gen buiten de gebouwen der poeri, en
bestond uit twee gadeelten, een hooger
gelegen, dat wa9 omgeven door een muur,
ongeveer ter manshoogte, en daarom
de sbenting" genoemd. Daarom heen
lag in een halven cirkel uitgespreid bet
kamp, dat tot dicht bij de muren van
het paleis kwam.
De generaals met hun adjudanten en
staf logeerden echter in de kamers van
de poeri. In een afzonderlijk, tot de
poeri behoorend gebouw werden door
de hoofd-officieren de maaltijden gebruikt.
Tevens werden, wijl het 6e bataljon
door het vertrek der kolonne Bijleveidt,
met twee compagniën was verminderd,
de 3e compagnie van het bjj Matararn
gebivakkeerde 7e bat. onder kapitein
Fuhrrop en twee secties (volgens andere
twee stukken) veldgeschut naar Tjakra
Negara ontboden.
Zaterdagavond, op den gewonen tijd,
gingen de hoofdofficieren als altyd het
avondeten in de poeri gebruiken.
JDe aanval op liet Hoofdkwartier.
Zaterdag, tegen middernacht, zoo
meldt dezelfde correspondent lag het
geheele bivak in rust," met het hoofd
kwartier in tenten op het verhoogde bivak
(benting) toen op eene in de aangren
zende poeri een rumoer uitbrak alsof de
hel was losgebroken. Terwijl duivelsch
geschreeuw en gekrijsch en heftig slaan
op de tong-tong de daar blijkbaar verza
melde menigte aanvuurde tot razernij,
barstte tegelijkertijd een oorverdoovend
vuur los bovenop en door de schietgaten in
de muren. Een kogelregen viel neer op
het flage) bivak en maakte terstond vele
dooden en gekwetsten. Tegelijkertijd
werden alle paarden, die gemakkelijk
waren te treffen, doodgeschoten. Dit alles,
onverwacht, in het nachtelijk duister,
zonder dat eenige tegenaanval tegen de
vernietiging van achter hooge muren
mogelijk was, zou den stoutmoedige heb
ben doen sidderen. Niettemin gedroeg
het mag le midden onzer smart met
trots worden gezegd de geheele troep
zich met mannenmoed. Onder de orders
van de uit de benting snel toegeschoten
officieren, werd zooveel mogelijk het vuur
naar boven de muren teruggegeven, de
gekwetsten werden acliteruitgebracht en
verzorgd, kortom in de steeds voortgaande
vernieling toonde men zich als mannen
het dapperste leger ter wereld waardig.
Niettemin werd de toestand, vooral
in het lage bivak, onhoudbaar. Steeds
vielen meer dooden en gekwetsten,
de amminulie begon le ontbreken, eten en
drinken was er in het geheel niet meer.
Te vier uur 's nachts werd daarom be
sloten, alle dooden en gekwetsten ovei-
tebrengen naar het verhoogde bivak en
zich daarin samen te trekken.
Daar was men tijdelijk wat veiliger.
In de Poeri hoorde men nu grootere gaten
in de muren hakken om het bivak, dat
slechts was omgeven door een muur on
geveer ter hoogte van een mans borst,
des te heftiger te kunnen beschieten. In
den vroegen morgen bleek de toestand
ook hier onhoudbaar. Te 6 uur waren
16 dooden en 87 gekwetsten, op onge
veer 250 man. Na raadpleging met zijn
2den bevelhebber besloot Generaal Vet
ter, dat men moest zien weg te komen
naar Matararn, vanwaar eveneens een
hevig vuur werd gehoord.
Eerst is Generaal Vetter vertrokken
met een 70 man, later Generaal Van Ham
met een kleine 60. Men vermoedt, dal de
beide bevelhebbers aldus zijn overeenge
komen, om des te meer kans tehoudeo,
dat slechts één van hen sneuvelde en de
ander zou overblijven voor hel commando.
De dooden werden in het verhoogde bivak
begraven in een grooten kuil, waarbij,
onder het vuur van den vijand, en men
begrijpt met welke diepe ontroering, onze
brave predikant Rogge nog een toespraak
hield.
