NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
WEL
UTRECHT en GELDERLAND
i\o. 15.
Woensdag 19 Februari 1896
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BI NN FN LA ND.
F euilleton.
AMEBSFODBTSEIE COURANT.
VOOR
abonnementsprijs:
Ker 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers S Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. .T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Adyertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Door bet het hoofdbestuur van den
Alp. Ned. Wielrijdersboiid is, in zake
de repeling der voorgestelde belasting
op rijwielen bij «le Wet tot leveling dei
personeele belasting, het navolgende re
quest gezonden
Aan
de Tweede Kamer der Staten- Generaal
Geeft met den meesten eerbied te kennen: Het
Bestuur van den Algemeenen Nederlandschen
Wielrijders-Bond, van welke vereeniging de statu
ten zijn goedgekeurd bij Koninklijke Besluiten van
den 25sten Mei 1885 No. 42 (Staatscourant No.
156), 23sten April 1888 No. 21 (Staatscourant No.
152), 7den Augustus 1890 No. 28 (Staatscourant
No. 245) en 26sten Januari 1893 No. 21 (Staats
courant No. 46);
dat door ons Bestuur met groote belangstelling
kennis is genomen van het door Jhr. Mr. J. W.
H. Rutgers van Rozenburg den 30sten November
1895 voorgesteld amendement op het ontwerp tot
regeling der Personeele Belasting;
dat het adressant voorkomt, dat aan de regeling,
voorgesteld in dit amendement, groote, zoo niet
onoverkomelijke bezwaren zijn verbonden, zooals
straks zal worden uiteengezet
dat in het algemeen eene belasting speciaal op
het rijwiel, een nuttig, goedkoop voertuig, waar
van het gebruik in geen verband staat met econo
mische draagkracht, eene hoogst eenzijdige
belasting zal wezen in ons belastingstelsel, waar
piano's, schilderijen, horloges, enz., enz., zijn vrij
gesteld.
dat, indien het belang der schatkist hierbij het
hoofddoel ware, dit belang veel beter zou worden
gebaat, wanneer van elk rijwiel, bij den invoer
hier te lande of bij de allevering door den fabri
kant, eene som ineens (bijvoorbeeld van omstreeks
f 10.i als belasting geheven werd, waarbij dan
als bewijs van betaling het rijwiel voorzien zou
kunnen worden van een loodje met Rijkswapen
en nummer erop;
dat deze regeling de volgende voordeelen zou
hebben
a. dat de lastige en kostbare formaliteit van
het jaarlijks doen stempelen van het rijwiel geheel
zou vervallen
b. dat de belasting, ineens en direct door den
eersten kooper betaald, in de meeste gevallen
dengene zou treffen, die het bast haar dragen kon,
zoodat minder welgestelde bezitters van 2de en
3de hands rijwielen dan geheel vrij van belasting
zouden zijn;
c. dat dan ook zouden vervallen de willekeurige
onderscheidingen tusschen allerlei soorten van ge
bruik en tusschen allerlei beroepen van de wiel
rijders, üe lastige beslissingen daaromtrent, de
moeilijke controle-maatregelen, om te constateeren,
of van eenzelfde iijwiel reeds meer dan eens be
lasting is betaald met al de daarmee samenhan
gende willekeurige tarieven;
dat adressant toch met groot leedwezen verno
men heeft, dat het voorstel is aangenomen om
rijwielen te maken tot zesden grondslag van de
Personeele Belasting, omdat het zijns inziens geen
aanbeveling verdient, om eene belasting, die zoo
uiterst moeilijk te regelen en uit te voeren zal zijn
als afzonderlijken grondslag in de Wet op de
Personeele Belasting op te nemen;
dat, wilde de Kamer aan opneming in de Perso
neele Belasting de voorkeur geven, dan toch naar I
adressants gevoelen eene opneming van het rijwiel
onder het mobilair preferabel ware geweestI
dat wel-is-waar in het dagehjksch leven een
