Gemengd Nieuws.
Plaatselijke berichten.
ontbood. Maar waarom, zoo vraagt de
heer Baithelds, verliet toen de opperbe
velhebber het bivak niet om de poeri in
te trekken? De waarschuwing van kapi
tein Schmidhamer had dan toch wel
eenigen indruk gemaakt.
De ex-agent der Paketvaartmaatschappij
te Ampenan zit thans in arrest als ver
dacht van spionnage, terwijl een Ampe-
nansche bordeelhouder wegens bewezen
verstandhouding met den vijand is gefu
silleerd.
Te Ampenan aangekomen, vond de
heer Barthelds veel, dat hem tot critiek
aanleiding geeft. Voor hen, die de zeer
begrijpelijke vraag hebben opgeworpen,
hoe de verhouding van generaal Vetter
na den overval geworden is tot zijne
hoofdofficieren en de hoofdambtenaren,
deelt hij de volgende belangwekkende
bijzonderheden mede:
Er zjjn op Lombok te veel raadslieden.
Men valt er over de hoofdofficieren en
civiele am btenaren. Twee generaals majoor
twee kolonels, drie oveislen, een half-
dozijn majoors, één directeur, één resident
en twee controleurs. Wat moeten die
allen daar toch?
Had generaal Vetter minder zelfver
trouwen en minder ydelheid, hij zou on
der den bandjir van adviezen bedolven
worden. Doch nu doet juist die overvloed
hem beducht zijn voor elk advies. Hij
beseft zelf wel den toestand niet te heb
ben beheerscht en blijft zich toch aan
sluiten bij den eene, die hem wist te
overtuigen, dat goesti Djelantiek onze
volkomen te vertrouwen bondgenoot was
en nog is, en zondert zich van de ande
ren af.
Reeds het logies van elk hunner wijst
dit uit. Ten Noorden van den weg van
Ampenan naar Mataram logeeren gene
raal Vetter en resident Dannenbargh in
een huis. Ten Zuiden, eenige honder
den meters ver, wonen generaal Segov
en directeur Scherer. De gewezen adju
dant van den gouverneur-generaal Kroll
is thans adjudant van generaal Segov,
de gewézen adjudant van generaal van
Ham, Wiersma, is nu adjudant van ge-
geraal Vetter. De ouden hebben zich
van de nieuwe afgescheiden en vormen
een afzonderlijke groep, bezield met de
oude denkbeelden, slechts strevend naar
één doel, n.l. om zich te redden uit de
impasse, waarin zij door eigen onverstand
zijn geraakt.
Zoover gaat dat streven naar afzonde
ring dat, naar ons te Ampenan gebleken
is, niet alleen de officieren, maar zelfs
de minderen er hunne gevolgtrekkingen
uit maken. Wjj laten het daar, dat die
niet vleiend voor generaal Vetter zijn,
maar bewijst zoo iets voldingend dat er
iels gewrongens in den toestand is, dat
pijnlijke verwikkelingen niet zullen kunnen
uitblijven 1
hagi'üpp.n vnlknmpn dat de Regee-
ring geaarzeld heeft generaal Vetter dade
lijk te vervangen en hem liever de gele
genheid heeft willen laten om de begane
ontzettende fout zooveel mogelijk te ver
goelijken. Doch was dat haar voornemen,
dan ware het beter geweest nóch den
heer Scherer, nóch generaal Segov, nóch
de kolonels Swart en De Moulin naar
Lombok te zenden. Generaal Vetter had
dan met zjjn vroegeren stafchef majoor
Hamerster weer goed moeten maken wat
hij misdreef. Achtte echter de Regeering
hen beiden daartoe niet in staat, waarom
riep zij hen dan niet terug en vertrouwde
de leiding der expeditie geheel aan meer
bevoegde handen toe?
