miiuwe
Nieuws- en Advertentieblad
De afgod der Dames,
UTRECHT en GELDERLAND
DERTIG CENT
No. 28.
Zaterdag 4 April 1896.
Vijf-ee-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Aan onze lezers.
Aan onze lezers.
a. mmm ghhther.
PASCHEN.
F e u 111 e t o n.
BINNENLAND.
AMEBSFOOBTSEIE CBUBANT.
VOOR
ABONNEMENTSPRIJS!
Per 3 urnanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. ,T. SLOTHOUWER, Amersfoort.
aqvertentien:
Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Door de papierfabrikant teleur
gesteld, zijn wij tot ons leedwezen
niet in staat bij dit nummer een
Zondagblad te geren.
Wij stellen ons evenwel voor
de volgende week een DÜBBEl-
MiJIJIEK «e leveren en daarin
levens te beginnen met een
NIEUWS roman van de bekende
sell rijver EW'AED AUGUST
K N I G, getiteld: BI.IN'A ONT
SNAPT."
De Uitgever.
Als tweede premie stellen wij voor
onze lezers verkrijgbaar:
door
Mocht onze eerste premie een bui
tengewoon succes ten deel vallen,
zoodat wij zelfs niet aan alle aanvragen
konden voldoen, bovengenoemd werk
van den bekenden Amerikaanschen
humorist zal zeker niet minder in den
smaak vallen.
Ten einde voor teleurstelling te
worden gevrijwaard haaste men zich
daarom de in dit nummer voorko
mende bon, vergezeld van
aan ons bureau te doen bezorgen.
(Naar buiten met 10 cents verboo
ging voor frankeerkosten.
DE UITGEVEN.
Op den Paaschmorgen zit in de
zon een jonkvrouw, die als hemel-
schen groet bloemen strooit op de
aarde. Bloemen die bet aaidrijk
tooien met een feestgewaad, en bloe
men die als heerlijke gedachten in
de harten der menschen vallen.
37)
Otto heeft een paar «Seasons" in
Londen doorgebracht, en men heeft veel
werk van hem gemaakt, zooals men dat
altijd van eene goede «partij" doet,
vooral wanneer hij hij zijn overige aan
trekkelijkheden nog een lief uiterlijk en
beschaafde manieren voegt. Maar hij is
vroolijk teruggekeerd naar Sir George
en zijn vrienden op de pastorie.
Otto en Riette zwerven langs de oevers
van de kleine rivier, welke vroolijk voort-
stroomt, hier en daar een zwak geluid
en geplas makende om een of ander
grooten steen. De zon staal thans lager
aan den hemel, hare hitte verflauwt,
maar haar glans is rjjker en zachter
naarmate zij zich meer naar de aarde
neigt, en zij kust de bladeren en kleine
veldbloemen en de vergeet-mij-nietjes op
den oever met eene gulden omhelzing.
Zij schijnt in de stralende oogen der
beide jongelieden, en op hun frisch ge-
De aarde viert baar opstandings-
feest, de Lente is gekomen. Warmere
winden komen waaien en zullen geu
ren met zich voeren uit duizenden
ontloken bloemen, bosschen en vel
den krijgen nieuwe verven, een zil
veren bloesemregen zal van de hoo
rnen nederdruppelen, een vogelenkooi-
gaat het feest opluisteren, o boe heer
lijk wordt het in de natuur
Het wordt, maar is nog niet. De
geele bladeren en verwelkte halmen
willen de jonge nakomelingschap nog
niet gaarne te voorschijn laten komen,
en het Aprilweer is nog niet best
te vertrouwen; maar de Mei begint
eens zijn triomftocht om land en lie
den met de rijkste gaven te zegenen.
De eisch van het Paaschfeest is,
vernieuwt u naar het voorbeeld van
de Lente, die in geruischlooze maar
kiemrijke voorbereiding overal leven
wekt. Het opleven der wereld doet
ons gemoed opleven in nieuwe, heilige
kracht. De nijvere bij gaat honig
zamelen voor den winterdag, de
vruchtboom vormt tusschen de bloe
sems zijn vruchten voor het najaar,
de vogel bouwt zijn nest en zoekt
voeder voor zijn jongen, de ontwaakte
natuur is het beeld van bedrijvigheid,
vlijt, zaaien en vergaderen. Zoo moe
ten ook. wij met frisschen moed aan
den arbeid en zaaien tegen onzen
levensherfst.
