NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
Officieele Publicatiën.
IEL 0EM0NI0,
No. 13.
Woensctag 13 Februari 18°5,
Vier-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG
Onderlinge verzekering.
BINNENLAND.
F euilleton.
AMERSFOORT
HE CBEHASIT.
VOOR
abonnementsprijs:
Por 3 u.Auiiden f 1Franco per post door het geheele Rijk.
A f z o n d e r 1 ij k e Nummers 3 Cent.
fn^e-zonden stukken en berichten inte'/.enden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag:.
Uitgever G. .1. SLOTHOUWER. Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
f-iroote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De openbare en de particuliere
liefdadigheid hebben steeds, en in
onzen tijd meer dan ooit, zicli beijverd
om hulp te bieden aan slachtoffers
der tegenspoed. Gasthuizen, wees
huizen enz. verrezen in menigte, de
liefdadigheid is vindingrijk, geen be
hoefte of zij weet hoe er in te
voorzien. Wie zal haar arbeid niet
vvaardeeren en tevens erkennen, dat
het een onvermijdelijke plicht is voor
den staat en voor alle burgers, oin
diegenen te helpen, die lijden niet
door eigen schuld Maar is het niet
nuttiger, te zorgen, dat er geen
onverschuldigde hulpbehoevendheid
ontstaat Een ziekte voorkomen is
beter dan haar genezen. Er kan van
de liefdadigheid ook te veel gevergd
worden als de vraag door omstandig
heden te groot is, en dan zijn de
middelen niet toereikend en zit men
verlegen. Die gevallen doen zicli steeds
voor. Tot steun van weduwen en
weezen moet soms met veel moeite
een fonds bijeengebracht worden,
vandaag hier, morgen daar. Daar
moest iets anders op gevonden worden,
en dit kan. In vele gevallen zal
liefdadigheid overbodig worden door
verzekering. Dit is een vooi hoed-
middel, dat nog te weinig wordt
aangewend. Vestigen wij door enkele
regelen hierop de aandacht.
De verzekering heelt ten doel, een
last, die voor het draagvermogen van
één alleen te zwaar is, over een groot
aantal verzekerden te verdeelen, opdat
de druk voor enkele personen zoo
gering mogelijk is. Ziet de burgerman
zijn have door het vuur vernield, dan
is dit veelal zijn ondergang. Jaren
van noesten vlijt en voortdurende
ontbering zouden noodigzijn, om hem
te maken wat hij geweest is. Stel,
dat nu jaarlijks één op de twee duizend
huizen afbrandt, dan zullen de twee
duizend personen, als zij een onder
linge verzekering sluiten, ieder maar
een twee duizenste deel van de schade
moeten betalen, dus slechts een
geringe som, en daarvoor is ieder
uien het ongeluk treft, geborgen. In
een brandassurantie is bijna iedereen,
het zou onverantwoordelijk en dom
zijn er buiten te blijven. Bedoeld
beginsel van onderlinge verzekering
wordt nog in veel andere gevallen
toegepast. Reeders verzekeren zoo
hun schepen, boeren hun vee. Het
komt ook meer in gebruik, dat werk
gevers hun werklieden verzekeren
tegen ongelukken. Vooral die verze
kering van den mensch zelfs is van
groot belang.
De meeste mannen voorzien door
dagelijkschen arbeid in het onderhoud
van zich en hun gezin. In dien arbeid
loopen zij buiten hun toedoen op
velerlei wijze gevaar, om tijdelijk of
voor altijd ongeschikt te worden voor
hun werkzonder nog aan bepaalde
ongelukken te denken zijn daar ziekte,
zwakte, ouderdom, sterfte en gebrek
aan werk. Vooral krachteloosheid
en oudeidom maken totaal ongeschikt
tot werken en daarbij komt ellende
voor goed de woning binnende dood
van den kostwinner laat weduwe en
kleine kinderen geheel hulpeloos.
Voor ziektegevallen, die van langen
duur zijn, bestaan reeds verschillende
ziekefondsen. waaruit het huisgezin
een vrij voldoende ondersteuning ge
niet, wanneer hel wekelijks een geringe
bijdrage gestort heeft. Tegen brand,
maar ook tegen ziekte moet een
werkman zich op deze wijze verze
keren, hij is dit aan zijn huisgezin
verplicht.
