NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
UTRECHT en GELDERLAND
CLARI
Zaterdag 13 April 1895.
Vier-en-twmti^ste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
PASCHEN.
BINNENLAND.
F euilleton.
i\o. 30.
AMERSFOORT
COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Eer 3 maanden f 1.— Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. ,T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentien vismaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Oroote letters 6a vignetten naar plaatsruimte.
Een schoon en heerlijk feest is Paschen.
Een lente-adem zweeft in de natuur.
Het nieuwe leven, dat met het uitschie
ten van twijgen, het ontluiken van bloe
men en bloesems, met merel-gefluit en
leeuwerikszarig vreugdevol dooi der men-
schen borst stroomt en lichaam en ziel
weldadig verfrischt, wekt duizend nieuwe
verwachtingen in zieken en herstellenden,
in terneergebogenen en blyden, in kind
en grijsaard, in levenslustigen en levens-
moeden, in lachenden en weenenden, in
armen en rijken, in iedereen.
De aanblik der uit haren winterslaap
ontwakende natuur, met hare duizend
wekstemmen en haar verlangen en stre
ven naar ontwikkeling ,en ontvouwing,
naar schoonheid, kracht en volheid, naar
alles wat hare beheerschers van haar
wenschen en begeeren, het vermaant
ons in liefde en ernst, dat ook wij ont
waken, opstaan en afschudden de druk
kende aardkluiten en de den geest be
nauwende boeien, onverschilligheid en
lamheid, die doodsvijanden van allen
geestdrift en strijd voor het hoogste, de
doode en doodende zelfzucht, die ver
geet, dat wat op zichzelf schoon en waar
is, wat idealen wekt en voedt, het schoon
ste sieraad van een volk is en tegelijk
een machtige prikkel en onuitputtelijke
bron van nuttige en practische werken.
Schudden wij af het winterkleed, ver
nieuwen wij ons naar het voorbeeld der
natuur.
Opstanding uit het donkere graf, op
standing, die groote wet des levens moet
zich overal herhalen, waar het leven in
den dood verzonken en door den graf
steen bedekt is.
Er zijn tijden in het menschelijk leven,
ieder weet het, die den ernstigen
strijd het bestaan gekend en den last
van een zware taak gevoeld heeft,
waarin het ons is, alsof wij zelf in't graf
lagen en een steen daarvoor gewenteld
is; wij gevoelen ons gedrukt en beang
stigd, snakken en smachten riaar lucht en
naar vrijheid, drukken met inspanning
van alle krachten tegen den steen; hij
wijkt niet voor ons; wie zal hem ons
wegwentelen
Deze Paasch-vraag klinkt ernstig gelijk
voorheen ook heden.
Wat is die steen? Gevoelt niet ieder
mensch, dat hij een bijzonderen last heeft
te torsen, dien anderen niet hebben, en
dat het gesloten graf voor en door hem
gedolven werd, en dat hij zelf het is,
die den steen voor den ingang gewen
teld heeft? Die steen is vooreerst nood
en strijd. Wel zijn er sterke en moedige
zielen, die zich niet laten neerslaan door
armoede en ontbering, dooi den dage-
lijkschen strijd met net harde leven, die
door machtig vertrouwen gestaald moedig
dragen en rijker en sterker uit den stryd
komen. Maar er is een nood, die de
krachten van het lichaam met die van
den geest sloopt, een rustelooze arbeid,
die ons niet tot onszelve laat komen, die
ook den krachtigste doet roepen wie zal
hem afwentelen?
Denk aan den kranke, die weken lang
aan het ziekbed gekluisterd, gefolterd
door lijden, eenzaam en verlaten de lange
nachten doorwaakt; zijn bevende lippen
slaken den kreet: O, wie wentelt af den
steen I
En als de steen langzaam op zij gescho
ven wordt en ten laatste vensters en
deuren opengaan en verfrisschende lucht
binnenstroomt, en de kranke de lijkwa
den van zorg en kommer afwerpt en
terugkeert in het schoone leven, is dat
riiet een Paasch-morgen
Doch dit is niet de zwaarste steen.
Veel zwaarder is die, welke op hart en
ziel ligt, inden vorm van zorgen, angsten,
droefheid, smart.
Die zorgen worden niet enkel in de
hutten der armoede gevonden, maar veel-
vuldiger in de huizen der rijken, der
door het lot begunstigden.
Dat zijn de drukkendste zorgen, die
geen grond hebben, die niet van strijd
en arbeid vergezeld gaan, die in zichzelve
verteren en uit eigen nietigheid nieuw
voedsel trekken. Die onnutte, zelfge
maakte zorgen, waai in wij niet voor
iets, maar om iets zorgen, zij versloren
den vrede van het gemoed, verdonkeren
het verstand, verweekeüjken den wil, en
sluiten ten laatste in een eng graf, waarin
levensvreugde en levenslicht niet meer
kunnen doordringen. Deze zorgen doen
6terven voor den tijd, verlammen den ide
alen geest, verleren de beste krachten.