De afdeeling-Vetter was vertrokken in
den loop van den morgen generaal Van
Ham, met Ds. Rogge en de 3de sectie
van de 4de compagnie 6de bataljon ver-
punt van zijn degen raakte den kanten
jabot van Contarini.
Toen deze het staal op de huid voelde,
trok hij snel zijn degen en viel zijn tegen
stander dapper aan. De partij stond twij
felachtig en Pasquale begon reeds terrein
te verliezen. De onbekende had een lang
rapier met een zwart gevest, dat hij met
eene bewonderenswaardige gemakkelijk
heid hanteerde, hij wachtte slechts eeoe
gunstige gelegenheid om het Contarini
door het lijf te steken. Deze, gedwongen
om teruggaande te strijden, werd door
het afweeren vermoeid. Tiberio Fanfei-
luizzi wilde echter niet, dal zijn vriend zou
gedood worden. Hij haalde een gedamas-
ceerd speelwerktuig te voorschijn en deed
snelle uitvallen op den onbekende.
Capitan zag het van verre aan. Capitan
trok aan zijn knevel. Cipitan stampte
met den voet en trok ten halve zijn ge
ducht zwaard maar met dat alles bleef
Capitan voorzichtig op een afstand.
Op het oogenblik, dat de onbekende
door zijn twee tegenstanders gedwongen
werd op zijde te springen om weder in
de gevechtstelling te komen, had Capitan
werkelijk lust om zich in de zaak te men
gen, maar hij zag spoedig, dat de onbe
kende, ondanks den aanval van Fanfer-
luizzi, den stryd tamelijk goed volhield;
vervolgens veranderde hij spoedig van
trokken in den middag. Van een gere
geld marcheeren kon geen sprake zijn;
met zoo groot mogelijke snelheid moest
ieder onder een steeds oorverdoovend
vuur maar zien voort te komen. Naar ik
met zekerheid verneem, is de weg van
Tjakra Negara naar Matararn bijna over
de geheele lengte aan de weeiszijden
omzoomd door een hoogen muur en had
den de beschietingen van den vijand plaats,
gedeeltelijk door gaten in deze muren,
gedeeltelijk op door dwarswegen veroor
zaakte open vakken. Of de onzen daar nog
gelegenheid hebben gehad tot terugvuren,
weet ik niet, maar ik betwijfel het, wan
neer men bedenkt, welk een klein troepje
zich daar moest redden, de gekwetsten
nog met zich voerende en zonder het
minste of geringste uitzicht op verster
king. Het best moeten er nog zijn afge
komen zij, die voortslopen in gebukte
houding vlak langs de muren, zooals o. a.
veel bedienden deden.
Het siieoveleu van generaal
Van Ham.
Het verhoogde bivak (benting) verliet
inen door een nauwen uitgang, aan welks
buitenzijde men over een kort traject
onmiddelijk aan het vijandelijk vuur
schijnt te zijn blootgesteld geweest Met
groote kalmte verliet generaal van Ham
te midden van het oorverdoovend schie
ten den nauwen uitgang. Nauwelijks 20
meters ver geloopen hebbende, kreeg hij
een schot in de linkerarm, in de borst
en een ander in den buik. Tot zijn jongen,
die hem vergezelde en eergisteren behou
den bij de familie van Ham is terugge
komen, zeide hjj„akoe soeda kena peller'
en werd terstond door den sergeant der
artillerie Visser, stamboeknummer 24759,
schoon zelf gewond, weer binnen de ben
ting gebracht. Daar werd hij, met behulp
van den nog binnen zijnden ds. Rogge,
genoemden sergeant en zijn jongen, zoo
veel mogelijk verbonden, door een doek
vast om den buik te winden, terwijl ds.
Rogge den hoornblazer om den dokter
liet blazen; deze was echter reeds weg.
Zooals reeds gezegd, een geregeld aftrek
ken was niet mogelijk, en ieder zag maar
zoo goed mogelijk hoe hij er door kwam.