rijwiel niet tot het mobilair gerekend wordt, doch
dat de wetgever, die reeds rijtuigen daaronder
rangschikte en die in de strafwet ondergraving en j
overschrijding van eene sloot gelijkstelde met in- j
klimming, zeer wel kon bepalen, dat voor de uit
voering eener bepaalde wet, het rijwiel tot het
mobilair zou worden gerekend en met mobilair
gelijkgesteld
dat door opneming onder het mobilair althans
eene belasting m evenredigheid tot de waarde zou
zijn verkregen, terwijl thans het belasting-percen
tage voor een goedkoop 2de of 3de hands rijwiel
in verhouding tot de waarde enorm hoog zal zijn
en daarentegen voor de schatkist weinig totaal-
opbrengst zal leveren in verband met de onkosten,
die de heffing zoowel voor de administratie als
voor de belastingschuldigen zal medebrengen;
dat adressant meent dringend te moeten ver
zoeken om alsnog 0p de gevallen beslissing terug
te komen en den grondslag «rijwielen" te doen
vervallen wegens de volgende aan dien grondslag
verbonden bezwaren
a. HET BEDRAG DER BELASTING:
dit bedrag, dat door de ontwerpers van het
amendement teruggebracht is tot f3.voor een
éenpersoonrijwiel en f 5voor een tweepersoons
rijwiel, zou in de meeste gevallen niet te hoog zijn,
wanneer het niet zou vermeerderd worden met de
zeer ongelijk geheven wordende opcenten, waarvan
het gevolg zou wezen, dat in sommige gemeenten
een wielrijder slechts weinig meer dan de hoofdsom
betaalt en m andere gemeenten zoowel stede
lijke- als plattelandsgemeenten het dubbele of
bijna het dubbele van die som. Eene volledige
opgaaf zou te wijdloopig zijn. doch adressant kan
wijzen op de volgende cijfers:
Rijks-provinciale en gemeente-opcenten worden
of werden in het vorig dienstjaar geheven
In Amsterdam 105
Haarlem 115
Rotterdam 105
Groningen 81
Middelburg 108
Leeuwarden 81 \'.2
Almeloo 90
Avereest 80
Ambt-Vollenhoven 90
Den Ham 80
Diepenveen 90
Tubbergen 98;
dat de groote meerderheid der wielrijders luxe
rijwielen bezit en alleen voor genoegen rijdt, moet
adressant ten sterkste ontkennen één voorbeeld
slechts: de gemeente Het Bildt toont o.a. aan,
dat die meening van ons Bondsbestuur niet op
losse gronden steunt. In die gemeente, waarin
men 70 000 Meter kunstweg vindt en die noch
aan tram, noch aan spoorbaan ligt, komt een
rijd'-r, alléén voor genoegen, bijna niet voorwel
hebben b v. rijwielen
twee fabrikanten, twee warmoezièrs, een vijftal
kooplieden, die allen de markten te Leeuwarden,
Harlingen of Franeker er mede bezoeken;
een geneesheer, die zijn patiënten er mee be
zoekt
een veearts, die in alle weer en wind zijne
praktijk er mee uitoefent
een onderwijzer, die in verschillende dorpen
muziekonderwijs geeft
een verslaggever eener courant, die er mee
naar vergaderingen gaat;
een machinist eener boterfabriek. die dagelijks
eenige malen van en naar zijn werk rijdt;
een kommies der belasting, die zich er mede
verplaatst naar de tot zijn ressort behoorende
dorpen
eenige agenten van aardappelmeel- en andere
fabrieken, een handelsagent, eet., die hunne be-
roepsreizen erop aflegden
vier smidsknéchten, een verwersknecht, een rij
tuigmaker, vier timmerlieden, die er mee rijden
van en naar hun werk
een Godsdienstonderwijzer, die tevens colpor
teur is
een uurwerkmaker, vier landbouwers, die allen
het rijwiel bezigen in de uitoefening van hun
ambt of vak
een viertal onderwijzers, een paar leerlingen, enz
Op dezen allen, die zich hun rijwiel werkelijk
niet uit weelde hebben aangeschaft en die het toch
niet alleen en uitsluitend voor de uitoefenimr van
hun beroep gebruiken, zal de vermeerdering der
reeds zware belastingen sterk drukken.