Gouverneur-generaal van der Wijck is
in de Lombok-aangelegenheid opgetreden
met eer. meer dan gewone geestkracht
en moed. Hij heeft het kamer-kabaai,
dat niet zou uitblijven, toen tot de Lom
bok-expeditie besloten werd, kalm onder
de oogen gezien en getart. Bij de uitrusting
der expeditie en niet minder na ons
bedroevend echec is dadelijk getracht het
geleden verlies te herstellen en de expeditie
zoo sterk te maken als mogelijk was.
Maar juist omdat wij dat alles zoo gaarne
erkennen, doet het ons leed dat deze
landvoogd den knoop niet geheel heeft
doorgehakt, maar hetzij uit eerbied voor
generaal Vetter's verleden hetzij om an
dere ons niet bekende redenen gebleven
is bij een halven maatregel, die op den
duur aanleiding zal geven tol een onaan
genaam conflict en het welslagen der
expeditie opnieuw op losse schroeven
stelt.
Er zjjn ook pogingen gedaan, die aan
het wanhopige grenzen om generaal Vet
ter te rebabiliteeren. Daaronder mag
zeker gerangschikt worden een artikel
van A. in de Java-Bode, die zegt, dat
ieder fouten maakt en daarvoor de vol
gende bewijzen aanhaalt:
In den zevenjarigen oorlog werd Fre-
derik de Groote bij Hochkirch door de
Oostenrijkers overvallen, niet, nadat hij
zes weken lang door vredesonderhande
lingen in slaap was gewiegd, maar niet
tegenstaande hij wist, dal een vijandelijk
leger tegenover hem in 't veld stond.
Zijn veldheersroem leed er niet onder.
Michiels, wellicht de beste onzer Indi-
hem te vinden?"
lOm dat te weten, heb ik u laten
komen. Een schoon man van vjjf en
twintig jaar, een grooten hoed met
zwarten pluim, een zwart buis, zwarten
mantel
(Wordt vervolgd.)
sche generaals in deze eeuw, werd tijdens
den derden Balischen veldtocht in zijn
bivouak bij Kasoemba overvallen, terwijl
de vjjandelijkheden nog in 't minst niet
geëindigd waren. Het monument te
Weltevreden vereeuwigt hem.
Fouten worden in eiken oorlog begaan.
Dank zij minder verstandige maatre
gelen, werd de maarschalk Macdonald,
eenige weken voor den slag bij Leipzig,
aan de Katzbach door de Pruisen ge
slagen en de onstuimige generaal Van-
damme zelfs bij Kulm met zijn legerkorps
gevangen genomen. Napoleon ontving
deze tijdingen met kalmte, wel wetende,
dat in den oorlog veel gebeurlijk is
Welke verliezen leden de Engelschen,
meer dan een halve eeuw geleden, niet
bij hun terugtocht uit Afghanistan, die
met dien van Napoleon uit Rusland ver
geleken werd, altijd relatief gesproken.
Eenige jaren geleden verloren zij in
den oorlog tegen de kaffers bij Islandl-
wana een geheel legerkorps van 1500
man. Met uitzondering van een enkele,
die ontsnapte, werd alles neergehouwen
of gestoken.
En iets later zegt dezelfde schrjjver:
Men heeft de Ruiter's aftocht voor de
Engelsche vloot verheerlijkt, zelfs hoven
zijrie overwinningen. Het zal nu moeten
blijken of de generaal Vetter, verstoken
van zijn onderbevelhebber, chef van den
staf en adjudant, tijdens het gevecht te
Tjakranegara en gedurende den aftocht
naar Ampenan, goede disposities heeft
weten te nemen.
Dat hij zjjne reputatie van braaf véld-
soldaat heeft opgehouden, schijnt men
zoo op 't oog reeds te mogen aannemen.
Daarbij valt hierop te letten, dat toen
hem hel opperbevel werd toevertrouwd,
niet afdoend was gebleken, dat hij de
bekwaamheden van een legerhoofd bezat.
Of hij te voren de meest alledaagsche
voorzichtigheid uit het oog heeft verloren,
zal een nader onderzoek aan het licht
moeten brengen.