Onder den werkenden stand zijn
er zeker wel zeer weinigen, zoo er
al zijn, die zich van een jaargeld
verzekerd hebhen voor den ouden
dag of voer de na te laten betrekkingen.
Toch ware dit wenschelijk, opdat in
deze en zoo ook in allo gevallen iedere
woning gesloten blijft voor nood en
gebrek. Zeker zou dan een gouden
eeuw zijn aangebroken, waarvan wij
ons nog moeilijk een voorstelling
kunnen maken en die wel niet zoo
spoedig te verwachten is. De zaak
is ook niet gemakkelijk uitvoerbaar,
maar toch wel niet onuitvoerbaar.
Ieder zal dan een vaste jaarlijksche bij
drage moeten storten, die, om dedruk
minder voelbaar te doen zijn, in
termijnen kan geind worden.
Ongetwijfeld zal die bijdrage niet
gering zijn en voor velen nog te
zwaar, te meer daar inrichting en
administratie van zoo'n verzekering
hooge onkosten vereischen. Het bedrag
dier onkosten zal echter veel vermin
deren, als de verzekering is een
onderlinge verzekering, en als niet
zooals bij bestaande maatschappijen
aandeelhouders op percenten zitten
te wachten. En nog meer zal bespaard
worden, als zich met de administratie
wilden belasten enkele personen, die
thans reeds een deel van hun tijd
en geld besteden aan nuttigen arbeid
voor een of ander liefdadig doel. Gij
merkt wel, de liefdadigheid wordt
niet van de baan geschoven, zij ver
andert enkel maar haar manier van
werken. En waar die goede menschen
met hun geld moeten blijven, als
bij hen niet zoo dikwijls meer wordt
aangeklopt voor een huisgezin hier
welks kostwinner te oud of te zwak
is om te werken, of voor een ander
ginds, dat geen broodwinning meer
heeft? O, laat men daar niet voor
bezorgd zijn. De kas van de onder
linge verzekering zal vooral in den
aanvang wel wat kunnen gebruiken
en zal steeds gaarne haar inhoud
zien vermeerderen, opdat de verze
kerden met een lagere bijdrage kunnen
volstaan. Donateurs behoeven dus
niet verlegen te zijn met hun geld.
Behalve stoffelijken zullen zij ook
zedelijken steun kunnen verleenen,
als zij door tegenwoordigheid en woord
van hun deelneming doen blijken,
waar ziekte droefheid of de dood
rouw in een nederige woning gebracht
hebben. Die moreele steun, die in
vele vormen zich kleeden kan, ver
dubbelt de waarde van den stoffelijken
steun, dien de verzekerden zich hebben
gewaarborgd.
Van die onderlinge verzekeringen
telt Engeland er een 30.000, de
bekende Friendly societies, met meer
dan vijf millioen leden. Frankrijk
heeft meer dan 9 duizend Sociétés
de secours mutuels. Die vereenigingen
vinden in deze landen steeds meer
belangstelling en deelneming. Tot
die belangstelling moet ook bij ons
de werkman worden opgewekt, en
meerdere bekendheid zal van zelf
belangstelling wekken. In den strijd
om het bestaan is het toch een groote
gerustheid te weten, dat wij met de
onzen nimmer aan gebrek ten prooi
zullen zijn, welk ongeval ons ook
mag overkomen. Zoodoende zullen
armenzorg en liefdadigheid meer en
meer tot het verleden gaan behooren,
en de menschelijke waardigheid zal
er grootelijks door verheven worden.