De Lente doet weer de hoop op
bloeien in het gemoed, zij strooit
haar bloementooi ook over de gra
ven die zooveel bevatten wat ons
eens dierbaar was en ons geluk uit
maakte. Zij verlevendigt onze hoop,
maar den vrede geeft zij niet.
De dichters wijzen het naar vrede
zoekende hart op de natuur; aan
haren boezem zouden wij een kin
derlijke stemming kunnen erlangen.
Maar zij heeft geen stemming, wij
leenen haar de onze zij schenkt geen
vrede, dien wij met ons moeten bren
gen. De Lente wijst ons op de weel
derige, maagdelijke schoonheid der
natuur, maar zegt ons tevens, dat
gelaat, zoolang tot elk Van beiden door
de gedachte weid getroffen, hoe goed de
ander er uitziet. Maar indien zij het
denken, zij zeggen het r.iet, op veel te
goeden voet met elkander staande om
complimentjes te maken.
«Dal is de laatste wandeling, die wij
in den eersten tijd te zamen zullen ma
ken, denk ik," merkt Riette thans aan
«Gij zult het zoo druk hebben met Char
lie, of Mr. Egerton denk ik, dat ik hem
eigenlijk moest noemen, dat wij u wel
vooreerst niet op de pastorie zullen
zien."
«Het is integendeel uitgemaakt dat
gij mij nog vrij wat meer zult zien, her
neemt Otto: «Wij kunnen niet jagen,
en visschen is een ondankbaar werk.
Wij moeten eenige picnis opwerpen, en
Osyth overhalen, om haar eeuwigdurende
armen te laten varen en mede te gaan,
en zoo ook de Rector, voor de welvoe-
gelijkheid. Die beste, oude Charliel Ik
ben ontzettend blij dat hij overkomt.
Ik wilde dat ik militair was I"
«O, het is voldoende voor u om sol
daatje te spelen met uw landeigenaars,"
lacht Riette»en ik ben zeker dat gij
geen geschikter kleeding zoudt kunnen
hebben, al bevondt gij u waarlijk in het
leger."
«Ik denk dat gij hem nauwelijks her
in die natuur met vernieuwde woede
de strijd is aangebonden. Stormen
en orkanen zullen veel schoons ver
woesten, de vernietigingsarbeid gaat
door.
De grootste boomen, door mieren,
termiten en andere insekten uitge
vreten, storten plotseling neer, de
prachtige palmboom wordt verwoest
door den vernielende palmworm,
sprinkhanen zwermen vreten vrucht
bare velden kaai. Dieren voeren den
krijg tegen planten en planten on
derling. Lianen drukken de kruinen
der grootste boomen neder, padde
stoelen teren van hunne levenssappen.
Nieuw leven ontkiemt, maar hoeveel
kiemen gaan te grondeIn iederen
eikel zijn behalve de gerijpte zaad
korrel vijf doodgedrukte kiemen aan
wezig In de kokosvruclit zijn min
stens drie kernpitten, waarvan de
een de beide andere doodt door de
moedermelk voor zich alleen te nemen.
Een eeuwig vernielingswerk. In het
dierenrijk riiet minder. Bekoorlijke
en liefelijk zingende vogeltjes spietsen
torren en andere insekten, om ze
frisch te kunnen opeten, levend op
doornen en stekels waaraan zij dagen
lang kunnen zuigen.
Mieren beoorlogen elkaar in gere
gelde veldslagen, dooden zonder er
barmen de volwassen vijanden en
maken de geroofde larven tot slaven.
Sommige wespen leggen hun eieren
in rupsen enz, en de made teert dan
van het lichaam van den gastheer.
Een andere wesp brengt hare jonge,
maden kleine niet gedoode maar
slechts aangebeten rupsen, die tien
tot twaalf dagen blijven leven en van
welke eiken dag een wordt uitgezogen.
In de ingewanden van een kleine
schildpad vond men duizende levende
spoelwormen, en in de lichaamsholte
van een levenden oorworm een lint
worm gekronkeld. In de anorgani
sche wereld is liet niet anders gesteld.
In dit opzicht is de natuur het beeld
der menschenwereld. met haren strijd
om het bestaan, ook het beeld van
innert, niet waar, Rietle? Het is vier
jaren geleden dat hij zich te Desmond
Woods bevond; toen de Rector bezig
was mij alles in te pompen. Hjj had
toen juist zijne aanstelling ontvangen."