Dit voorbeeld is één uit vele, dat met tal van
andere kan vermeerderd worden en, mocht het
gewenscht zijn, dan zou ons Bestuur onder over
legging van nominatieve staten kunnen bewijzen,
dat deze toestand in tal van plattelands- en stede
lijke gemeenten bestaat;
Orn nu aan dit bezwaar grootendeels tegemoet
te komen, zou art 30ter eene uitbreiding behoeven
in dien geest, dat van een rijwiel, waar viermaal
belasting van betaald is, de houder algeheele vrij
stelling geniet; alsdan zou eenigszins tegemoet
worden gekomen ?an het groote bezwaar, dat
velen, die voor een zeer luttel bedrag vf20.a
f 40.en soms nog minder) een rijwiel koopen,
van dat rijwiel belasting zouden moeten betalen
zooals art. 30bis letter a a ngeeft, zal belasting
verschuldigd zijn «van een rijwiel ter berijding
op den openbaren weg, zoo het niet uitsluitend
gebezigd wordt voor des gebruikers beroep of be
drijf:" en deze bepaling zal in de meeste gevallen
aanleiding geven tot onbillijkheid en onaangenaam
heden, vooral wanneer het toezicht door lagere
beambten wordt uitgeoefend; immers; of een ge
neesheer toert dan wel naar een verwijderd wo
nenden patiënt rijdt: of een koopman naar een
landbouwer gaat om te trachten aardappels te
koopen dan wel voor zijn genoegen toertof een
schoolopziener naar een vriend dan wel ter inspec
tie van eene school op reis is; dat alles valt
bijna niet te constateeren
wat nu betreft art. 30bis lett. b.. zoo meent
adressant, dat hier met vrij groote willekeur eenige
beroepen, die den voorsteller voor den geest kwa
men. zijn opgesomd, terwijl er vele vergeten zijn.
In de eerste plaats zouden toch wel handelsreizigei-s
en onderwijzers (vooral ten plattelande) onder
deze bepaling moeten vallen, terwijl bloein- en
boomkweekers, architecten en .journalisten zeer
zeker mede hieronder geplaatst moeten worden:
daarenboven zullen verschillende personen, die op
belangrijken afstond van hun kantoor wonen of
die op het platteland hunne betrekking uitoefenen
in een uitgestrekt ressort, en die in dit artikel niet
zijn opgenoemd, onrechtvaardig hooger belast
worden dan diegenen, met wie zij feitelijk tot de
zelfde categorie behooren; zoo zijn er bijvoorbeeld
notarissen in plattelands-gemeenten, die het rijwiel
bezigen tot uitoefening van hun beroep, tot het
gaan naar verkoopingen en verpachtingen, ter
inzage van kadastrale stukken, enz., enz.