Bij een dergelijken overval verliest men
altijd veel volk. Ook Frederik de Groote
verloor zijn artillerie, waarop an
ders elk militair heel wal piijs stelt
en met grond, want men doet er veel
meè, verstaat men de behandeling daar
van. Doch hij schertste, bij 't aanbreken
van den dag, reeds met zijn grenadiers
en beloofde hun die spoedig te zullen
terughalen, gelijk geschiedde.
Een dagorder.
De dagorder door generaal Vetter tot
de troepen gericht, was van den volgenden
inhoud
Officieren, onder-officieren en mindere
militairen I
In de laatste dagen is veel van u
gevergd geworden om de eerste stappen
te kunnen doen, ten einde het verraad,
door de Baliërs tegen onze troepen te
Tjnlkf auegai a en Mataram gopicogd, to
straffen.
Ik betuig u mijn tevredenheid voor uwe
toewijding er. plichtsbetrachting gedurende
die dagen betoond. Nog veel zal van u
gevergd moeten worden, doch ik ben er
overtuigd van, dat het u niet aan vol
harding zal ontbreken.
Leve het Indische leger!
Lombok een tweede Atjeli.
Pessimisten in Nederland hebben na
de ongunstige berichten uit Lombok aan
stonds veikondigd, dat Lombok wel een
tweede Atjeh zou worden, en in Indië
heeft men die stelling ook hooren verde
digen. De Loc. heeft hel noodig geacht,
daarentegen te komen:
Voor dit „Atjeh worden" van Lombok,
schrijft de heer Brooshooft, ben ik, na
al wat bekend is geworden, niet bang.
Op Lombok heeft de aan groote weelde
gewende vorst niet de gelegenheid om
zich, evenals de pretendent-sultan van
Atjeh, naar het binnenland terug te trek
ken en daar jaren en jaren in lijdelijk
verzet tegenover ods te blijven zitten.
Noch de gesteldheid van het eiland,
noch de volksgezindheid leenen zich
daartoe.
De groote massa des volks, deSasaks-
zijn op onze hand. Een jarenlange weer,
stand ook van de Lomboksche Baliërs
wordt daardoor onmogelijk.
Set gevaar dreigt van Bali.
M. Brooshooft ducht meer van Bali.
Hij vreest, dat de vorst, als hij het op
Lombok niet langei houden kan, zal
trachten te ontsnappen naar Karang Asem
op Bali. Waarschijnlijk is met dat doel
Goesti Djilantik hem reeds derwaaits
voorgegaan.
Zoodra de vorst te Karang Asem is
gekomen, schrijft de heer Brooshooft,
acht ik het uitbreken van den oorlog al
daar verzekerd.
Men wake daartegen toch met alle
inspanning. De kust van Karang Asern
worde door onze marine met de grootste
oplettendheid bewaakt, ook om indruk te
maken op de bevolking.
Eenmaal de oorlog op Bali overge
bracht, schoon Kloer.koeng en wellicht
andere rijkjes ons zouden steunen, zou
het einde niet meer zijn te overzien.
Met deze vrees voor oogen, laat het
zicli denken, dat de Indische pers 't heftig
afkeurt dat men Djilantik heeft laten
trekken.
De verbittering ten top.
Hoe groot de verbittering tegen de
Baliërs in Indië is, bljjkt o. a. uit een
brief aan het Bat. Nbl. uit Ampenan
geschreven. De correspondent is militair.
Hij begrijpt dus de gevoelens, die in de
eelste opwelling van toorn deden uit
roepen
«Wraak I wraak I Geen pardon 1 Alles
over de kling!" Maar, zegt hij, al is
ook wrok in onze militaire harten, »zoo
zullen wij ons toch niet laten heerschen
door onedele dierlijke gevoelens, maar
willen wij alleen zijn de straffende hand,
die ter dood veroordeelt en ter dood
brengt alle Baliëis. Bewezen is, waartoe
zij in staal zijn en dus moeten wij ons
ontdoen van zulk een schurkenras." Wraak
of straf dus, dood aan alle Baliërs I
Moedig tot in den dood.
