NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND No. 33. Woensdag 22 April 1896. Vijf-ea-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. Feuilleton- A1KEBSF00BTSCIE COURANT. VOOR abonnementsprijs: Per 3 maanden f 1.— Franco per post door het geheele Bijk. Afzonderlijke Nummers' 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Het blijkt helaas, dat Het N. v. d. D. Zaterdag maar de verliezen van een der beide colonnes heeft opgegeven. Zondag werden de verliezen der andere colonne, die welke naar Senelop was geweest, door het Hbld. bekend gemaakt, en toen bleek dat het verzet, daar zeer ernstig is geweest. Er sneuvelden op dezen tocht 7 min deren, terwijl wij 55 gewonden kregen, onder wie de 1e luit. J. B. van Zon. De luit.adjudant jhr. K. L. A. P. van der Maesen de Sombreff, bekend als een der weinigen die wegens zijn moedig gedrag op het slagveld tot officier werd bevorderd, is door een zonnesteek ge troffen. Verder meldt het Hblddat een bri gade naar een nog geheim gehouden punt der Atjehscne kust gaat. Welk dat punt zal zijn, is niet moeie- lijk te raden. Reeds vroeger was er sprake van de versterkingen van Toekoe Djohan te nemen door een landing ten Zuiden van de VI Moekims, waar de baai een geschikte landingsplaats vormt. Of de brigade wordt gevormd uit de op Atjeh zijnde bataljons, dan wel uil een gedeelte der 3 reserve-bataljons (2e, 5e en 11e) is natuurlijk nog niet met zekerheid te zeggen. De »N. R. Ct.« ontving uit Indië het bericht, dat generaal Vetter bevel heeft gegeven een brigade in gereedheid te brengen met geheime bestemming naar de kust van Atjeh. Het Rotterdamsch blad vermoedt, dal als punt van de Atjehkust bedoeld wordt de duinstrook bij Kroeng Raba, ter hoogte van de 100 voel breede monding dier rivier, teneinde zoo noodig van twee zijden tegen Toekoe Oemar in Lampisang te kunnen oprukken, en knoopt hieraan uil een vroegere periode van den Atjeh oor- log de volgende mededeelingen vast: Door het opdringen der Atjehers om zijne stelling in Kota-Radja daartoe ge noodzaakt, rukte generaal Pel in het einde van 1875 de IX, VI en IV Moekims binnen. Na Metapan Doe en Djempit genomen te hebben bezette hij Pakan Badak, van waaruit hij de kloof van Beradin waarin Lampisang gelegen is deed verkennen. Door eene om trekkende beweging over het gebergte, dat op den noordwestelijken uithoek van Sumatra gelegen is, kwam hij in den rug der IV en VI Moekims en dwong die tot onderwerping. Door de hevige branding op de kust van Kroeng Raba was het onmogelijk zijne colonne daar over zee van het noodige te voorzien. Door de kloof van Beradin bereikte hij Pakan Badak weder. Te Boekit Seboen werd eene versterking opgericht en b-zet en in Lamptsang wer den eenige verlaten versterkingen vernield. In Juli 1876 werd door generaal Wig- gers van Kerchem te Kroeg Raba een post gevestigd. Door de hevige deining bleek toen ondoenlijk daarvoor materia len over zee aan te voeren. Twee jaren later werd deze post door Habib abdul Rachman omsingeld. Den post-commandant, luitenant Collard, over zee van het noodige te voorzien, werd ook toen door zware deining verhinderd. Nadat deze post ontzet was door eene colonne onder den overste Cohlyn, die in de moerasachtige kloof van Beradin groote verliezen geleden had door het vijandelijk vuur van de berghellingen, konden wel de zieken over zee naar Olehleh veivoerd worden, maar bleek het embarkernent voor de artillerie onmo gelijk. De Gasfabriek te Leeuwarden heeft over 1895 eene zuivere winst gemaakt van f 28,862.78% zynde f3,109.54 meer dan over 1894. De prijs van het gas is 6 cent per stère. Het U. D. meldt, dat mr. H. Roijaards van Scherpenzeel heeft besloten met 1 Juni a. s. zijn ontslag te nemen als lid van de Provinciale Slaten van Utrecht, waartoe hij reeds in 1866 werd gekozen: terwijl hij sedert 1873 deel uitmaakte van het college van Gedepu teerde Staten der provincie. In een schrijven uit Johannesburg in het Utrechtsch Dagblad