b. DE BEPALING OMTRENT DE UITVOERING
DER BELASTING:
adressant meent, wat deze bepalingen betreft,
Uwe vergadering op nog grooter moeilijkheden en
onbillijkheden te moeten wijzen
Art 68bis eischt, dat elk rijwiel jaarlijks van
overheidswege voorzien moet worden van een
plaatje en een merk, bevattende een een num
mer; hiertegen meent adressant dat onoverkome
lijke bezwaren bestaan. Het is toch niet duidelijk,
op wiens kosten dit alles zal moeten worden aan
gebracht en wie tot het aanbrengen bevoegd zal
zijn; wanneer dit zal geschieden ten kantore van
een belasting-ambtenaar, dan wenscht adressant
te wijzen op het zeer groot bezwaar, dat in de
eerste dagen van elk jaar, onverschillig of de we
gen bereidbaar zijn of dat sneeuw of modder ze
onbereidbaar hebben gemaakt, elk wielrijder ver
plicht zal zijn, zijn wiel haar een dergelijk kantoor
te vervoeren; dat aldaar dan eene groote opeen-
hooping van rijwielen zal plaats vinden en de
Staat als belastmgheffer verplicht zal zijn aldaar
een behoorlijk gebouw te hebben, alwaar rijwielen,
die zeer licht aan roest en beschadiging onder
hevig zijn, zuilen moeten worden bewaard
dat bij eene groote opeenhooping van rijwielen
deze niet direct weer afgeleverd zullen kunnen
worden, zoodat de wielrijder verplicht zal zijn een
rijwiel dat hij dagelijks voor de uitoefening van
zijn beroep noodig heeft, eenige dagen te missen,
en hij dus verhinderd zal zijn, zijn beroep uit te
oefenen op de wijze, die hij gewoon is:
dat dit ook wel het geval is, wanneer een wiel
rijder zijn rijwiel ter reparatie geeft, doch dat de
meeste reparateurs alsdan machines ter leen ge
ven en dat de Staat er toch niet een stel reserve
rijwielen op na kan houden
dat, wanneer een wielrijder op het platteland
zijn rijwiel naar eene dergelijke stempelplaats ge
bracht heeft, hij te voet terug mag keeren, om
zijn wiel weder te voet terug te gaan halen iets,
wat niet alleen tijdroovend, doch in vele gevallen
ondoenlijk zal zijn
dat, wanneer de wielrijder verhinderd is het
werktuig in persoon naar den ambtenaar te bren
gen, hij een lastig, kostbaar en voor het werk
tuig zelf wellicht schadelijk vervoer door anderen
zal moeten doen verrichten;
dat alzoo die jaarlijksche nummering ongehoorde
onaangenaamheden voor de wielrijders zal mede
brengen en een kosten bed rag dreigt mede te slee
pen. verre buiten verhouding tot de opbrengst
der belasting:
dat het blijkt, dat de Heeren Rutgers c s. de
rijwielen niet alleen jaarlijks van een nummer
plaat, maar ook van een nurnrnermerk willen voorzien
(volgens de amendementen op de artt 46 en 48),
doch dat. terwijl er geen enkele afdoende reden
voor die tweevoudige nummering is aangegeven,
deze merk-operatie voor de machines, welke ge
heel uit holle dunne buizen bestaan, hoogst ge
vaarlijk iswegens de moeielijkheid er vanzal
het merken niet anders dan door talrijke speciale
ambtenaren kunnen worden verricht, wil het de
draagkracht van de machines niet verloren doen
gaanvoorts zal het merken voor den Staat kost
baar zijnhet zal dezen met een zwaar risico be
lasten en voor de wielrijders nieuwe onaangenaam
heden opleveren;
dat adressant dan ook opkomt tegen de laatste
alinea van bet amendement op art. 68, bij welke
alinea de voorstellers de bepalingen over de ver
plichting tot het doen merken van rijwielen willen
overlaten aan een. Koninklijk Besluit, hoewel die
bepalingen door haar hinderlijkheid den financieelen
last der eigenlijke belasting nog ver kunnen over-
treflenmen stelle zich maar eens voor. dat op
sommige Zeeuwsche eilanden geen zaakkundige
ambtenaren worden aangesteld en dat de rijwiel
houders verplicht worden jaarlijks hun rijwielen
per scheepsgelegenheid naar het naaste merk-
station tc verzenden
dat bovendien een rijwiel bestaat uit een zeer
groot aantal gemakkelijk van elkaar te verwijderen
stukken en dus het aanwezig zijn van een onuit-
wischbaar merk op oen dezer deelen niet genoeg
zaam aan zijn doel zal beantwoorden
dat adressant wel een voorstander zou zijn van
het aanbrengen van een Rijksnumrnfr, wanneer
dit practisch uitvoerbaar zou zijn, doch dat dit,
naar het oordeel van adressant, byna onmogelijk is;
wanneer de nummering doorloopend zou zijn,
dan zou het getal, dat door een centraalbureau
verstrekt moet worden, eindelijk zoo groot wor
den, dat men het niet duidelijk leesbaar zou kun
nen dragen; bovendien zou dan tevens eene cen
trale boekhouding op die nummers moeten be
staan, iets, dat zeer kostbaar zou wezen;
geschiedt de nummering kantoors- ofinspectie-
gewijze, dan zal men bij grooie kantoren be-
ha've een nummer van 3 en meer cijfers ook
nog een of meer letters op de nummer
plaat moeten aanbrengen, die het kantoor aan
wijzen, waartoe de wielrijder behoort, iets, dat
evenmin aan het doel zal beantwoorden In het
koit dus zal de bepaling omtrent het merken
of stempelen der rijwielen
a. voor het Rijk zeer kostbaar zijn
b. voor den wielrijder vooral op het platte
land tijd- en geldroovend en in groote mate
hinderlijk, zoo niet onuitvoerbaar wezen; en
c. niet genoegzaam aan het doel beantwoor
den.
