NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
No. 3.
Woensdag 9 Januari 1895.
Vier-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Een kranten-tentoonstellinc.
BINNENLAND.
F euilleton.
BEL DEM0NI0.
AMERSFOORTSCHE C06RANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Per 3 ïiiimudcn f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. ,T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 j iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Onlangs vonden wij aanleiding u
te schrijven over den invloed der
»pers", en wij noemden toen het
getal der in ons land verschijnende
dag- en weekbladen, een niet gering
cijfer. Kwam toen bij ons de wensch
op, al die bladen bijeen te zien, die
wensch werd verleden week vervuld,
toen wij een kijkje namen op de
tentoonstelling van de Amsterdam
sche Courant in de Nes te Amsterdam.
Die tentoonstelling gaf een eerste
plaats aan de A. C., want voor en
door deze was zij ingericht, maar
niet alleen voor deze, want het was
een tentoonstelling var. de geheele
Nederlandsche pers, die zoo volledig
mogelijk vertegenwoordigd was, zoo
mogelijk elk door het eerste nummer
van den eersten jaargang.
Op lange tafels de Amsterdamsche
bladen in alphabetische volgorde; en
verder de overige kranten naar de
provinciën en titels gerangschikt; bij
Utrecht viel ons oog natuurlijk aan
stonds op een paar nummers van onze
krant, die zeer vreedzaam lagen naast
twee bladen van onze oudere zuster,
de eene van het laatste paar gestoken
in een oranje-pakje, als om te ver
tellen, dat het bejaarde Amersfoort
in 1874 evengoed prinsgezind was als
voorheen.
Van de bladen-eersten-rang zagen
wij rijke verzamelingen, die ons in
otficieele bescheiden de geschiedenis
dier bladen aanschouwelijk onder
wezen. De meeste in den aanvang
zeer klein, nemen allengs in uitge
breidheid toe; in den strijd om het
bestaan moesten vele het afleggen
de concurrentie werd groot, een dorp
kreeg ook zijn krant, ieder las een
of meer kranten. Naast de lijdens
geschiedenis van y>De Amsterdammer"
de glorierijke historie van Het Nieuws
van den Dag. De invloed van groote
feiten in onze vaderlandsche historie
is in de voor ons liggende pers-ge
schiedenis duidelijk zichtbaar. De
Fransche overheersching in het begin
dezer eeuw was de dood voor de
meeste der weinige bladen; de af
schaffing van het dagbladzegel in 1869
deed de pers een hooge vlucht nemen,
het formaat der bestaande bladen
werd vergroot en vele nieuwe kwa
men er bij.
Eigenaardig is een blik op de titels.
De Amsterdamsche Courant had er
aanvankelijk geen, maar spoedig was
er een noodig ter onderscheiding van
andere bladen. De keuze van een
goeden titel is lang geen onverschil
lige zaak, en daarom verwonderen
wij ons over het zonderlinge van
sommige titels, waardoor bladen met
naam, bedoeling etc. in tegenspraak
zijn. Zoo hebben wij een Nieuwe
Amsterdamsche Courant, zich noe
mende Algemeen Handelsblad of die
krant echter bij uitstek den handel
helpt bevorderen en meer handels
berichten geeft dan de andere groote
bladen, dat is de vraag nog. De
Nieuwe Rotterdammer doet hierin
althans niet onder, maar haar naam
kon even goed zijn Nederlandsche Crt.
met het oog op haar algemeen ver
spreid zijn daarbij komt, dat zij nu,
met negeering van Amsterdam, waant
te komen uit het hart van Nederland.
Het Nieuws v. d D., door spot
vogels genoemd de vliegende keuken
meid, geeft in strijd met den naam
veel nieuws van den vorigen dag,
maar blijft zich bij voortduur in de
gunst van het vrouwelijk geslacht
verheugen om de rijke inhoud van
familieberichten.
Wij zagen ook een Algemeen Dag
blad, dat alles was behalve juist al
gemeen. Het is genoemd „een voor
ganger van de Telegraa/ van heden,
welke zijn berichten per trekschuit
ontving." Dat woord trekschuit be
hoeft u nu niet te doen denken aan
die- oud-Hollandsche langzaamheid,
want zooals ge weet, gaat de trek
schuit van Utrecht naar Amsterdam
tegenwoordig met stoom, en die van
Utrecht naar Leiden met een petro-
leummotormaar het trekken is er
nog niet uit.