In de naamlijst der op Lombok ge
sneuvelde onderofficieren en minderen
staat o. a. ook vermeld de sergeant der
artillerie Keijzer. Dit moet zijn Heijser.
De Soer. Ct. zegt van hemEen kraan
van een kerel en daarbij een model van
een onderofficier was hij altijd geweest,
volgens verklaring van zijn vroegeren
sectie-commandant, dien ik toevallig gister
sprak. En ook bij zijn sterven heeft hij
zulks nog getoond te zijn. Doodelijk ge
troffen viel hij onder het kanon, dat
hij tot het uiterste hielp verdedigen, en
werd door luitenant Boerma zelf daar
onder uitgehaald. Doch hij protesieeide
tegen de noodelooze moeite door te zeg
gen Laat me maar luitenant, maar
schrijf aan mijn moeder hoe ik me hier
gedragen heb. Dat zal haar troosten."
Luitenant B. beloofde dat en weinige
oogenblikken later blies de brave keiel
den laatsten adem uit.
Kapt. Linclgreen en de zyneii.
Het aanbod van den Radja om 50
krijgsgevangenen uit te leveren en weer
in vrede rnet het gouvernement te zullen
lever,, als wij naar Java terugkeerden,
heeft in de geheele Indische pers een
expectoratie van verontwaardiging ten
tievolge gehad. Zonder uitzondering werd
door de bladen geadviseerd, dit aanbod
onbeantwoord te laten. De Loc. liet zich
daarover zeer sarcastisch uit
Kompelement van ratoe Agoeng Agoeng
G'dé, en alsdat het maar een ongelukje is
geweest, en of wij nu maar zoo goed
zouden willen zijn, weg te gaan. Gaarne
zal ratoe Agoeng Agoeng van Selaparang
vriendschappelijk blijven omgaan met
Koningin Wilhelminr. der Nederlanden
en jhr. C. H. A. van der Wijck, Gouver
neur-Generaal van Ned. Oost-Indië!
Over zooveel onbeschaamdheid is het
best maar te zwijgen.
Liever de gunstige dan de komieke
zijde er van gezien, nl. dat de oude
schavuit begint te begrijpen, met zijn
gemeenen moord zichzelf in een ratten
val te hebben gebracht.
Zijne vredesvoorstellen bewijzen zijn
am. st.
En il ya de quoi-
In het begin van September bedroegen
de kosten der Lombok-expeditie reeds een
millioen gulden.
Nataram.
Het Militair Weekblad meent evenals
hel Haagsche Dagblad, eenigen twijfel
te moeten opperen of de verovering van
geheel Mataram reeds heeft plaats gehad.
Dit blad komt het voor, dat, nadat op
30 September het westelijke, noordwes
telijk en zuidwestelijk gedeelte van Mata
ram vermeesterd is, en in verband rnet
den aanvoer van belegerings-artillerie
achterladers van 12 cM. en mortieren
van 20 cM. thans artillerie-opstellingen
worden vervaardigd, teneinde den vijend
van nabij te kunnen beschieten, bressen
in de huizen te maken en op die wijze
den aanval der infanterie te vergemak
kelijken.
Vermoedelijk zal dan ook wel het op
een 600 1000 Meter gelegen Tjakra
Negara, alwaar zich de eigenlijke wonin
gen van den vorst van Lombok en zoo
men zegt, ook zijne schatten, m 'gazij-
nen met geweren en munitie bevinden,
krachtig onder vuur worden genomen.
Het uitsteken van witte vlaggen zou,
hoopt het blad, geen reden kunnen zijn
om van die beschieting en later van den
aanval af te zien.
Naar zijne meening moeten Mataram
en Tjakra Negara zijn ingenomen en
verwoest aleer van eenige onderhande
ling sprake kan zijn.
Het Nieuws van den Dag ontving jl.
Donderdag het volgende telegram
Ida Bagoes Rai (een Balisch hoofd)
heeft zich met tweehonderd volgelingen
onderworpen.