Zij vormen een steen, die zeer zwaar en
zeer moeielijk te verplaatsen is.
Zwaarder nog is de steen van rouw
en smart om geleden verliezen, het ge
voel van eenzaamheid en verlatenheid.
Zeldzaam zijn de sterken, die rechtop
blijven onder de felste slagen van het
noodlot. Als slag op slag valt, en de
grondvesten van huis en geluk reddeloos
wezzinken, dan blijft een somber graf
en de grafsteen drukt zwaar als een
centenaarslast. Wie zal hem afwente
len En hoeveel zware steenen liggen er
nog meer
Wentel weg die steenen, en laat u
niet wederom begraven. Weg die steenen,
eD groote ideëen en idealen zullen heer-
schen, en de dag zal komen, waarop
menschenliefde de heerschende wet zijn
zal, overal. Wel is die steen van het
ego'isme groot, maar hij brokkelt af;
het is als met dien steen, die door den
droppel uitgehold wordt; het gaat lang
zaam, maar de steen moet het op den
duur verliezen. De bereiking van hetgeen
edel en groot is heeft immer veel moeite
en offers geVordeid.
In de natuur gaat hst ook niet op
eens. Het ontkiemende leven bergt groote
kracht in zich, maar is nog zwak tegen
over ruwe invloeden van buiten.
Het Aprilweer is nog met te vertrou
wen de teere blaren en knoppen heb
ben nog veel te doorstaan en niet alle
zullen er goed afkomen maar zij wor
den allengs sterker en bestand tegen
giillen en nukken van de natuur, en ja
als de Meimaand komt
Op den Paaschmorgen zegt de lente
ons, dat de liefde sterker is dan de dood,
dat trage menschenharten moeten ont
waken uit den winterslaap.
Een machtige en troostrijke gedachte
wekt het Paaschfeest bij den ernstig-
nadenkenden mensch, de onomstootelijke
overtuiging, dat waarheid, vrijheid en
recht triumpheeren zullen en de liefde
ten slotte de zege verwinnen zal over
alle lage en duistere machten.
De Koningin-Regentes heeft bepaald,
dat zij requesten, Haar op sirrit aange
boden, niet meer zal aannemen.
De pogingen die van Duitsche zijde
worden aangewend ter verkrijging van
de heropening van Duitschland voor den
invoer van Nederlandsch rundvee, nemen
allengs uitgebreider verhoudingen aan.
Door hel Jandbouwcasino te Süderwick
en andere landbouw-vereenigingen in
Westfalen, zjjn aan den betrokken minis
ter van landbouw, adressen gericht tot
verkrijging van dat doel.
Adressanten merken daarin op dat
Nederland geacht kan worden thans vrij
van besmettelijke veeziekten te zjjn, ge
tuige de openstelling van de Belgische
grens voor Nederlandsch vee; terwijl zij
tevens meenen dat de tegenwoordige
smokkelhandel in vee het gevaar van
overbrenging van een sporadisch geval
van besmettelijke veeziekte zeer in de
hand werkt en dit gevaar verdwijnt bij
geoorloofden invoer onder toezicht van
deskundigen.
Door het verbod van invoer zijn de
veeprijzen ongekend gestegen en heeft
menig landbouwer uit geldnood gedwon
gen, zich laten verleiden zijn vee te ver-
koopen, tengevolge waarvan thans zoo
een groot gebrek aan fokvee ;3 ontstaan,
dat de veestapel niet behoorlijk kan wor
den aangevuld; terwijl als noodzakelijk
gevolg daarvan de melkproductie belang
rijk zal verminderen.
Aangezien nu de Duitsche landbouwer
in het algemeen uit eigen middelen niet
voldoende fokvee weet voort te brengen,
is de invoer van het betrekkelijk goedkoo-
pe en uitstekende Nederlandsche vee het
eenige middel dat adressanten in voldoen
de mate helpen kan.
Zij hopen dat bovenvermelde redenen
van voldoend gewicht mogen blijken om
hun verzoek, tot heropening van de Duit
sche grens voor Nederlandsche vee, toe
te staan.
Voorbarige openbaarheid?
Een der Haagsche correspondenten van
het Dagblad voor Nederland schrijft het
navolgende
ïEr is hier deze laatste dagen in pol
tieke kringen heel wat gepraat naar aan
leiding van hetgeen de Nieuwe Rotter-
damsche Courant wist te vertellen van
den inhoud van het wetsontwerp perso-
neele belasting, hetwelk door den Minis
ter ".""n Financiën is ingezonden bij den
Raad van oi-t?- Het conservatief-liberale
hoofdorgaan toch is n|et gewoon, rnet
zulke dingen ovef één nacht ijs te gaan.