leest men Nu het bouwen weder zoo toeneemt, zou er voor flinke, in alle opzichten zelf standige timmerlieden uit Nederland, en ook voor andere werklieden in het bouw vak, een goede positie in Transvaal te vinden zijn. Er is aan zulke weiklieden bepaald behoefte. Men vindt hier een groot aantal Neder- landsche aannemers, Een der gróótster, onder hen, de heer M. C. A. Meischke, is in deze maand aannemer geworden van een belangrijk gouvernementswei k, den bouw van iiet nieuwe post- en telegraaf kantoor hier, waarmede een som van circa 70.000 pond sterling gemoeid is. Dit als een bewijs, waartoe flink onder nemende menschen het hier kunnen brengen. De Nederlandsche aannemers zouden zeker gaarne Nederlandsche werklieden in hun dienst willen nemen. Maar een vereischte voor deze laatsten is, dat zij volkomen bekwaam zijn in hun vak en matig in hun levenswijze. Een deugde lijk werkman verdient hier in de week 25 a 30 pond sterling. Is hij ongetrouwd en stelt hij geen te hooge eischen aan het leven, dan kan hij daarvan gemak kelijk 10 15 pond overleggen, zoodal hij in weinige jaren een aardig kapitaaltje bijeen heeft, waarmede hij kan repatiieeren. Is hij getrouwd5 ook dan kan hij, zon der krimp te lijden, jaarlijks wat over houden en een in zijn stand welgesteld man worden. Het zou te wenschen zijn, dat dit in Nederland meer algemeen bekend werd, en vooral dat de vrienden van Transvaal er zich aan gelegen lieten liggen om zulke menschen uit te zenden. Het U. D. meldt: Van Berkel en zijn vrouw bevinden zich op irye voeten; zij kwamen Zater dagavond naar hier en hebben hun intrek genomen in de woning, welke door de vrouw vóór haar arrestatie werd bewoond. Den 25en April a.s. zal door de vereeniging «Nationaal Fonds tot onder steuning van de nagelaten betrekkingen van in Nederl.-Iridië gevallen militairenc haar eerste jaarlijksche algemeene ver gadering in Diligentia te 's Hage gehou den worden. Gedurende het verslagjaar, 1 April 18951 April 1896 is door het bestuur op 55 aanvragen om ondersteuning een gunstige beslissing genomen, welke onder steuningen, waren zij alle over het ge heele jaar toegekend geweest, een uitgave gevorderd hadden van f 7111.80. Een groot aantal verzoeken van tijdelijk of voortdurend gegageerden zonder gezin moesten op grond van de bepalingen van het reglement worden afgewezen. Het bestuur zegt, dat, wil men voor komen dat eerstdaags billijke verzoeken om hulp moeten worden afgewezen uit gebrek aan fondsen, het dringend nood zakelijk is, dat het aantal contribueerende leden aanmerkelijk grooter worde. Door het Haarlemsch officierenkorps is een schrijven gericht aan de verschil lende Schutterijkorpsen in Nederland. Zij hebben besloten een poging aan te wenden om verandering van den be- staanden toestand en stellen voor een verzoekschiift aan te bieden aan H. M. de Koningin-Regentes, waarin onder meer ook dit gezegd wordt: Dat het strijdig moet lieeten met het karakter der schutterij, welke immers een onderdeel moet heeten van 's lands de fensiestelsel, dat de behandeling barer zaken en de behartiging harer belangen zijn toevertrouwd aan het departement van binrienlandsche zaken en niet aan de militaire autoriteiten van het depar tement van oorlog, onder welke hoede zij als deel der legermacht van natóre behoort te staan. Dat het mede in strijd is met dat ka rakter, en met de ernstige en zwaarwich tige taak, welke in tijden van gevaar en oorlog aan de schutterij 2al worden op gedragen, dat zij niet metterdaad uit maakt een samenhangende strijdmacht, maar integendeel uit even zoovele van el kander volkomen onafhankelijke gemeen tekorpsen bestaan, als er dienstdoende schutterijen in den lande zijn, en het dan ook goeddeels van de wisselende en on derling afwijkende inzichten der gemeente besturen, den toestand der gemeentelijke geldmiddelen, de plaatselijke gesteldheid en de zelfstandige opvatting der comman danten afhangt, in welke richting de oefeningen zich bewegen, en