De bevolking van Tjakra-Negara geeft
teekenen van onderwerping.
Brieveu uit Lombok.
Het U. D. ontving inzage van een paar
brieven, waarin een officier die in het
bivak te Tjakra Negara gelegerd was en
bij den overval in den nacht van 25 op
26 Augustus gewond werd, zijn weder
varen beschrijft.
De eerste brief, die den 25en Aug. is
verzonden, bevat met het oog op den
datum opmerkelijk als bewijs, dat al
staan er nu tal van ongeluksprofeten op
die beweren wel te hebben voorzien wat
er zou gebeuren, in het bivak zelf geen
kwaad vermoeden heers-elite enkel
een klacht over het vervelende leven in
het bivak, waarom een spoedig vertrek
naar Magelang terug door allen wordt
gewenscht. «Het is dan ook wel te ver
wachten zegt de briefschrijver dat
het niet meer zoo lang kan duren, vooral
ook met hel oog op den naderenden nat
ten moesson, want wij liggen hier in
zeer lichtgebouwde barakken van bam
boes. die natuurlijk geen voldoende be
schutting geven tegen voortdurende zware
regens, zooals men die hier in den nat
ten moesson heeft; tot heden toe hebben
wjj hier nog geen regen gehad."
De tweede brief vermeldt het aandeel,
dat de schrijver gehad heeft in den
vreeselijken slag, die onze troepen ge
troffen heeft.
„In den avond van den 25 Augustus,
ten 11*/* uur, vielen de eerste schoten
van den vijand en werden nnmiddelijk
door de onzen beantwoord. In zeer wei
nig tijds stonden onze troepen onder de
wapens en hielden moedig stand. Zeer
groot waren echter de verliezen, door het
vijandelijk vuur teweeggebracht, zoodat
de troep zeer veel te lijden had. Zeer
vroeg in den morgen, nadat dus het ge
vecht den geheelen nacht had geduurd,
werd ik zelf noor een kogel getroffen in
het rechter dijbeen, doch er is niets geen
gevaar bij, asngezien alleen vleesch en
geen been is getroffen, zoodat ik na on
geveer drie weken weder geheel hersteld
hoop te zijn. Ik werd terstond verbonden
en heb dus zeer weinig bloed verloren.
Zondag-morgen, dusden26n Augustus,
werd order gegeven, dat de troepen, met
medeneming vsn alle gewonden, zouden
terugtrekkende gewonden werden door
dwangarbeiders gedragen in zoogenaamde
tandoe's, dat is een soort van zeil dat
aan een langen stok is uitgespannen. Door
verschillende omstandigheden, voorname
lijk door de groote opstopping, konden
vele gewonden, waaronder ik, niet volgen.
Zoodoende bleven in het bivak achter
drie ongedeerde officieren, de dokter, ik
en pl m. 60 ongedeelde miadere mili
tairen benevens pl. m. 40 gewonden. Daar
zaten we nu, afgesloten, zonder eten of
drinken en voortdurend door den vijand
beschoten, steeds hopende op hulp van
buiten, doch tevergeefs. Zoo zaten we den
geheelen Zondag en Maandag en toen
werd besloien 's avonds in alle stilte af
te trekken.
Dit gebeurde ook, doch toen wij buiten
de bivakplaats waien, werd er loos alarm
gemaakt met het gevolg, dat de dwang
arbeiders, die mij droegen, hun last neer
wierpen, zoodat ik weder op den grond
lag. Met behulp van mijn bediende en
een korporaal krabbelde ik weer op en
werd de tocht voortgezet, zonder dat de
vijand ons verder lastig viel. Maar wat
een tocht was dat: ik werd, tusschen
twee anderen.in, met mijn doorschoten
been als 't ware gesleept dwars over
velden, door rivieren en poelen en dit
duurde van 's Maandagsavonds 9 uur tot
den volgenden morgen 7 uur, loen wij
aan het strand kwamen en door eenige
sloepen van de oorlogsschepen werden
opgenomen. Ik werd toen terstond naar
het ziekenschip gebracht, dal reeds over
vol met gewonden was, en zoodoende
naar Soerabaja gebracht, alwaar ik nu
dezen brief schrijf in het hospitaal. Ik
voel mij volkomen gezond doch moet
natuuilijk steeds stilliggen, omdat het
been lust moet hebben; ik ben er echter
goed afgekomen en ijs nog bij de gedachte
am alle verschrikkelijkheden die ik heb
gezien."