Generaal van Ham werd in een landoe
gelegd en nu ging het opoieuw op weg,
ditmaal in gezelschap van ds. Rogge.
Weldra kon men de tandoe niet meer
dragen; de weg was bezaaid met lijken,
hooren en zien verging van het schieten,
de dragers waren uitgeput. De generaal
beproefde toen te loopen, maar dat ging
niet, waarop hij tegen een boom ging
staan, zeggende „laat mij maar aan mijn
lot over." Ds. Rogge was toen in het
gedrang van hem verwijderd geraakt. Bij
den boom zeeg de generaal neder, maar
werd door den kwartiermeester Pourchez
eere zulk een dappere I weer opge
richt, en, geholpen door twee brave fuse
liers, met levensgevaar verder gebracht
tot in een Dewatempel bij Matararn,
waarin ook het overgebleven deel van
het 7e bataljon was teruggetrokken en
waar alle vluchtelingen van Tjakra Negrra
een schuilplaats kwamen zoeken.
Velen waren deze niet, helaas I Van
de sectie van 53 man, waarmede generaal
Van Ham en Ds. Rogge het bivak te
Tjakra Negara verlieten, kwamen slechts
acht man min of meer behouden in dien
tempel aan I Ds. Rogge zelf, door het
hevige vuren op den weg bijna niet voort
kunnende of durvende, is door een militair
half gedragen, half gesleept tot in den
tempel, waar hij uitgeput nederviel. De
luitenant-adjudant Kotting ik weet
niet zeker of deze met de sectie-Vetter
of de sectie-Van Ham wegging, maar
vermoed het eerste, wijl hij adjudant
was van den eersten bevelhebber is
gewond neergevallen en riep om hulp,
maar deze schijnt aan den zwaar ge
bouwden man niet te kunnen zijn ver
strekt, althans hij is niet mee terugge
komen.
Spoedig na aankomst in den Dewa
tempel bij Matararn blies generaal van
Ham, na een korten doodstrijd, den
meening en begon uit alle macht te
schreeuwen.
Mijne heeren, ik verzoek u mijne
verklaring aan te hooren. Capitan zal
nooit die schandelijke daad begaan om
als derde tegen een efikelen tegenstander
te strijden."
Evenwel kon de onkekende, ondanks
zijne kracht en behendigheid, niet lang
meer zulk een ongelijken strijd volhouden
hij week op zijne beurt terug en stond
tegen den muur geleund toen de deur
van Lucrezia Mammone eensklaps geopend
werd. Er trad een jongmensch naar
buiten wiens blonde lokken in lange krul
len op zijn fluweelen buis nedervielen.
Aan de deur zeide eene zachte stem
»Vaarwel,mijnAngelo,wij vinden elkander
van avond in het paleis van den graaf
Vitelli terug."
De deur werd weder gesloten. Angelo
was de schooue jongeling, dien wij vroeger
den sleutel hebben zien oprapen en die
vervolgens binnenging bij Mammone.
Hij zag dadelijk den verwoeden strijd.
Eene edele verontwaardiging deed hem
het bloed naar het hoofd stijgen. Zonder
iets te zeggen, trok hij zijn degen en nam
den schitterenden Tiberio Fanferluizzi tot
tegenpartij, wiens fluweelen lissen en
fraaie kanten tamelijk sleaht bij dezen
nieuwen aanval voeren.
laatsten adem uit. Pastoor Vogel,
de generaal was katholiek mede al
daar gevlucht, heeft hem nog stervende
bediend. Van personen, die den doode
hebben gezien, weet ik, dat hij daar
nederlag met een kalme, vreedzame uit
drukking op het gelaat treffend beeld
van den eeuwigen vrede na zulk een
gruwzaam moordtooneel I
Het bivak van bet 7e bataljon.
•Ir. Matararn was de toestand nog
slechter" seinde generaal Vetter in het
bekende zoek geraakte telegram, en dat
deze woorden niet overdreven waren,
blijkt uit het verhaal van een der officie
ren van het 7e bataljon.