Bovendien is het immers koek-cn-ei met
de tegenwoordige regeering. Zoo lag hèi
voor de hand, zijn mededeelingen te be
schouwen als een officieus communiqué
van den minister zeiven. En zoo is het
ook te verklaren, niet alleen dat die me
dedeelingen de ronde hebben gedaan door
de per s maar ook dat alreeds verscheidene
organen voor den dag zijn gekomen met
opmerkingen en bedenkingen.
De vraag is intusschen, of niet de
Nieuwe Rotterdammer 't zij zelve er in
geloopen is door den overdreven ijver van
eer. onbetrouwbaren nieuwtjesjager,'t zij
tegenover het publiek wijzer heeft willen
schijoen dan zij was. op straffe van later
te worden gelogenstaaft door de feiten.
Ingewijden verzekeren althans, dat het
gegeven overzicht van den inhoud van
het wetsontwerp ver af wijkt van de
waarheid. Eén hunner beweert zelfs, uit
den mond van den minister van financiën
te hebben opgevangen deze woorden»'t
schijnt wel, dat een schoonmaakster aan
het snuffelen is geweest in mijn prulle-
mand, en eenige stukjes papier, die zij
er in vond, met haar schoonmaaksters
verstand heeft aan elkaar geplakt, zonder
zich te bekreunen om den samenhang
In de volgende maand zal bij den
Uitgever Firma T. D. H. PULL te Apel
doorn een belangwekken boekje verschij
nen, getiteld: In Oranje's Lusthof. Wan
delingen in het Koninklijk Park van Het
Loo, door J. W. H. Cordes, Oud-Inspec
teur van het Boschwezen in Neder
landsch Oost-Indië Prijs 30 cents.
Dit werkje door een alleszins bevoegde
hand geschreven en eenig in zijn soort
zal als Gids den bezoeker op de voor
naamste en schoonste punten opmerk
zaam maken, terwijl het hem tevens op
het volle ryke plantenleven wijst, waar
door het niet alleen voor den bezoeker,
doch voor ieder, die iets meer van dit
Vorstelijk Lustoord wenscht te weten, be
langrijk is.
Onze Zuivelboeren
Onze teelboeren klagen, maar de zui-
velboeren niet minder, en zij schijnen
nog niet aan het onderste van hun on-
spoedsbeker toe te zijn.
Op de Engelsche markt zag het er
voor de Friesche boter en kaas reeds
En toch zal ik gelukkig zijn, wetende dat
het evenwicht uwer ziel hersteld is, dat
heden door eene opwelling van uw eigen
gevoel van dankbaarheid verbroken schijnt
te zijn. Scheiden wij daarom in vrede."
Bij deze woorden had ik het medaljon
te voorschijn gehaald, dat onmiddellijk
hare aandacht trok. Ik opende het, en
terwijl eene doodelijke bleekheid zich op
haar wangenvertoonde,aanschouwdezij het
portret der vorstin, die zich in mijn handen
bevond. Ja, het waren wel de dierbare
trekken harer moeder!
Zie Clarisse, hier is een tooverbarid,
die ons reeds zoo lang omslingerde, zelfs
nog voor dat ik vermoedde, dat er een
levend wezen op aarde kon bestaan met
eze gelaatstrekken, maar meer nog met
at hart, dat eenmaal mijn ouders ten
zegem strekte. Bij dit kleinood, bij het
aandenken aan uwe moeder bezweer ik
u, zeg ten minste geen rmeen", wanneer
gy op dit oogenblik het »jawoord" mij
nog niet schenken kunt, het «jawoord"
dal mij tot den gelukkigsten sterveling
zoude maken. Laat mij een straaltje van
hoop zeg mij slechts dat uw hart nog
geen keuze gedaan heeft. O, spreek,
Clarisse
Nu dan," hernam het meisje blozend,
wanneer dit woord u gelukkig maakt
ik ben vrij, ik heb er nog nooit aan
gedacht, om de vrome plichten op te
geven, waaraan ik mijn leven gewijd
heb. Ik zal uwer gedenken en wanneer
ooit
Hier werd ons gesprek gestoord door
de stem van onzen vriend, den dokter,
die plotseling van achter een boschje te
voorschijn trad. De behoedzame wijze
waarop ons onderhoud gestoord werd, had
reeds de opmerkzaamheid van enkele
groepen getrokken. Aan den pijnlijken
toestand, in welken zich mijne beminne
lijke verpleegster bevond, werd door mijn
edelen vriend spoedig eene vroolijke
wending gegeven. ïNeen, daar kan niets
van inkomen, mijn waarde. Om ons
zoo de parel aller diakonessen tusscheu
Elbe en Rijn afhandig te maken! Stel
je dat uit het hoofd, jong mensch! Leer
eerst in het leven weer eens vast op
uw beenen staan krukken deugen niet
voor jonge dolkoppen. Daarmede kan
men in geval van nood nog half en half
grenadiers kommandeeren, maar geen
harten van meisjes en vrouwen. Vereer
zuster Clarisse, zooveel ge wilt, neem,
wat mij betreft, haar hart met u mede
naar huis, maar laat ons onze brave
Clarisse, laat haar in dienst van den ko
ning en van het dankbare vaderland in
deze zalen werkzaam blijven, 't Is het
beste, dat gij beiden maar onmiddellijk
afscheid van elkaar neemt. Willen die
grillen u dan nog niet uit het hoofd gaan,
wees dan in 's hemels naam overtuigd
van mijne protectie. Evenals Wallenstein
eenmaal tusschen Mac en Thekla, zoo
treed ik tusschen u beiden en roep u
toe: »Scheidt van elkaar."