Een droevig ongeval had Woens
dagavond alhier nabij het Centraalstation
plaats. De lampenist P. Dorrepaal werd
bij het vervullen van zijn plicht door de
machine van trein 234 van de Ooster-
spoor gegrepen en de rechterarm afge
reden, terwijl beide beenen op verschil
lende plaatsen gebroken werden en hij
tal van kleinere kwetsuren bekwam.
Reeds dadelijk werd hein hulp verleend
door de heeren D. J. Meijer, sergeant bij
de hospitaal-compagnie alhier en S. Wight,
veearts te Nieuwe-Pekela, terwijl hij later
door Dr. Schreuder verder werd verbon
den. Denzelfden avond nog blies de onge
lukkige in het R. K. liefdehuis den laatsten
adem uit.
De maandeiijksche Zendingsbidstond
zal Dinsdag 16 October des avonds te 8
uren in het gebouw volksheil gehouden
worden.
Onze vroegere stadgenoote mejuf
frouw G. van Zwol, onderwijzeres aan de
bijzondere school te Bruchem is met
ingang 1 Jan. 1895 benoemd tol onder
wijzeres aan de bijz. school te Hoevelaken.
Bij bel te Utrecht gehouden examen
voor de acte lager onderwijs slaagde
o. m. Mej. G. Th. W. Mezger, alhier.
Tot den cursus ter opleiding voor
dienstdoend luitenant te velde zijn bij het
5e regiment infanterie hiei toegelaten de
sergeanten: De Jong, Tooren, Renes, Van
Doorn, Graansma, jhr. Rengers, Hora
Siccama, Christen, en de fouriers Onder
stal, Veldman, Sijbel, Clement en Van
der Boon, terwijl tot den cursus voor
sergeanten-majoor zijn toegelaten de ser
geant-majoor titulair Ruijs, Zwaga, Jon
ker, Scholte, Harlhoorn, Drenthen, Dec
kers en Koppenschaar, benevens de ser
geanten De Boer, Bruens, Van Dormolen,
Scheer, en de fouriers Van der Horst en
Bruns.
Tengevolge der ruime inteekening,
voor de Voorstelling in Amicitia op 15
en 16 Octobei 1894 des avonds te 8 uur,
kunnen op den eersten avond alleen wor
den toegelaten zij, die zoorzien zijn van
besproken plaatsen.
De plaatsbespreking bij loting zal ge
schieden op Maandag 15 October a. s.
des namiddags half een in den foyer der
sociëteit f 0.10 per plaats.
Scherpenzeel.
Naar we met genoegen vernemen,
neemt onze geachte dorpsgenoot de
Heer J. van Essen voortdurend in beter
schap toe. Zijn toestand is bepaald gun
stig, het voornemen bestaat om in den
loop dezer week Utrecbt te verlaten en
zich naar Amsterdam te begeven om
dan, zoo alles gunstig blijft, in de vol
gende maand, in deze gemeente terug
te komen.
Op kleine schaal!
Gelijk bekend is, wordt de oneerlijkheid
van het mandarijnencorps door niets
overtroffen. Maar toch schijnen er nog
grenzen aan het geknoei te zijn, dat een
mandarijn zelf begrijpt te ver te zijn
gegaan, en daarom China achter zich
laat. De Taotai van Tientsin, een opper-
mandarijn, moest legerbehoeften en wa
pens koopen. De man kocht 300.000
oude, slechte geweren tegen 2 tael per
stuk, en 1 racht 9 tael per stuk in rekening.