Ten slotte meent adressant, dat de bepaling,
in art. 69bis vermeld, tot groote willekeur
vooral in den eersten tijd zal aanleiding
geven.
Adressant kan zich voorstellen, dat bij eenige
leden Uwer vergadering de voorgestelde be
lasting o.a. ook instemming heeft gevonden
met het oog op het brutaal optreden en de
onvoorzichtigheden van sommige rijders;
voor zooverre zulks het geval mocht zijn,
heeft adressant de eer dezen leden te verzoe
ken wel te willen overwegen, of eene belasting
in deze het gewenschte gevolg kan hebben en
of tegen de óók door adressant zoo zeer afge
keurde handelingen van sommige wielrijders
niet beter ware te voorzien bij eene Rijkswet,
die behooilijk de rechten en verplichtingen der
wielrijders zou kunnen regelen.
Resumeprcnde heeft alressant de eer Uwe
vergadering eerbiedig te verzoeken:
a. in de Wet tot regeling der Persooneele
26)
Wist de Hertog alles? en terwijl hij
het kaartje krampachtig in de hand
knelde, trof hem de gedachte dat hij
gekomen kon zijn om wraak te nemen.
Hy ging langzaam naar zijn slaapvertrek,
laadde een klein zakpistool dat hij in
zijne borst verborg, en met een kloppend
hart, en duizelend hoofd opende hij de
deur welke de kamer met zijn zijvei trek
verbond.
Eén blik was voldoende om hem te
toonen dat de Hei tog niets wist.
«Ik bevind mij in grooie verlegenheid,"
begint de Lallière plotseling, nauwelijks
wachtende om de gewone begroetingen
te wisselen «Kunt gij er den aard van
gissen? Kunt gij mij zeggen waar mijne
vrouw is?"
Kapitein Clive is aschgrauwhij wor
stelt er naar om kalm te wezende
gedachte heeft hem getroffen dat indien
de Hertog eenmaal de tegenwoordigheid
der Hertogin in het hotel verneemt er
een einde is gekomen aan al zijn hopen.
«Hebt gij haar heden gezien vraagt
de Hertog, hem nauwelijks den tijd latende
om de eerste vraag te beantwoorden.
Kapitein Clive buigt het hootd.
«Gij weet voorzeker de oorzaak der
ontvluchting myner vrouw. Kunt gij
mij zeggen hoe zij mijn geschenk oDtdekte
aan aan
«Ik was op het oogenblik in de kamer,
en zag de Hertogin het pakje openen dat
zonder adres, als om haar oog aan te
trekken, op hare schrijftafel was geplaatst."
De Hertog denkt aan Antoine en klemt
de tanden op een.
Kapitein Clive vervolgt op ruwen toon
hij wenscht den Hertog met wroeging
te folteren het doet zijne eigen zonde
lichter schjjnen wanneer hij bij die van
een ander stilstaat.
«Zij opende het kistje en was verrukt
over het halssnoer; zij riep mij om het
te bewonderen en stelde voor, het naar
mede te nemen opdat hij het bij haar
portret zoude kunnen voegen. Ik geloof
niet dat het het kleinood was dat haar
zooveel genoegen schonk als we! het denk
beeld dat gij er san gedacht hadt haar
aangenaam te wezen."
De Hertog bijt zicb op de lippen
de wroeging knaagt aan zijn hart.