«Hem niet herinneren, wel nu nog
fraaier!" antwoordt Riette: «Ik zie met
zooveel jongelieden, dat hel waarschijnlijk
is, dat ik er een zoude vergelen, vooral
een militair. Herinnert gij u niet, hoe
gij en hij u beiden kleeddet in zijne
uniform? Maar gij .waart niet half zulk
een schitterend krijgsman als hij. Hij
had een kleinen, donkeren knevel en zag
er bepaald heldhaftig uit."
«Het ziet er nu nog veel beter uit,"
geeft Otto leu antwoord «En de kleine,
donkere knevel is tot een grooten, don
keren snor gegroeid."
«Hoe heerlijk I" roept Riette.
Otto blijft plotseling staan.
«Hoor eens, Riette 1" zegt hij, baarbij
de hand grijpende: «Ik ben riiet van plan
dwaasheden toe te laten. Zoo gij coquet
zijt met Charlie, zal ik hem moeten
doodschieten, daar gij weet dat gij zoo
goed als veiloofd met mij zijt."
«En Osyth dan?" vraagt hare zuster
gevat.
«O! ik geloof niet dat Osyth ooit zal
trouwen," antwoordt Otto. «Indien ik
geloofde dat zij mij hebben wilde, zoude
dien strijd die op geestelijk gebied
gevoerd wordt. Voor dezen geeft ons
het Paaschfeest een grooten troost,
n.l. dat niets wat waarlijk groot en
goed en schoon is in dien strijd kan
ten ondergaan. Tegenstand zal liet
immer vinden Hij die eendracht,
vriendschap, zelfopoffering leerde,
bescheiden leefde, de grooten niet
benijdde en de burgerlijke wetten
niet overtrad, die vreugde en geluk
aanbracht en lijdenden vertroostte,
Hij werd vervólgd ten einde toe.
Maar ondergaan kan het goede niet
het mag voor een tijd onderdrukt
worden, het zal zegepralen en het
foltertuig wordt een triornfteeken,
liet graf een monument der zegepraal.
Daarom moed gevat, gij allen die
door heilige overtuiging geleid het
goede doen en bevorderen wilt tot-
geluk der menschheid. Vindt gij
tegenwerking, wordt gij wellicht het
slachtoffer uwer bestrijders, wat nood I
dat waaraan gij u wijdde en uw le
ven gal' blijft. Nog nimmer is een
waarheid, hoe ook gehaat en miskend,
ondergegaanzij kwam steeds alle
hindernissen te boven en vierde ten
laatste een des te schitterender triomf.
Iedere nieuwe waarheid is meer of
min in tegenspraak met vooroordeelen,
aangenomen gewoonten en meeningen
van een zekere klasse van menschen.
Daar ieder zijn eigen ervaringen en
meerlingen heeft en naar deze beoor
deelt wat hij ziet, houdt hij gemeen
lijk voor verkeerd en slecht wat met
zijne voorstelling niet overeenstemt.
Komt hierbij nog de neiging van
anderen liever het slechte dan het
goede te gelooven, dan is 't licht te
verklaren dat een rechtschapen menscli
in zijn beste streven miskend wordt.
Doch langzaam werkt het proces der
waarheid voort, en reeds de gisting
is een voorbode eener toekomstige
overwinning; de waarheid zegepraalt,
zij liet dan over de graven barer
eerste belijders. Ziehier de weg der
waarheid ons in de natuur geleerd.
In den Herfst liet de oude eik zijn
ik u Char I i e terstond luien trouwen.
Maar rieen I zij zul den Rector en de
armen nimmer willen vei laten, dus denk
ik dat hel tusschen u en mij zal zijn. Ik
ben besloten eene van u te hebben."
«Nu ja, ik denk dat het er toe komen
zal," antwoordt Riette naif: «Maar het
is eigenlijk vervelend om zoo zeker van
elkander te zijn," (en daarop liefkozend)
«Otto, mijn be te, het is in het minst
niet waarschijnlijk, maar indien Charlie,
ik bedoel Mr. Egerton op de gedachte
kwam een zwak voor mij op te vatten,
zoude het u dau kunnen schelen dat ik
mij een heel klein weinigje rnet hem
vermaakte
«Zeer zeker zoude het mij kunnen
schelen!" antwoordt Otto met kracht.