Zaterdagavond over halftwaalf hoorden
wij een hevig geweei vuur te Tjakra Negara,
en bemerkten al spoedig, dat het halve
6e bataljon te Tjakra Negara met de
Baliërs slaags was geweest. Het geweer
vuur hield bijna onophoudelijk aan af
gewisseld door granaatkartetsen van de
veld- en bergbatterij.
Toen wij Zondagmorgen om half zes
de 4e compagnie wilden uitzenden, om
de generaals en de troepen naai Matararn
te halen, want we begrepen, dat wel
teruggetrokken zou moeten worden, wer
den we door een hagelbqi van kogels
ontvangen. Dit vreeselijke vuur duuide
aanhoudend voort tot in den namiddag.
Des morgens om haifzes hadden wij
reeds 16 dooden en 85 gewonden, en dat
aantal vermeerderde steeds, zoodal een
terugtocht uit het bivak het eenige was,
wat ons kon redden van geheele vernie
tiging.
Bij den eersten aanval werd de le lui
tenant Dooremans reeds gewond in den
linkerbovenarm door een kogel, welke in
de borst drong.
Er werd dapper gevochten en zoo kalm
mogelijk gevuurd.
De bijzonderheden van het sneuvelen
aldaar van luit. J. W. Abeleven, getuigen
hiervan. Hij stond te 9 uur met zijne
manschappen te schieten achter een lage
borstwering; de manschappen geknield,
hij voor een oogenblik opgericht. Juist
vroeg hij zijn achter hem zittenden jongen
om wattr, toen hij een kogel in den mond
kreeg. Vallende, werd hij opgenomen
door een sergeant en zijn jongen, waarbij
de sergeant een kogel in de kin kreeg,
die verder in de zijde drong van den
reeds doodelijk gekwetsten Abeleven. Bij
den dokter gebracht, was hij reeds over
leden.
Toen maakten de verliezen den toe
stand onhoudbaar, en dus trokken wij
zoo schrijft een der ooggetuigen,
zooveel mogelijk de gewonden meevoe
rende, in een wilde vlucht naar den
350 M. van het bivak gelegen Dewa
tempel terug. Bjj dit terugtrekken werd
de 2e luit. Aussems door een kogel ge
wond in het been onder de knie.
Omstreeks 5 uur werd door ons aan
houdend het signaal »6e bataljon links
uit de flank" gegeven, om het van Tjakra
terugtrekkende bat. opmerkzaam te ma
ken, dat wij uit het bivak getrokken
waren. Dit signaal werd begrepen en
eenigen tijd daarna kwamen verschillende
sectiën vluchtende ons bivak binnen. Ook
kwamen daar de le luit. der veldartillerie
Boerma, die door beide beenen geschoten
was, en daarna de 2e luit.-kwartiermeester
Pourchez met den gewonden generaal
Van Ham en den gewonden luitenant
Hardie, zoomede eenige infanterie en
artillerie.
Des avonds te zeven uur overleed de
generaal.
In den Dewatempel schijnt men zich
den vijand min of meer van het lijf te
hebben kunnen houden, althans Maandag
's morgens vroeg vond men gelegenheid
om in een grooten kuil achter dien tem
pel in alle stilte de dooden te begraven.
Generaal van Ham rust daar in één graf
met vele om hem gesneuvelde dapperen.
Enkelen zijn afzonderlijk begraven door
hunne bedienden of kameraden.
De kolonue-Byieveldt.
Hit de telegrammen is het lot dezer
kolonne in hoofdzaak bekend. De nu ont
vangen berichten geven echter op één
punt twee lezingen. Volgens den een zou
overste Bijleveidt, omdat de hem gestelde
Het aanzien van het gevecht veran
derde weldra. De onbekende, van een
tegenstander bevrijd, hernam weldra zijn
voordeel en de jonge blonde man gaf
aan het kleinood van Tiberio Fanfer
luizzi zooveel te doen, dal deze edelman
er al de regelen der schermkunst door
vergat en domheden beging, die hem in
al de schermzalen van Italië de roeden
zouden gekost hebben.