Met eene beslissende uitdrukking, die
geen tegenspraak dulde, had de genees
heer onze handen gevat, legde ze in
elkaar, doch scheidde ze onmiddellijk met
een zalvende oogopslag.
Vaarwel, inyn jonge kameraad," riep
hij Clarisse met zich voerende, ïgroet
uwe moeder voor mij
Nog een laatste veelbeteekenende blik
van het blozende meisje, dat aan den
arm van haar geleider thans in het volle
zonlicht trad, een laatste wuiven met
den zakdoek en een paar beste menschen
waren uit mijn oogen verdwenen.
Drie jaren zijn sinds dien dag verstreken.
Ondanks al mijn nasporingen heb ik niets
meer van Clarisse gehoord. Haar be
schermer, de dokter, heeft den militairen
dienst verlaten aldus luidde ten minste
het antwoord op een der brieven, die ik
hem van tijd tot tijd schreef, 't Was
hierin dezelfde lakonieke kortheid,dezelfde
droge humor, die hem tot den lieveling
der patiënten had gemaakt; soms leest
hij mij de les over mijn nog steeds toe
nemende hartstocht voor 't liefelijkst
wezen op aarde, met eene beminnelijke
boosaardigheid. Zooals je ziet, heb
ik hel mij de rest mijner dagen zoo
aangenaam mogelijk trachten te maken,
dank zij de zorgende hand mijner moeder.
Mijn doorluchtige gebieder blijft mij steeds
met zijn vertrouwen vereeren. Mijn
meerderen en collega's laten mij r,immer
gevoelen, dat ik eigentlyk slechts een
indringer ben. Mijn ondergeschikten staan
mij met raad en daad bij. Moeder brengt
haar tijd afwisselend hier en in de stad
door, nooit verveelt het haar om de ge
schiedenis van mijn kortstondig liefdes
geluk aan te hooren. Menigmaal brengt
zij een schaar van jonge vrouwen en
meisjes mede en leidt ze met ware trots
door de zalen van het slot, door het uil-
gestrekte park, en in boerderij en land
hoeven, alsof dat alles ons eigendom of
ten minste het werk van haar zoon
ware. Maar eene Clarisse heb ik onder
3! die bloeiende vrouwen en meisjesge
stalten, deze Maries, Charlottes, Eugenies
of hoe zij ook hfeten mogen nog niet
ontdekt. Aan aanmoedigende blikken
geen gebrek! Natuurlijk goldèp.zij min
der mijn persoon, dan wel mijne voor-
deelige betrekking. Wanneer de bezoe
kers weer vertrokken en het bespiedend
moederoog mij schijnt te vragen, of dan
geen dier meisjes eenigen indruk op mij
heeft achtergelatenwanneer ik dreig
weg te kwijnen van liefde en verlangen
naar mijne eenige Clarisse, dan komt
het mij meer dan eens voor alsof moeder
genoegen schopte in mijne hartkwaal
ja, zelfs verdenk ik haar, dat zij van
Clarisse's verblijfplaats meer weet dan
eigenlijk wel dienstbaar is voor mijne
rust. Maar kou liet moederhart mij dan
zoodanig op de pijnbank leggen? Of,
wanneer zij werkelijk iets van Clarisse
afwist, moest er dan geen overwegende
reden bestaan, die haar tot zwijgen noopte?
Zou Clarisse's vrijheid, ja, misschien haar
dierbaar leven bedreigd worden? Door
wie? Was er dari geen wet, die het
arme meisje in bescherming nam Kortom
ik moest aannemen dat er een vreeselijk
geheim bestond, 't welk mijne fantasie
mij iri de zwarste kleuien afmaalde
Eens 't was juist de jaardag van
mijn vertrek uil het lazareth te M., keek