak, kon nemen. De aanval bleef uit, doch ook nlle berichten, zoodat ik mij gedrongen voelde den Gouverneur-Gene- rarl, commandant leger en commandant zeemacht den toestand te telegrafeeren, zooals die mij bekend was. De nacht ging rustig voorbij en hoewel de omtrek krioelde van vijanden, bleef de aanval achterwege. In den vroegen morgen van den 27sten Augustus bereikten drie veroordeelden (spionnen) van verschillende zijden het bivak, elk voorzien van een briefje van den volgenden inhoud: Bivouac commandant Apenan. Een gedeelte van het 6e en een gedeelte van het 7e batMjon hebber, zich verschanst plus minus 6U0 meter zuidwaarts van den weg tusschen Tjakra Negara en Matararn. „Heeft gebrek aan amunitie, tandoes voor de gewonden en eten. We kunnen het hier niet langer houden dan tot morgenochtend 6 uur. Op dat uur marcheeren we over sawahs zuidwaarts van Matararn en trachten den weg naar Apenan te bereiken. Kom ons zoo mogelijk te t emoet met tandoes voor de gewonden en munitie. Veizoek landingsdivisie Apenan te bezetten." Op last van den Opperbevelhebber" De majoor Rost van Tonningen. De bivak-commandant zondt mij on middelijk inzicht daarvan en verzocht nog meer hulp, omdat hij wilde uitruk ken; ik voldeed daaraan door nog 25 rnan van de twee schepen le zenden, meer was onmogelijk. Om 7 uur rukte de infanterie uit en was al spoedig slaags met den vijand, maar zij hadden het geluk ze voor zich uit te kunnen drijven en te verwijderen zoodat zij den hoofdtroep zonder veel nadeel bereikten. De hoofdtroep was, zooals ook was aangegeven, door de sawahs getrokken en kwam een halve mijl bezuiden den Kwala Djankok op het strand; zoodra zij in het gezicht kwamen, zond ik sloepen van Emma en Hendrik met geneeskun dige hulp derwaarts, zoodat de meeste gewonden daar konden worden opgeno men en overgevon.d naar het hospitaal of Maetsuycker. De generaal, opperbe velhebber, kwam aan boord en deelde mij de ongelukken in korte trekken mede. In den nacht van 27 op 28 Augustus kwam liet overschot van de colonne van den overste Lawick van Pabst van om de Noord langs het strand, en daar in het bivak de flauwe hoornsignalen niet werden gehoord, wat al licht tot onge lukken zou hebben kunnen aanleiding geven en zij op de Emma al heel spoedig werden opgemerkt, ging de stoomsloep met mijn adjudant ze tegemoet, repeteer de de seinen, zoodat ze verder ongedeerd in het kampement kwam. In den morgen van den 28sten Aug. kwam zuidwaaits een troepje militairen op het strand, waarop onmiddelijk de sloepen afgingen en dat bleek het restant te zijn van het achtergebleven gedeelte

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1894 | | pagina 2