NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT EN GELDERLAND
No. 97.
Woensdag 5 December 1894.
Drie-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
St. Nicolaas.
BINNENLAND.
F euilleton.
BEL §in©im
1MI1SFIIKTSSII COUIA
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 maanden 1.Franco per poet door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Uw komst is zoet en lieflijk uw
verschijnen, St. NicolaasDit kunnen
we niet alleen in overdrachtelijken
maar ook in letterlijken zin zeggen,
want reeds lang voor de komst van
den heilige was de stad in een atmos
feer van zoetheid en liefelijkheid
gehuld. Wij merkten het reeds lang,
dat Hij weer in aantocht was, hij
die zich aan tijd noch afstand schijnt
te storen, die ons in onzen snellen
en veranderlijken tijd komt herinne
ren, dat er ook nog iets blijvends en
bestendigs is. Hij blijft dezelfde
gaan wij per liets een boodschap
doen, hij doorreist op eenen dag de
wereld te paardhij verschijnt op
den bepaalden tijd ieder jaar, eeuw
uit eeuw in. Sinterklaas is de hei
lige band tusschen het heden en het
verleden.
Wees welkom Sinterklaas, ook al
hebt gij ons wel eens gefopt door
eene roede in onzen schoen te stop
pen, want als gij soms boos waart
dan was de oorzaak zeker wel bij
ons.
Sinterldaas hoort wei eigenlijk
thuis in Myra, maar is niettemin
onze Klaas. Wij hebben hem hier
heen overgebracht en genaturaliseerd
en dat was nog zoo onnatuurlijk
niet voor een zeevarende natie en
groote mogendheid als de onze was.
Onze voorouders wisten waar goede
buit te halen was, en een Sinterklaas
konden wij best gebruikenen de
goede man zou zich niet als ge
vangene gevoelen, hij kon zich best
schikken in den Hollandschen land
aard en vreemd waren hem karak
ter en eigenschappen der Hollanders
niet.
Maar hoe hebben onze voorouders
vöör de overplanting van Sinter
klaas het zonder hem kunnen stel
len? Toen reed in December Wodan
door de lucht op zijn schimmel
Kleipnir, met zijn speer Gungmir in
de hand en gevolgd door zijn trou
wen knecht Eckart. Deze ruiter
bracht dan bezoek in de woningen
der menschen om Joon of straf te
brengen al naar die menschen ver
diend hadden. Toen deze bezoeken
zeldzamer werden en weldra achter
wege bleven, werd de grijze Wodan
een Sinterklaas, zijn wonderdoende
mantel werd een bisschopsmantel,
zijn speer een bisschopsstaf, alleen
paard en knecht bleven, slechts het
gelaat van den laatsten kreeg don
kerder tint door de oostersche hitle.
Nu willen wij hiermede natuurlijk
niet zeggen, dat onze Sinterklaas
van Myra een geheel denkbeeldig
persoon isneen wij zien in hem een
historisch persoon, gehuld in [een
waas van sagen en legenden. Dit
zien wij, maar laten wij onze kinde
ren niet zoo wijs maken. Zij mogen
wel denken, dat hij van avond over
de daken rijdt en zijn gaven door
de schoorsteenen werpt. Zoolang zij
er niets vreemds in zien, dat hij
onsterfelijk, onmetelijk rijk en op
eenzelfden tijdstip overal tegenwoor
dig is, mag men hen wel blij maken
met de komst van Sinterklaas.
Waarom zouden wij voor hen den
sluier oplichten, waarom de poëzy
wegnemen uit hun wonderwereld?
Wij zouden dan immers het heer
lijke feest in waarde verkleinen, en
onze kleinen van een genieting be-
roovenmaken wij ze niet vroeger
wijs dan noodig is, in het latere zullen
zij nuchtere werkelijkheid ervaren,
misschien meer dan genoeg.
Moge Sinterklaas steeds, eeuw in
eeuw uit, in 't hart der kinderen
leven.
Zijn liefde voor de jeugd, zich
uitende in allerlei weldaden, maakte
hem tot den kinderheilige, den kin
dervriend. Aan de kleintjes schonk
hij koek, aan drie arme meisjes
verschafte hij, zooals de overlevering
zegt, een bruidsschateen herinnering
aan beide soorten van weldoen zijn
de met goud beplakte speculaasjes.