«Zelfs uitermate zoude het dat. Ik zeg u,
Riette, dat ik het niet hebben wil, zoo
dat gij beter zult doen het niet te be
proeven."
«Wel," antwoordt Rielte kalm. «Ik
dacht slechts dal het zoo veel aangena
mer voor ons beiden zoude zijn, indien
gij een weinig ijverzuchtiger werd, en
een toorieel verwektet. Dan zoudt gij in
staat zijn u te verbeelden dat gij mij
liefhadt."
«En ik heb u ook lief," spreekt hij,
terwijl hij zich met eenige waimte naar
haar toekeert, en haar tienmaal mooier
zaad ter aarde vallen. Grootendeels
strekte het tot voedsel voor de dieren,
en maar enkele vruchten bleven tus
schen het gras liggen. Voor het
aanbreken van den winter strooide
de boom zijn loof er over en dekte
de vergeten eikels voor het ruwe
weder, daarop nog een laag sneeuw,
lie lente begint. Ook de eikel gevoelt
de koesterende warmte en ontkiemt,
schiet zijn wortels in den doorweekten
grond, gevoed door liet vergane loover.
Een stengel met teere bladertjes ziet
men, door regen, wind en zonneschijn
wordt het plantje sterker, het wordt
een boompje, een boom, een sieraad
van liet woud, en uwe kleinkinderen
zullen misschien rusten in de schaduw
van den eer'waardigen eik, die in
deze lente door u niet geacht, wellicht
niet eens opgemerkt wordt.
In de Nieuwe Hotterd. Couiant
vinden wij van den hand van den heer
G. B. Hooijer, eenige artikelen over den
grooten ven ader Toekoe Oernar. Het
eerst kwam Toekoe Oemar met ons in
contact in 1878, nl. op de Westkust,
waar li ij de bevolking van Meluboe tegen
ons opstookte. In 8l ontsnapte hij aan
de landingsdivisie der BenUoelendie
hem in Patih, waai heen hij teruggetrok
ken was, trachtte op te lichten. Het
gevolg van dien tocht was waarschijnlijk
de ooizaak dat hij ons in Groot-Atjeh
een bezoek kwam biengen dit geschiedde
direct na het vertrek van genei aal van
der Heijden. Hij verooizaakte daar zoo
veel last, dat het in Jannuari 1883 zelfs
noodig geoordeeld werd, een expeditie
van vier compagnieën naar de Westkust
af te zenden, om hem in zijn bezittingen
te tuchtigen
Zijn kampong Lamteh werd verbrand,
maar de invoering vari de scheepsvaart
regeling bracht hem in datzelfde jaar
'1883 nog veel grooter nadeel toe,
want toen was het uit met den vrijen
peperhandel. Spoedig daarop opende hij
dan ook onderhandelingen over zijn onder
werping, als wij zijn positie maar netjes
voor hein regelen wilden.
en beminnelijker nu vindende dan hij
een minuut te voren had gedaan. De
ondeugende kleine Rieile denkt bij zich
zelve dat, indien Otto's teedeiheid en
bewondering zoozeer opgewekt worden
door de gedachte alleen aan een mede
dinger, het feit zeil hunne hofmakerij
nog veel belangwekkender en prettiger
zal maken. Haar inzichten zijn nog slechts
kinderlijk en oorspronkelijk. Op een ver
verwijderden dag zal Otto hetzij Osyth
of we) haar trouwen, en of hij haar
echtgenoot of haar broeder zijn zal is
eene zu k van zeer weinig belang in
haar oogen. Uit dit alles zal de lezer
terecht afleiden, dat deze twee jongelie
den, in de verste verte geen liefde voor
elkander gevoelen.
»Hoe laat is het?" vraagt Otto. ulk
ben zeer hongerig."
Riette haalt een horloge te voorschijn
dat omzet is met paarlen, Sir George's
laatste verjaardaggeschenk aan haar. Hare
familie en vrienden hebben nog niet na
gelaten haar naar het uur te vragen, om
haar het genot te verschaffen, het te
voorschijn te halen.
»Kwari over zevenen. Gelukkig bij tijd
voor de thee!"
»Het is een schiikkelyk ding, dat men
des Zondags thee krijgt in plaats van
zijn middagmaal," zegt Otto. j>We zou-