Het zaakje bracht hem 7% miljoen gul
den op.
Li Hung Chang heeft den man een
paar muilperen gegeven, waarna deze
verdween. Hoeveel van dat geld hi) met
anderen heeft moeten deelen, wordt niet
gemeld.
De volksgeest in Noorwegen.
De heer llugnues Le Roux geeft in
la Nouvelle Revue eigenaardige staaltjes
van den onafhankelijkheidszin der Noor
wegers in zijne «Reisaanteekeningen"
door het Scandinavisch schiereiland.
Ohristiariia, zegt hij, maakt reeds bij
het binnenkomen in de stad een, wat ik
zou willen noemen, democratischen in
druk, en deze wordt nog versterkt door
de zeden van het volk. De koetsier, die
u is komen opzoeken aan den trein, of
bij de stoom!oot, om u naar een hotel
te brengen, zal heel gul en familiaar
uwe hand drukken, indien hij voldaan is
over zijn drinkgeld.
De »Zak-lolk", waaruit gij, em u te
doen verstaan, de beginselen van een
gesprek geleerd hebt, waarschuwt u, dat
gij nooit iemand iets moet bevelen of
op gebiedenden wijze toespreken, als gij
wilt dat men u zal helpen. Een heer,
die tegen een kellner zou durven zeggen
«Breng mijn koffer naar boven 1" zou
gevaar loopen beneden aan de trap te
blijven staan, alleen met zijn koffer.
Men moet zeggen: „Wilt u de goedheid
hebben mijn koffer naar boven te
brengen."
Voer saa god wees zoo goed I
dat is de tooverformule, die van den
halstarigen Noor een gedienstig mensch
maakl. Hier dient ge»n een den ander:
men helpt elkaar. De eigenaar van een
hotel zelf zal nooit aan zijne gasten ge
lijk geven tegenover den kellner, dien
men niet behandeld heeft met al de ach
ting, welke men aan diens waardigheid
i9 verplicht. Ik heb dienaangaande eens
in een der voornaamste hotels van de
hoofdstad van Noorwegen een merkwaar
dig tooneeltje bijgewoond. Reizigeis, een
weinig opgewonden door den wijn. vroe
gen er op een Zondagavond champagne.
De kellner antwoordde: «Neen, heeren,
u hebt genoeg gedronken voor een
Zondag."
De gasten werden boos, wat niet on
natuurlijk was. Een van hen zeide:
«Wat vermeet jij je? Heb jij misschien
te veel gedronken.
Het gelaal van den kellnei werd lood
al- purper, maar hij bleef kalm en zeide
met waardigheid
«Heeren, het is een onaangenaame zaak
bediend te worden door iemand, die te
veel heeft gedronken. Ik zal u niet meer
bediened en niemand hier.,'
Hij zette het drietal buiten de deur en
de eigenaar dorst niet tusschenbeide
komen. Hij wist bij ondervinding, di.t
men het hem betaald zou hebben gezet;
hij zou in de bediendenwereld geboycot
als hij zijn knecht ongelijk had ge-
Dit gevoel van onafhankelijkheid vindt
men bij de bedienden zeiven terug. Zij
houden heel vaak feestpartijen, o. a. bals,
waarop zij elkander uitnoodigen. Zij gaan
er ook maar heen, zonder hunne meesters
te vragen Eene te Christiania wonende
Erangaise vertelde o. a. aan den heer
Le Roux, dat zij onlang hare vrouwelijke
bediende, die naar zij meende, reeds te
bed was, in de keuken vond, gedecolle
teerd, met bloote armen en in een licht
costuum.
«Waar gaat gij heen?" vroeg de dame.
«Naar het bal.
«In dat costuum? Ik verbied het je."
«Dat gaat u niet aan," luidde het kalme
inaar niet booze antwoord.
Als de bedienden zoo onafhankelijk
zich gedragen, kan men begrijpen, hoe
de werklieden en de boeien zijn.