Geeft uwe kinderen geen krant om
aardrijkskunde te leeren, want zij
komen in tegenspraak met hun school
wijsheid, als zij zien, dat in Amster
dam een Centrum en een Noorden
verschijnen, en niet weten dat het
een weleer uit Utrecht en het ander
uit Groningen kwam.
Voor hoogvliegers ligt ter waar
schuwing het Vliegend blad, dat zich
binnen twintig jaar jammerlijk dood-
gevlogen heeft, en voor dageraads
mannen en onbesuisde heethoofden
ligt daar een vermaning in de Toe
komst, die nimmer een toekomst ge
zien heeft en slechts enkel tot het
verleden behoort.
Bij sommige bladen moeten wij
raden wat de titel zeggen wilb.v.
De Tijd, wat wil dat zeggen? Dat
dit blad den tijd heeft, of een juiste
tijdwijzer is, of dat het met zijn tijd
meegaat, of herinnert het ons aan
de vergankelijkheid? Wat de juiste
bedoeling is, weet ik niet, maar ge
noeg over dit onderwerp.
De tentoonstelling was in haar
soort zeer belangrijk, en als gij haar
gezien hebt dan zult ge niet meer
met minachtig spreken over die oude
kranten, en al zijn wij zelf afkeerig
van verzamelen, wij zijn dank schul
dig aan een verzamelaar als den heer
Hartkamp, wien een groot deel der
nieuwsbladen in eigendom behoorde.
Het schijnt soms zoo nietig wat ver
zameld wordt, en de liefhebberij van
een verzamelaar schijnt soms beuzelarij
en tijdvermorsing, maar voor het
nageslacht kan zoo'n verzameling
zeer groote waarde hebben en zeker
is dit zoo bij kranten, wier geschie
denissen tezamen gevoegd één pers
geschiedenis opleveren, die een
groote waarde heeft voor de geschie
denis van ons vaderland.
Wij hebben nog gezwegen over
het Jubeleum van de krant, waar
aan de tentoonstelling te danken is,
wellicht kunnen wij Zaterdag iets
meedeelen uit de 275-jarige geschie
denis van de oudste krant ter wereld
de oudste, als wij nl. het Oude China
huiten rekening laten.
Door de kolonels van het Leger
des Heils is van HH. MM. de Koningin
en de Koningin-Regentes gezamelijk f300
omvamen voor het maatschappelijk werk
van het leger.
Naar de «Residentiebode" verneemt,
zou de oud-minister van Buitenlandsche
Zaken in het vorige Kabinet, mr. G. van
Tienhoven, zeer in aanmerking komen
voor de vervulling v n de vacature in
den Raad van State, ontstaan door de
LOMBOK.
De mail bracht mede de volgende
dankbetuiging van generaal Vetter:
Aan allen in het vaderland, die mij
en de onder mijne bevelen staande offi
cieren en minderen van zee-en landmacht
hunne gelukwenschen aanboden met de
op Lombok behaalde overwinningen, be
tuig ik bij dezen, mede namens die
officieren en minderen, mijnen opiechten
dank.
Hoofdkwartier Ampenan.25 Nov. 1894.
De opperbevelhebber van zee- en
landmacht der militaire expeditie
naar Lombok
VETTER.
Aangaande de schatten van den
vorst van Lombok schrijft het Bat. Hand.
Volgens de berichten zou onder de in
beslag genomen juweelen van den radja
zich een steen bevinden van de waaide
des Kohinoors. Zelfs wanneer dit waar
blijkt, zal het slechts eene compensatie
zijn van het verlies, teweeggebracht dooi
de belangrijke diefstallen in de schatka
mers, welke door de Baliërs en vooral
door de Sasaks moeten gepleegd zijn,
tjjdens de bestorming van Tjakra Negara.