Wij weten het wel, zoo iets is ge
makkelijker gezegd dan gedaan, en
er zullen zich vele moeilijkheden en
bezwaren voordoen, die wij hier stil
zwijgend zijn voorbijgegaan. Of die
bezwaren onoverkomelijk zijn? Wij
gelooven van niet. In bizonderheden
kunnen wij hier niet tredenhet was
dan ook alleen ons doel in deze
regelen nog eens de aandacht te
vestigen op een middel, waardoor
het mogelijk is veel armoede en ellende
te voorkomen, en waardoor de om
vangrijke taak der liefdadigheid een
gewenschte verlichting zal onder
vinden.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gezien art. 5 der wet tol regeling van
den kleinhandel in sterken drank en tot
beteugeling van openbare dronkenschap
Brengen ter openbare kennis, dal een
verzoekschrift om vergunning tot verkoop
van sterken drank in het klein by hen
is ingekomen van R. Riksen, in het per
ceel wijk F, no 321, laatstelijk bewoond
door j. Stork.
Amersfoort, den 9. Februari 1895.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gelet op art. 6 der wet van den 2.
Juni 1875 (Staatsblad No. 95),
Brengen ter kenDis van het publiek,
dat een door G. C. Smith ingediend ver
zoek, met bijlagen, om vergunning tot
het plaatsen van eene machine tot be
reiding van minerale wateren in het per
ceel alhier gelegen aan de Krommestraat.
wijk F, No. 280, hij het kadaster bekend
onder Sectie E, No. 3169, op de Secre
tarie der gemeente ter visie ligt, en dat
op Zaterdag, den 23. Februari aanstaande,
des voormiddags te elf uren, gelegenheid
ten raadhuize wordt gegeven om, ten
oveistaan van het gemeentebestuur of
van een of meer zijner leden, ezwaren
tegen het plaatsen van de machine inte-
brengen.
Amersfoort, den 9. Februari 1895.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
Naar aanleiding van het bericht,
dat de hoogleeraren Van den Ham en
Van Rhijn een wetenschappelijke teis
naar Palestina en Egypte ondernemen,
deelt men aan het Hbld. mede dat dr.
J. Th. de Visser, predikant bij de Ned.
Herv. gemeente te Amsterdam, die bezig
is een boek te schrijven over de Hebreeuw-
sche archaeologie, waarvan vóór een paar
jaar reeds hel eerste stuk veischeen,tot
dat zelfde doel in gezelschap van beide
genoemde heeren dien tocht onderneemt.
39 uit het fransch.
>01 maar hoe weet gy dat, ik kan
het mij niet voorstellen
«Luister. Laatst, toen ik uit de ber
gen terugkeerde, ben ik twaalf ruiters,
in het wit gekleed, tegengekomen. Aan
hun hoofd reed een gemaskerd jonkman,
die hun opperhoofd scheen te zijn, het
was Bel Demonio met zijn lyfwacht.
Eensklaps stijgerde hel paard van den
hoofdman; hij greep zijn dolk bij het heft
en sloeg er hevig mede op den kop van
het dier. In deze soort van worsteling
ging een der koorden van zijn masker
los. De maan verlichtte zijn gelaat en
ik herkende Reginal"
Alma vouwde de handen en treurig
het hoofd schuddende mompelde zij met
bewogen stem: O! ik hield zooveel van
haar I"
»En ik," zeide Lucrezia, »ook ik be
minde haar; maar niet zooveel als u,
arm kind."
Zij nam Alma's handen en drukte ze
vurig in de hare.
«Maar dat is niet alles," vervolgde zij,
»ik heb haar op een avond te Spoleto on
der den naam van gravin Orsini gezien.
Zij kwam ttit den schouwburg; Mario
wachtte haar. Hij stapte in hare draag
koets en zij kwamen te zamen in het ge
bergte terug. Dit nu moest ik u zeggen.
En nu, geloof mij, gij moet Mario niet
beminnen."
«Mario bemint haar dus?" vroeg Alma
nadenkend.
«Misschien," antwoordde Lucrezia, «in
allen geval, zij bemint Mario. en dit
is het grootste gevaar, dat u kan bedrei
gen, want Regina kent geen hinderpalen,
ziet gijl Zij zou alles over werpen
om haar wil te volvoeren. en als gij
haar in den weg stond, zou zij u laten
dooden, twijfel er niet aan, om haar doel
te bereiken."
«Mij laten dooden!" riep Alma ont
steld uit.
«Vergeet niet, dat Regina Bel Demo
nio is.