De letters van banket en chocolade
waren vroeger niet bekendzij danken
hun ontstaan aan den schoolgeest,
waardoor velen opgewekt werden te
studeeren voor doctor in de lekkere
letteren.
De vrijsters en vrijers van koek en
harten van banket of marsepein doen
ons den heilige van een bijzondere
zijde kennen. Hij was de vertrouwde
en vriend van minnende harten, als
zoodanig leerden die drie jonge maag
den te Panthera hem kennen. Hij
zou dan ook huwelijks maker geweest
zijn en zijn titel «heiligmaker" zou
een verbastering zijn van hylikmaker.
Evenzoo zou het woord Sinterklaas
niet enkel zijn heilige Nicolaas, maar
een samentrekking van Sint her Claes
d. i. heilige heer Klaas. Voor de
namen van hooge personages als
engelen, heiligen, pastoors enz. stelde
men n.l. den titel van heer. In het
nog gebruikte «heeroom" vinden wij
een overblijfsel.
Vorige jaren hebben wij reeds voor
andere gebruiken bij de St. Nicolaas-
viering een verklaring gegeven; ver
melden wij hier nog een van die ge
bruiken. De kinderen zetten schoentjes
of klompjes onder den schoorsteen
met een bosje hooi of stroo erin voor
het paard van Sinterklaas. Uit dank
voor die attentie laat dan Sint-Nico-
laas door zijn knecht den klomp met
geschenken vullen, zooals men in de
winkelkast van den heer Brandsen
kan zien. Zoo liet reeds de Gei-
maansche boer een schoof koren op
zijn veld staan voor het paard van
Wodan; in Saxen bestaat dit ge
bruik nog.
In den tijd van Brêero deden de
kinderen al juist als de onze, want
die dichter verhaalt:
Asset Sinter Claes was, so sette men seun tot
jou went de schoen,
Wat pleger jou moer, Griet Jans, daer en hiele
hoop goet in te doen!
Hiele peper huysjes met suyker-erreten. met kab-
beljaus-oogen en kapittel-stocken,
Dat pleegh onze Arent voor klockspijs met huyd
en met hayr in te schocken.
Wat! onse jonghen en kondt nyet uytstameren
soo veul hadt hy te wauwelen,
An sen vijgen, an sen neuten, an sen boekende-
flensies en sulck gebras.
Seker, 't kijnt sag eruytso begrobbelt. dattetmier
as wonder was
Wat stacker een gelt in d' appelen? een platbeck
een stooter, een rijer,
Een klimmer, vijf state stuyvers; dat stak bij in
syn spaerpot as een vrijer.
Er aan denkende, dat ook onze
kinderen van avond feest zullen vie
ren en meer of min met geschenken
en lekkernijen zullen worden toege
stopt, komt mij ook in de gedachte
een couplet uit de Sint-Nikolaasavond
van de Genestet.
Ja. kinderheilige, nog neemt mijn hart u aan!
En had de wereld slechts wat beter u verstaan,
Uw geest van weldoen en van liefde meer begrepen,
'k Zou met uw naamdag nog geruster kunnen
dwepen.
Want, lieve hoorders, is 't niet kannibaalsch tn
wreed,
Dat men op zulk een feest het hongrig volk ver
geet,
Dat met een ziekliik oog koomt op uw lekkers
azen,
En met zijn bleeken neus kleeft aan de winkel
glazen
Mocht Sint-Nicolaas dezen avond
ook de kindervriend zijn van de
misdeelde kinderen. Hij wil wel,
als wij maar willen. Kunnen wij
niet enkele arme kinderen doen dee-
len in de vreugde onzer kinderen?
Zouden wij onze kinderen niet kun
nen overhalen om een deel af te
staan aan kinderen, die anders niets
zullen krijgen Ja zeker, en zij wil
len dat wel, als wij maar willen.
En als wij dit willen doen, wat zul
len onze kinderen ons later dankbaar
zijn daarvoor, dat zij van jongsaf
geleerd hebben hun medemenschen
als broeders lief te hebben en be
hulpzaam te zijnEn wat zal de
geheele maatschappij ons dankbaar
zijn!