Pasquale en Tiberio hielden nog een
oogenblik vol, vervolgens, ziende dat het
voordeel niet bepaald aan hun kant was,
namen zij de vlucht, eenige droppels bloed
op het plein achterlatende. De geduchte
Capitan was sedert lang verdwenen.
Toen het gevecht geëindigd was, keerde
zich de onbekende tot den jongen man
en bedankte hem hartelijk voor zijn
bijstand.
»Dat beteekent niets, mijnheer," ant
woordde Angelo zijn degen weder in de
scheede stekende, »ik reken op u voor
een volgenden keer."
Hij groette even bevallig als zijn geheele
persoon was en verwijderde zich, voordat
de onbekende er aan gedacht had hem
zjjn naam te vragen. (Wordt vervolgd.)
verblijftijd verstreken was, des Zondags
uit eigen bewe. ing zijn teruggemarche'rd
volgens een andere trok hij terug, wijl
een Sasak hem met het bericht van het
te Tjakra Negara voorgevallene, een be
vel bracht om op Matararn terug te trek
ken. Deze laatste lezing komt ons minder
waarschijnlijk voor, daar moeielijk is aan
te (nemen, dat de Sasaksche bode reeds
Zondagochtend te Soekarara was.
Dien ochtend toch werd deze plaats door
de kolonne-Bijleveldt verlaten en zonder
eenig vuur te ondervinden, marcheerde
de kolonne door het verbrande Kediri.
Achter Kediri legt de kali Babak deze
trok men door, en kwam toen aan de
overzijde van den stroom tusschen twee
muren. Daar begon de aanval. Steenen,
lansen, kogels, sloegen als een regen neer.
Overste Bijleveidt kreeg het eerste schot,
dat door den arm in de borst doordrong,
luitenant Musquetier kieeg het tweede,
ook doodelijk, in de borst. Een oogen
blik later werd kapitein 's Graeuwen ge
wond. De verwoesting onder de manschap
pen en den trein was verschrikkelijk.
Toch slaagde men er nog in alle gewon
den mede te nemen. Onder onophoude
lijk schieten door den vijand, wiens vuur
natuurlijk niet onbeantwoord bleef, be
reikte men het Dewahuis bij Matararn.
Daar zaten den ganschen nacht van
Zondag op Maandag de overblijvenden
van het 7e, van de 2 compagnieën van
het 6e, van de veldartillerie en van de
later aangekomen kolonne-Bijleveldt, met
hunne talrijke dooden en gekwetsten in
den benauwden Dewa-tempel, omringd
door den vijand.
Den volgenden morgen werden de
dooden, onder wie generaal Van Ham,
vlak bij het Dewa huis begraven.
De terugtocht alt Matararn.
's Maandagsmoigens om zes ure begon
de terugtocht uit den Dewah-tempel naar
Ampenan over de sawah, door 6 com-
pagniëen van hel 7e en 6e bat. De ge
wonden en militaire vrouwen in het
midden. We werden vreeselijk door
's vijands vuur geteisterd, totdat we ten
ca. 10 ure aan een Sasak kampong be
zuiden Matararn kwamen, waar de Hol-
landsche vlag werd uitgestoken en
waarna we geen vuur meer hebben ge
kregen. Intasschen waien de le luit.
Velds aan 't been en 2 mindere militai
ren aan hoofd en borst gewond, terwjjl
een officiers-bediende sneuvelde. Ten ca.
12% ure waren we te Ampenan.
De kolonue-Tawick van Pabst.
Ook aan overste Lawick van Pabst
was onmiddelijk een Sasaksche bode ge
zonden, en wel (deze bijzonderheden voor
de beoordeeling van veel gewicht) nog
vóór er sprake was van een ontruiming
van Tjakra Negara.