Bovendien is de schatting der vermogens
van Indische vorsten meestal zoo leger.
dair, dat zij bij uitkomst in den regel
bitter tegenvalt. Op grond hiervan blij
ven wij selooven dat het al zeer fraai
zal zijn, wanneer van de twintig millioen
gulden, welke den radja van Lombok zijn
toegeschreven, genoeg gevonden wordt,
om daarop te verhalen de zeven acht
millioen gulden, waarop de oorlogskosten
geraamd worden.
Te Dokkum is het gewoonte op
Oudejaarsavond naar het Stadhuis te
trekken, om als het 12 uur is, het nieuwe
jaar met vaderlandsche liederen te be
groeten en dan al zingende door de stad
te trekken. Ook dit gebeurde nu. De
gemeentepolitie had hoegenaamd geene
moeite de orde te handhaven, toen op
de Breedstraat twee marechaussees ver
schenen, die gelastten het zingen te
staken. Toen dit niet geschiedde, trokken
zij de sabel en deelden klappen uit. De
gemeente politie wist de ontstemde me
nigte gelukkig weer te kalmeeren.
Bij de directie der ijsclub «Leeuwar
den" bestaat, naar de «Leeuw. Ct." ver
neemt, het plan, in dezen winter eene
priksleden-hardrijderij in nationaal cos-
tuum te organiseeren.
De heeren Abenhorn VBn Nauta en
Elselo, van Hindeloopen hebben hunne
medewei king toegezegd, om dit hoogst
eigenaardig sportfeest uit vervlogen lijden
zoo getrouw en glorierijk mogelijk in
Frieslands hoofdstad, waar een soortge
lijk ijsfeest tot nu toe nimmer heeft
plaats gehad, binnen te leiden en weer
te geven.
Bij den militieraad van Leeuwar
den maakte een loteling aanspraak op
vrijstelling, omdat zijn broeder als mili
tair wielrijder zich voor 5 jaren had
verbonden. De militieraad was van oor
deel, dat wielrijdersdienst niet moest
worden beschouwd als dienst in den zin
van art. 58 sub 1 der Militiewet.
Gedeputeeide Staten van Friesland
hebben in tegenovergestelden zin beslist
en aan den loteling vrijstelling van den
dienst verleend.
De sociale qiiaestie en de rijken.
In het «Venl. Wkbl." schrijft de heer
mr. HaiTmans
Het bestaan der sociale quaestie is
geen ongeluk, gelijk velen zich verbeel-
29 uit het fransch.
Eensklaps
01 als Cocomero, of een andere boer,
of een trotsche edelman als Capilan, of
iemand zonder geloof, of vrees, of ge
weten, zooals Cosimo of eenig andere
bandiet van Andrea Vitelli'e bende op
dit oogenblik er voorbij was gekomen,
zou hjj zeker terug zijn gedeinsd. Maar
noch Cocomero, noch Cosimo, noch zelfs
de dappere Capitan wandelde daar op
zulk een uur van den nacht, en geen
enkele hinderpaal stond datgene in den
weg, wat er zou plaats hebben.
Eensklaps, zeiden wij, werd een ven
ster geopend op de eerste verdieping
van het geheimzinnig kasteel, en door
het geopende raam stak een zwatt hoofd
naar buiten, met een Aziatische tulband
bedekt.
Zoodra het geheimzinnig hoofd een
oogopslag in de stille en verlaten
vlakte had geworpen, trok het zich lang
zaam terug en werd het raam weder
gesloten.
Een oogenblik later knarste de slot
poort op zijn hengsel en een jeugdig
ruiter, in het zwart gekleed, een fluweelen
masker dragende en op een klein ara-
bisch paaid gezeten, kwam buiten, aller
lei rijtoeren verrichtende.
Twaalf ruiters volgden hem van
nabij, twaalf zwarte ruiters, het hoofd
door een grooten tulband omgeven, en een
lang gedaroasceerd slagzwaard aan de
heupen.
Deze twaalf ruiters waren op de zuid
kust van Afrika geboren. Zij waren
schoon, groot, lenig en sterk gespierd, en
bereden hun wilde paarden met eene
behendigheid en vlugheid, die aan hel
wonderbaarlijke grensden I
Zoodra de jeugdige ruiter hen ach
ter zich zag, richtte hij het hoofd met
een trots, half kinderlijk, half vrouwe
lijk, op, en naar de vlakte wijzende, die
zich voor hen uitstrekte, gaf hij zijn
klein paard de sporen en vertrok in
galop.