Rijkspostspaarbank.
In de Staats-Courant wordt ter alge-
meene kennis gebracht, dat gedurende
de maand Oct. 1894 zijn ingelegd en
terugbetaald uit de Rijkspostspaarbank,
do navolgende bedragen:
Bedrag der inlagen. f 1,667,655.85
id. der terugbetalingen f 1,376,724.77*
Meer ingel. dan terugb. f 290.931.U7®
Aan heteindeder maand
Sept. II. was ten name
der verschillende inleg
gers ingeschreven 35,935,007.91
zoodat hel gezamenlijk
tegoed op uit. Oct be
droeg 36,225,938.98'
In den loop der maand zijn 6931 nieuwe
spaarbankboekjes afgegeven; 1845 zijn
geheel afbetaald, zoodat er aan het einde
dier maand nog 440,969 in omloop
waren.
lit. Nicolaas.
Zondag had te Breda de jaarlijksche
ommegang van St. Nicolaas door de
stralen plaats. Het zachte weder lokte
duizenden naar buiten, waarvan de lieve
jeugd het leeuwendeel uitmaakte. De
stoet bestond uit de Koninkl. Harmonie
»Cecilia," verder St. Nicolaas, zijn zwarten
knecht (in de volkstaal Sindere Klaos en
Asjepan geheeten) en een vaandeldrager,
allen te paard benevens een versierden
wagen.
Op dezen laatsten werden aan de bui
zen verschillende geschenken in ontvangst
genomen, terwijl bestuursleden collec
teerden, een en ander voor het lofwaar
dige doel, om mingegoede kinderen met
St. Nicolaas een feestelijken dag te ver
schaffen. Bij het ontbinden van den
optocht was de wagen zwaar beladen
en bleek ook het gecollecteerde geldelijke
bedrag niet onbelangrijk te zijn. De
jeugd wisselde de vroolijke muziek
nummers af niet het keur der gerenno-
meerde Bredasche straatdeunen en luide
boera's weerklonken bij de grappige zetten
van Asjepan. Deze feestelijkheid heeft
zeer spoedig burgerrecht verkregen en
vindt veel sfeun bij de bevolking.
Een wakker inspecteur van
politie.
In den Haag bad men de laatste weken
zeer te klagen over tuimelraam-dieven.
Op een ronde bemerkte de inspecteur
Aalszt de heeren aan het werk. Hij stelde
zich verdekt op, en had na lang wachten
(de heeren werden door voorbijgangers
UIT het fransch.
19) Andrea voelde zijn hart brekeD toen
hij Alrr.a zag vertrekken het was
alsof een deel van hem zeiven van
zijn wezen was afgescheurd. Hij haastte
zich de deur te sluiten om zijne smart
te verbergen.
De leden van het escorte wachtten op
de weide.
Een zonderling looneel mengde vroo-
lijkheid aan tranen. De gids van Mer
cedes, de arme Cocomero, verscheen
eensklaps op zijn ezel gezeten. Cosimo
die dacht dat Andrea hem in het getal
der personen begreep, die naar de vlakte
terug moesten worden gebracht, had
hem zjjn ezel en zijne vrijheid terug
gegeven.
Cocomero, dronken van vreugde, ge
droeg zich op zijnen ezel als een bezetene
terwjjl hij de lucht van vroolijke kreten
deed weergalmen.
«Leve de vrjjheidriep hij uit
»men zal niet zeggen dat ik rajjn
ezel verkocht heb om drank te koo-
pen. Leve, leve de vrijheid I ik zal
mijn lieve vrouw terug zien voordat
eenigen huurman haar heeft kunnen
troosten. Leve de vrijheid! heeren ban
dieten
De ezel, die de vreugde vat zijn
meester deelde, deed een geducht ge
balk hooren, door al de echo's van het
fort weerkaatst.
Mercedes besteeg haar muildier en nam
Alma voor zich op.
Het escorte, uit zes mannen en
Cosimo bestaande, legde het geweer
op den linker schouder en ging op
weg.
Men ging het kamp door. Alma
weende nog.