In den nacht van 26 Augustus ont
ving overste Lawick van Pabst te Baloe
Klian, van waaruit talrijke tochten in
het binnenland waren gemaakt en ook
de Balische versterking Kota Radja ge
deeltelik was geslecht, het bevel om op
Tjakara Negara terug te trekken. Een
Sasak bracht den schriflelijken lust
over.
In den vroegen morgen aanvaardde
overste Lawick den terugtocht, werd
in de omstreeks 18 palen breede platge
brande strook, die tusschen de Balische
en Sasaksche versterkingen ligt, bij de
overgangen van de Babak en de Narmada
zwaar bestookt, doch dreef den vijand
gemakkelijk terug. Narmada werd om
getrokken en bij die gelegenheid kreeg
men één gewonde en werd een muil
dier van de artillerie gedood. Van Narmada
tot Tjakra Negara werd de kolonne niet
verontrust en daai niemand wist welk
onheil er reeds had plaats gehad, weid
de kampong ingetrokken. Doch nauwe
lijks was de ceheele colonne binnen de
kampong en tusschen de hooge muren,
die den weg aan beide kanten begren
zen, ingesloten, of een moorddadig vuur
werd geopend.
Van boven werden steenen neerge
smeten, in de muren waren tallooze
schietgaten aangebracht, waaruit a bout
portant van alle zijden een hagelbui van
doodende projectielen neerdaalde. Terug
schieten was onmogelijk, men zat in een
muizenval, waarin inen eenvoudig werd
geslacht.
Overste Lawick en de le luitenant
Kalff sneuvelden; de le luitenants Musch
en de Jong werden gewond, de adjudant-
onderofficier Van der Aa, die zwaar ge
wond in een t indoe lag, waarvan de
dragers werden weggeschoten, kreeg een
tweede schot en maakte, daar hij niet
kon meegevoerd worden, met een revol
verschot een einde aan zijn leven. De
trein werd geheel vernietigd: geen dwang
arbeider is gespaard gebleven. Alle
paarden en muildieren werden neerge
schoten, dooden en gewonden bedekten
den geheelen weg.
Een gedeelte der kolonne, het bekende
detachement Lindgreen, werd van de
hoofdtroep gescheiden, en vond, zooals
later bleek, een toevlucht in het Dewa
huis ten oosten van Tjakra Negara (dus
niet in het Dewa-huis bij Matararn, waar
de an ere troep zich bevond.)
Eerst tegen den avond verminderde,
misschien door gebrek aan ammunitie,
het vuur der Baliërs en bij het vallen
der duisternis werd bjj detachementen de
kampong uitgemarcheerd. Kapitein Chris-
tan manoeuvreerde met zjjne sterk ge
teisterde compagnie Europeanen prachtig
door de sawalis om Mataiam heen naar
Ampenan on kwam daar zonder verder
veel verliezen le Ipden aan. Van kapitein
Lindgreen's Inlandsche kompagnie bleven
slechts 22 man over, onder den reeds
gewonden len luitenant H. J. de Jong,
die ook onder gestadige beschieting
Ampenan wisten te bereiken, en hunne
gewonde kameraden nog door den ver-
i aderlijken vijand met klewangs en
pieken zagen afmaken, zonder een hand
tot hulp te kunnen uitsteken.
De terugtocht uit Tjakra Negara ge
schiedde aanvankelijk in Zuidelijke rich
ting naar Sekarbela en van daar west
waarts naar het sir nd, waar de gewonden
door sloepen van de marine en de pak
ketvaart aan boord werden genomen. De
nietgekwetsten bereikten in den morgen
van den 28en langs het stand Ampenan.
De beide bergstukken van deze kolonne,
waai van de artillerie bijna geheel neer
geschoten was, zijn in handen van den
vijand gevallen. De sluitstukken echter
waren medegenomen.
Te Ampenan.
(Officieel rapport van kapt. ter zee
H. Quispel.)
In den nacht van 25 op 26 Augustus
scheen de vijand onze troepen aan te
vallen, want omstreeks 11 uur werd hier
een hevig geschut- en geweervuur gehoord,
dat aanhield tot in den morgen. Geheel
zonder bericht blijvende, zond de waar
nemende bivakkommandant van Ampenan
de cavalerie den weg naar Matararn op
ter verkenning, zonder succes, daar zij
spoedig door eenen dichten drom vijanden
werd terugegedreven.