«O I mijn God zeide Alma, «is bet
een droom wal ik vet neem, en zal ik
niet spoedig ontwaken?"
«Beloof mij één ding," hernam Lu
crezia.
«Welk?" vroeg het jonge meisje,
«Beloof my Mario niet meer te be
minnen.'"
«Ik hem niet meer bemint en!"
«Maak dan ten minste dut hij u niet
meer bemint."
«Ik zal het beproeven."
«Denk dat uw leven er van af
hangt."
«Zeg liever: mijn geluk," antwoordde
Alma, het hoofd in haar handen ver
bergende.
De nacht begon te vallen er verscheen
eene patrouille soldaten aan het einde
van den weg.
«Vaarwel I" zeide Lucrezia, Altna's han
den kussende, «en vergeet niet wat ik u
gezegd heb."
«Zal ik u dan niet meer terug
zien
«Gij zult mij weldiu terug zien, als
God het will maar daar komen de sol
daten en men mag mij niet met u zien,
vaat wel 1"
«Vaarwel I" antwoordde Alma treurig.
Lucrezia sloop door de boomen en
verdween.
Haar mededeeltngen hadden een diepen
indruk op Alma gemaakt.
Zij keerde treurig bezorgd en naden
kend naar het kasteel terug. De ont
goochelingen des levens begonnen reeds
vroeg voor haar.
Bovendien, ondanks Lucrezia's ont
hullingen, kon zij niet in eens de ge
negenheid voor Regina uit haar hart
rukken. De vriendschap, van kindsaf
gekweekt, wordt zoo tnoeielijk uigewischtl
En Mario! hoe kon zy gelooven dat
hij haar al dien tijd had bedrogen, hoe
kon zij van de hoop afstand doen,
die de liefde in haar hart had ge
kweekt
Dat was onmogelijk!
Zij ging naar hare kamer en sloot die.
Nauwelijks had zij den grendel op
de deur geschoven of er werd geklopt.
Zij luisterde; men weende: het was
Marina.
«Wat wilt gij van mij?" zeide Alma.
«O! jufvrouw, heb medelijden doe
mij open!" riep Marine op smeekenden
toon.
Alma deed haar opmerken dat zy haar
niet noodig had en dat zij alleen wilde
zijn; maar Marina drong er met tranen
eu snikken zoo op aan, dat zij den moed
niet had haar af te wijzen.
Zij opende dus de deur.
Marina was vreeselyk bleek haar haren
vielen in wanorde langs haar wangen,
haar blikken waren akelig strak. Zoodra
de deur open was, wierp zy zich voor
Alma op de knieën.
«01 jufvrouw," riep zy weenend uit,
de knieën van het jonge meisje omvattend,
«jufvrouw, vergeef mij
«Wat is er dan toch!" vroeg Alma
ten hoogste verwonderd.
«Ik kan zoo niet langer leven," ant
woordde Marina, «en ik moet sterven
als gij mij geen vergiflenis schenkt."
«En waarvoor moet ik u vergiffenis
schenken
«O I ik had mij zelve wel beloofd hel
geheim te bewaren, maar het is mijne
long, mijne vervloekte tong, die mij al
mijne droefheid heeft veroorzaakt."
«Verklaar u nader?"
«Weinul" hernam Marina na een ooge-
blik zwijgens, «den volgenden dag heb
ik gesproken, gij hadt mij bevolen het
bezoek van uw neef Mario niet te ver
tellen. en ik heb het verteld; ik ben er
zeker van dat ik de aandacht der wacht
van het kasteel heb gaande gemaakt I"
«Ongelukkig kind I" zeide Alma zich
werktuigelijk verwijderende:
«O 1 laat mij sterven," vervolgde Marina,
«maar bezwaar mijn gemoed niet met
verwijten
Het arme kind snikte zoo oprecht, dat
Alma zich niet langer tegen zulk een
wanhoop kon verzeilen.
«Sta op," zeide zij haar vriendelijk,
«sla op en wees zoo niet, daarenboven
is het ongeluk nu gebeurd en uw wanhoop,
hoe groot zij ook ware, zou het niet