«En dan?" zegt hij op gesmoorden
vraagtoon: «ik veronderstel dat zij het
briefje vond?"
»Ja."
«En toen?"
«Ik denk," antwoordt Alsager koel:
«Dat het u gemakkelijker zal vullen de
schaamte en verontwaardiging le raden,
welke zij gevoelde bij het lijden van zulk
eene vernedering in bijzijn van een derde,
dan het voor mij is om het u uit te
leggen."
«Het is zeer ongelukkig," mompelt de
Hertog: «Maar het is eenmaal geschied;
het is onnoodig den tijd in nuttelooze
jammerklachten le verspillen. Mijne taak
is thans haar terug te vinden, haar te
overtuigen met mij huiswaarts te kee
ren. Kunt gij mij eentg spoor omtrent
haar verblijf geven? Ik hen eerst naar
den nachttrein voor Engeland geweest,
denkende dat hare eerste ingeving haar
aan zoude sporen om naar haar oom te
vluchten."
Alsager beeft van vreeze dat de Hei
log de nabijheid zijner vrouw zoude ont
dekken. De echtgenoot staat hem met
driftige benieuwdheid aan te zien; hij
heeft geen tijd lot nadenken, plotseling
zegt hij:
«Ik geloof dat ik u eenig naricht van
de Hertogin kan geven Wil mij voor
een oogenblik verontschuldigen."
Hij verlaat den Hertog die met eene
verbaasde uitdiukking op het gelaat ach
terblijft, en naar zijn slaapvertrek gaande,
schrijft hij haastig de volgende regelen
«De Hertogin bevindt zich op weg
naar Italië. Zij is onder mijne be
scherming. Ik ben bereid u elke vol
doening te geven die gij eischen moogt."
HOOFDSTUK X.
«Morgen zal ik u dooden,
zoo ik kant"
Kapitein Clive neemt zijn hoed op, gaat
naar beneden, en het hotel uit, na eerst
zijn briefje aan een knecht gegeven te
hebben om den Heitog te brengen.
Er is thans geen reder, om elkander
terug te zien; zij zullen dat spoedig ge
noeg doen. Een voorgevoel bekruipt
hem dat hij morgen, lang voor dezen lyd,
stijf, machteloos en dood zal nederliggen,
maar het beangstigt hem niet hij ge
voelt geen berouw over wat hij gedaan
heeft. Slechts knarst hij in woede de
tanden bij de gedachte dat, zonder dien
dwazen tegenspoed met het geld, hij en
de Hertogin thans op weg naar Italië
zouden zijn.
Wanneer Alsager's briefje den Hertog
gebracht is en hij hetzelve heeft gelezen,
gevoelt hij zich als versteend. Nimmer
had de minste argwaan omtrent zijne
vrouw zijn brein doorkiuist; hij had haar
volkomen, ten zeerste aan hem toege
wijd geloofd: zelfs op den dag der Bazar,
toen hij haar verweet de witte toos aan
Kapitein Clive te hebben gegeven, ge
loofde hij geen oogenblik dat zij meer
om hem gaf dan als haar landsman of
dat eenige andere beweegreden als goed
hartigheid haar daartoe had aangespoord.
Hij had altijd Alsager's gevoelens door
zien, en somtijds, wanneer hy voor zich-
zelven meer vrijheid wenschte had hij
het half betreurd dat zy dezelve zoo
weinig deelde.
Maar, in een oogenblik komt een gan-
sche ommekeer van gevoelens bij hem
op, er bestaat ;eene gedachte, geen
wantrouwen te zwart of le laag om er
haar mede te brandmerken; terwijl hij
haar beklaagde en om harentwille
wenschte beter te zijn, is hij het die de
dwaas, de bedrogene, het slachtoffer is
geweest. Een woedende haat tegen beiden
overmeestert hem; hy dorst naar wraak;
zijn hart snakt naar moord zoo er eenige
kracht in zijne rechterhand oveiblyft,
zal de ellendige verwoester van zijne eer
niet leven om andere haardsteden te
vernietigen.
Wordt vervolgd)