Vreezende voor een aanval op het bivak
werd de landingsdivisie van de Emma
en de Hendrik onder algemeen bevel van
den luitenant ter zee le klasse
C. A. Dominicus, met het landingsgeschul
van beide schepen naar de wal gezonden
ter versterking van het garnizoen, dat
slechts uit twee compagnieën bestond,
zonder geschut.
De waarnemende bivak-commandant,
een kapitein zijnde, was ik genooozaakt
de landingsdivisie te doen commandeeren
door een jongeien kapitein, daar ik, totaal
onbekend met den toestand te Mataiam,
geen ingrijpende maatregelen, zooals het
overnemen van het bevel van het stand
bivak, kon nemen. De aanval bleef uit,
doch ook nlle berichten, zoodat ik mij
gedrongen voelde den Gouverneur-Gene-
rarl, commandant leger en commandant
zeemacht den toestand te telegrafeeren,
zooals die mij bekend was.
De nacht ging rustig voorbij en hoewel
de omtrek krioelde van vijanden, bleef
de aanval achterwege.
In den vroegen morgen van den 27sten
Augustus bereikten drie veroordeelden
(spionnen) van verschillende zijden het
bivak, elk voorzien van een briefje van
den volgenden inhoud:
Bivouac commandant Apenan. Een
gedeelte van het 6e en een gedeelte van
het 7e batMjon hebber, zich verschanst
plus minus 6U0 meter zuidwaarts van
den weg tusschen Tjakra Negara en
Matararn.
„Heeft gebrek aan amunitie, tandoes
voor de gewonden en eten.
We kunnen het hier niet langer
houden dan tot morgenochtend 6 uur.
Op dat uur marcheeren we over sawahs
zuidwaarts van Matararn en trachten
den weg naar Apenan te bereiken. Kom
ons zoo mogelijk te t emoet met tandoes
voor de gewonden en munitie. Veizoek
landingsdivisie Apenan te bezetten."
Op last van den Opperbevelhebber"
De majoor Rost van Tonningen.
De bivak-commandant zondt mij on
middelijk inzicht daarvan en verzocht
nog meer hulp, omdat hij wilde uitruk
ken; ik voldeed daaraan door nog 25
rnan van de twee schepen le zenden,
meer was onmogelijk.
Om 7 uur rukte de infanterie uit en
was al spoedig slaags met den vijand,
maar zij hadden het geluk ze voor zich
uit te kunnen drijven en te verwijderen
zoodat zij den hoofdtroep zonder veel
nadeel bereikten.
De hoofdtroep was, zooals ook was
aangegeven, door de sawahs getrokken
en kwam een halve mijl bezuiden den
Kwala Djankok op het strand; zoodra
zij in het gezicht kwamen, zond ik sloepen
van Emma en Hendrik met geneeskun
dige hulp derwaarts, zoodat de meeste
gewonden daar konden worden opgeno
men en overgevon.d naar het hospitaal
of Maetsuycker. De generaal, opperbe
velhebber, kwam aan boord en deelde
mij de ongelukken in korte trekken
mede.
In den nacht van 27 op 28 Augustus
kwam liet overschot van de colonne van
den overste Lawick van Pabst van om
de Noord langs het strand, en daar in
het bivak de flauwe hoornsignalen niet
werden gehoord, wat al licht tot onge
lukken zou hebben kunnen aanleiding
geven en zij op de Emma al heel spoedig
werden opgemerkt, ging de stoomsloep
met mijn adjudant ze tegemoet, repeteer
de de seinen, zoodat ze verder ongedeerd
in het kampement kwam.
In den morgen van den 28sten Aug.
kwam zuidwaaits een troepje militairen
op het strand, waarop onmiddelijk de
sloepen afgingen en dat bleek het restant
te zijn van het achtergebleven gedeelte