De twaalf ruiters volgden hem en de
poort sloot zich achter hen, zonder dat
eenige menschelijke hand ze aanraakte,
en als gehoorzaamde zij aan eene ver
borgen kracht I
Onderwijl rende de kleine troep als
een wervelwind langs de smalle en
talrijke bergpaden. De twaalf ruiters
hadden geen woord gewisseld. De manen
hunner paarden fladderden in den wind
en hun lange witte mantels wapperden
achter hen.
De paarden liepen niet, zij verslon
den de ruimte; ondanks de diepe duis
ternis van den nacht, het gebrek aan
goede gebaande wegen, ondanks de rot
sen en afgronden, vlogen zij als de wind
vooruit.
«Voorwaarts! voorwaaitsl" riep de
jeugdige hoofdman van tijd tot tijd.
En op zijne stem schenen ruiters en
paarden door een bovenmenschelijk vuur
aangezet, nieuwe krachten te scheppen.
Zij vlogen over kloven en bergen, door
struiken en bosschen, door moerassen en
beken.
Waar gingen zij heen, zoo in het
midden van den nacht, zwijgend als
geesten, snel als bewoners eener andere
wereld?
Naar welk geheimzinnig doel moest
deze geordende wedren leiden 1
Welken wensch, welk vuur bezielde hen
Naar welke gevechten, naar welke brui
loft reden zij
De twaalf ruiters wisselden geen woord
en behalve het droge en regelmatige
geluid van den galop der dertien paar
den, hoorde men niets dan van .tijd
tot tijd de fijne en heldere stem
van den hoofdman, die hen voorwaarts
dreef!
Onderwijl werden zij door wolven, die
de lucht van de paarden hadden ge
kregen, achlervolgd, naar mate zij die
per en dieper in de bergen doordrongen;
maar de ruiters renden altijd maar door,
en hoe meer zij in het bosch kwamen,
hoe meer wolven zich bij hun vervol
gers voegden en een verbitterden wed
ren op leven en dood met hen aan
vingen.
Weldra waren de wolven, uitge
hongerd en bloeddorstig tot een be
langrijken troep aangegroeid. Hun oogen
schitterden in de duisternis, hunne
verdroogde tong hing hun uit den muil.
hun behaarde staarten zweepten langs
de zijden en uitten zij een vroolijk ge
huil, als waren zij reeds zeker van hun
prooi.
Evenwel verontrusten de twaalf ruiters
zich weinig over hen en hun hoofdman,
wiens lokken in den vochtigen nachtwind
fladderden, hield niet op heD aan te vuren,
roepende
«Voorwaarts! voorwaarts!"
Alleen toen een te vermetele wolf
opsprong orn zijn paard bij de neus
gaten te grijpen, trok hij vlug zijn
zwaard en deed den kop van het af
schuwelijke dier met een enkelen krach-
tigen slag ver weg vliegen.
Zoo deed elke ruiter wanneer een wolf
zijn ros bedreigde.
Weldra verdwenen de rotsen, beken
bosschen en moerassen; de paarden be
traden de vlakte, de wolven hielden stil
bij de laatste grenzen der bergen en
vergezelden hen nog lang met hun akelig
gehuil. Vervolgens hoorde men niets
meer dan den eentonigen galop van de
paarden en de stem van den jeugdigen
hoofdman. Zij waren onder de muren
van Ercole's kasteel gekomen. Daar
temperde de jeugdige hoofdman den
galop van zijn paard en voeide op den
rand der sloten rijtoeren uit, die de be
hendigste pikeur hem niet bij vollen dag
had durven nadoen.
Op dit oogenblik trad Alma hare
kamer binnen, en zette zich in de ven
sterbank neder. Misschien dacht zij aan
de arme vrouw, die haar eene liefdes
geschiedenis verteld had, misschien aan
MarioHare ziel was nog be
wogen en opende zich voor de teedere
indrukken, die Lucrezia Mammone er in
had opgewekt.
Lucrezia had haar eene liefdesge
schiedenis verteld en deze geschiedenis
had eensklaps aan den dag gebiacht
wat er in hare eigen ziel omging.
Zij beminde Mario, zij beminde hem met