zelfs of, ge durende welken tijd en hoe dikwijls oefe ningen gehouden worden, al hetwelk de noodzakelijke eenheid doet te loor gaan en groote afwijkingen in het leven roept in de mate en den aard van geoefendheid en bekwaamheid van iedere dienstdoende schutterij afzonderlijk. Dat het voorts den officieren niet wel mogelijk is de discipline voldoende te handhaven, zoolang eene bepaling ont breekt, waardoor de schutter op straffe wordt verplicht zijnen meerderen den gepasten eerbied te bewijzen ook buiten den eigenlijken dienst, althans gedurende den tijd dat officier en mindere beiden in uniform zijn gekleed, en zij thans, ten gevolge van het ontbreken eener zoo danige bepaling, hun prestige gedurig ondermijnd zien door in uniform gekleede schutters, die hen voor of na den dienst ten aanschouwen van hel publiek straf feloos hinderen, bespolten en met de blyken van hun misnoegen achtervolgen. Dat aan de samenwerking van dit alles, naar de bescheiden meenirig van de on- dergeteekenden, de talrijke en onmisken baar groote gebreken te wijten zijn, welke de schutterij thans aankleven, gebreken, welke haar, naar het ooideel der meest bevoegde deskundigen, ten eenenmalc ongeschikt maken voor hare taak, en dan ook velen harer kundigste en ijverig ste cflici-ren den moed doen verliezen ooit met vrucht werkzaam te zullen zijn en tot uittreding uit hare gelederen doen besluiten. Het jaar 1896 voor den beer. De vooruitzichten voor den boerenstand zijn dit jaar heel wat rooskleuriger dan dat verleden jaar het geval was, toen de grenzen van geheel ons vaderland voor den uitvoer van vee gesloten waren. Nu is er groote uitvoer naar België en Fran krijk, welke beide rijken in den tijd van enkele weken voor meer dan een millioen gulden aan slacht- en melkvee hebben ingekocht, De fokkers in ons vaderland hebben vee genoeg om aan groote vraag te voldoen; ja zelfs beweren deskundigen, dat by het openstellen der grenzen van Duitschland en Engeland, waarvoor bij dezen voortgang der verbetering van den gezondheidstoestand van onzen veestapel vee! kans bestaat, de prijzen van melk en weidevee wel 200/° kunnen rijzen. Een andere reden van tevredenheid voor onzen boerenstand is gelegen in het feit dat er overvloed van hooi en graan is, wat het vetmesten van vee voor den boer goedkoop maakt. 42) «Heel dezen middag," zegt hij haar, «gedurende heel den maaltijd dacht ik er over dat ik u naar deze zelfde plaats wilde brengen, opdat ik rustig en alleen met u zoude kunnen spreken. Niemand zal ons hier komen storen. Is het niet vreemd," dus gaat hij peinzend voort «Twee avonden geleden had ik u nim mer gezien en nu gevoel ik mij, alsof gij mijne naaste, beste vriendin waart; de eenige voor wie ik mijn hart zoude kunnen uitstorten. Gij denkt mij een verworpeling, een zondaar," terwijl hij zijne stem verandert en snel en ernstig spreekt: «welnu, God weet het, ik ben dat, maar misschien toch niet zóó slecht als men mij afgeschilderd heeft. Wat zegt men van my? Hebben zij u mijne rampzalige geschiedenis medegedeeld?" Het maanlicht toont hem den zwakken, rooden tint, welke deze woorden op haar teedere wangen brengen. Hij was een oogenblik ntet van plan geweest haar van Viva te spreken, noch in eenige bijzonderheden omlrent zijn leven te tre den hij had haar slechts onbestemd wil len vertellen dat hij rusteloos, ongelukkig, ontevreden voor zichzelven, en verlangend om beter te worden was: hij had ge hoopt haar medegevoel en belangstelling op te wekken, zonder haar eenige vol ledige bekentenis te doen. «Laat mij u het ware verhaal doen I" gaat hij met hevigheid vooit: «Neenl wijk niet voor mij terugGij kunt niet meenen dat ik iets zoude zeggen, dat uwe reinheid kon beleedigen. En het is een deel uwer zending om de krank heid der zielen te genezen, en hoe kunt gij dat doen, tenzij gij onderzoekt, waarin haar kwaal bestaat? Gij weet, zonder twijfel, dat ik wegliep met de Hertogin de Lallière, ofschoon de hemel weet, welk eene