De berglieden hadden nauwelijks ver
nomen dat Alma hen ging verlaten of
het was in het geheele kamp een con
cert van klachten en snikken. De vrou
wen, de grijsaards, de kinderen verge
zelden haar tot aan den rand van het
bergvlak. De eene kuste haar de hand
een ander den zoom van haar kleed,
een derde zelfs haar bekoorlijke kleine
voetjes. Zonder het escorte, zouden
deze goede lieden Mercedes wegge
jaagd en Alma in zegepraal terug gebracht
hebben.
Toen zij aan den rand van het berg
vlak kwamen, was er een lang afscheid,
met tranen vermengd. Zij volgden het
jonge meisje nog met de oogen, langs
de bergpaden met hun hoeden en
zakdoeken waaiende of hun stokken
zwaaiende, totdat zij ze uil het gezicht
verloren.
De toegenegenheid dezer lieden was
eene verlichting van Alma's smart. Haar
tranen stromden niet langer; met starre
oogen, half open mond, gaf zij zich
aan de schommelingen over door den
(red van den muilezel veroorzaakt, ter
wijl zij zelfs in eene soort van onbe
wustheid verkeerde van wat er buiten
haar omging.
Toen zjj zich zoo aan de doffe mijme
ring overgaf, alle zielen, die vermoeid
zijn van lijden, eigen, werd haar blik
eensklaps getroffen door eene verschij
ning, een droombeeld geljjk, dat op de
rotsblokken heen en weder sprong en
zwart afstak bij den schitterend blauwen
berghemel.
Alma zag scherper toe en herkende in
deze vreemdsoortige verschijning haar,
die de geheele wereld de zwarte vrouw
noemde.
De zwarte vrouw scheen met zorg de
sporen van het escorte te volgen. Hare
houding was niet meer zoo onverschillig
en onbepaald, als dien morgen bij de
fontein. Zij stelde klaarbljjkeljjk veel
belang in den weg, dien het escorte
nam, omdat zij dien volgde, terwijl
zij altijd op den zelfden afstand bleef,
niettegenstaande de moeielijkheden van
het golvende en door beeken doorkruiste
terrein.
Verscheiden keeren dacht Alma, die
om voor een oogenblik van den vermoeien-
den gang van den muilezel uit te rusten,
te voet ging, de zwarte viouw over de
sporen te zien buigen, in het zand achter
gelaten.
Deze bijzonderheid ontging ook niet
aan de lieden van het bergvlak, die te-
rugkeerende, tot elkander zeiden:
«Wat wil die tooverheks van haar?...
Helaas! helaas I Wij zullen er niet
meer zijn om haar tegen alle kwaad te
beschermen
Twee uren na Alma's vertrek, was
Andrea nog in zijn wapenkabinet, zijn
beide ellebogen rustten op de tafel
en zijn hoofd was tusschen zijn handen
gezonken.
Hij dacht aan het kind, dat niet
meer daar was En zijn geest, tot
zjjo eerste herinneringen opklimmende,
vond andere en oudere redenen tot
smart
«Arme Lucrezia Idood op twintig
jaar! zeide hij litter
En zijn hoofd rustte droevig in zijn
beide handen. De deur van het kabinet
ging zonder geiaas open. Regina, vlug
als een vogel, trad op haar teenen
binnen.
De hoofdman zag tiaar niet.
Zij durfde hem niet uit zijne mijme
ring wekken. Voor de tweede maal ging
de deur open, maar nu met geweld.
Mario verscheen op den drempel.
Hij was bleek en leunde op den blin
kenden loop van zijn jachtgeweer.
Zijn krampachtige vingers schenen door
het staal le willen dringen.
«Vader!" zeide hij op stroeven en pijn
lijken toon; «is het waar, dal Alma niet
meer bij ons is?"
«Dat is waar!" antwoordde Andrea
Regina, die achter eene trophe was
geslopen, wier schaduw haar verborg,
glimlachte vreemdsoortig.
«Zij heeft de bereen verlaten?" hernam
Mario, wiens lippen beefden.
«Op mijn bevel 1" herhaalde de hoofd
man, fier het hoofd opheffende.
De kolf van Mario's eeweer viel met
geweld op den vloer, de tropheeen gaven
een hollen metaalklank. De wangen van
den jonkman gloeiden.
«Bjj den hemell" zeide hij, «als gij mijn
vader niet waart.