verminkte overlevering gij daarvan vernomen hebtgij weet, zij bevindt zich nog steeds bij my. Welnu, ik smeek u, hoor de waarheid aan van mijn lippen, en zoo waar God mijn ge tuige is, zal ik haar u getrouw mede- deelen." «Zij was schoon en betooverend ik werd veel met haar overgelaten haar echtgenoot was een onmensoh, die haar schandelijk behandelde. Ik behoef daar thans niet in te treden. Op een dag ontdekte zij iets, dat het haar onmogelijk maakte een nacht langer onder zijn dak te vertoeven. Zij kwam tot mij, als tot den eenigeD vriend te Parij-, dien zij kon vertrouwen bijna onmiddelyk ont dekte de Hertog het feit en keerde de wapens tegen haar, door haar eene lage beschuldiging toe te werpen. Wij voch ten, hij en ik; ik werd gewondde Her togin wilde mij niet verlaten, voordat ik beter was; en toen, God ver geve my I overreedde ik haar (want gedurende dien tijd had zij vrienden, goeden naam, en alles verloren) om met mij te blijven. Gelooft ge dat wij gelukkig zijn? Zie ik er uit als een gelukkig man Ik geef u mijn woord dat er tijden zijn, waarop ik slechts snak naar den moed, om mij een kogel door mijn hoofd te jagen. En zij de arme ziel I is, indien het mogelijk is, nog ongelukkiger. O neen wees geheel verzekerd, dat er geen genoegen in de zonde rust: hare vrucht is als asch in den mond I" En daarop zegt Osyth, die aandachiig naar hern heeft gelusterd, met hare zachte, heldere stem «O! waarom ontvlucht gij dat leven dan niet? Zoo gij beiden ongelukkig zijt, waarom begint gij dan niet een nieuw bestaan? Gij hebt nog zooveel vóór u, zulk eene groote sfeer van invloed, en zij," terwijl zij de stem laat dalen«indien zij berouw gevoelt en zich aan goede wer ken overgeeft, zal God haar vergeven, en kan zij misschien met den tijd vrede vin den." Zelfs voor Osyth, even als voor alle andere vrouwen, is het de vrouw, die de hoofdschuldige, de eene, die lijden moet. De man mag een nieuwe loopbaan be ginnen, met leven, liefde en geluk in bet vooruitzicht, maar de vrouw moet voor immer in zak en assche boete doen. «Zoo ik haar verliet, zoude haar het harte breken." «En toch," voert Osyth aan, «zegt gij dat zij ongelukkig is. En indien zij van u houdt, kan zij dan tevreden zijn met u mede te slepen, u af te houden van het goede te doen, van nuttig en geluk kig in de wereld te zijn?" Terwijl Alsagar toeluistert, schijnt het hem toe dat het niet fraai eri zelfs on redelijk van Viva is, orn dewijl haar leven vernietigd is, ook het zijne te wil len verbitteren. Er volgt een pauze. Alsager is de eerste om deze te verbreken. «Vier jaien geleden," zegt hij, «geloof ik niet dat er een gelukkiger of opge ruimder mensch op aarde was dan ik. Ik had geen zorgen. Ik v as gehecht aan het maatschappelijk leven en aan ver maken, en nimmer zonder de eene of dc andere had ik ze dikwijls beide, ik zoude toenmaals gedacht hebben, dat hier mees ter te wezen, mij tot den benijdenswaar- digsten mensch der Christenheid zoude hebben gemaakt. En nu het landgoed van mij is, kan ik er geen genoegen in scheppen, kan ik hier niet wonen i tel kenmale als ik kom, doet het mijn hart bloeden bij de gedachte aan wat had kunnen zijn, maar niet is!" «En toch, om uw zelfs wille, en ter wille ook van uw volk, moest gij hier zijn," zegt Osyth ernstig. «Denkt gij er wel eens over na, welk eene verantwoor delijkheid het is, om al deze menschelijke wezens onder u te hebben? Gij weet niets af van hun leven, hun beproevingen, hun ziekten, hunne smart, en toch zijt gij het, tol wien zij allen opzien als tot hun meester. Ik spreek zeer vermetel tot u; ik heb daartoe geen recht; ik hoop dat pij mij vergeven zult," en weder komt de blos op haar wangen. «Spreek!" smeekt hij ernstig: «het is goed dat ik deze dingen hoore; het kan goed wezen voor hen en mij." «Het bestaan der armen is zoo hard," ver.volgt O-yili «wij, die in zulk een weelde en oveivloed levei kunnen oi s .■een dei kherlij vormen va ile if.-it) Jyke behoefte die hen neerUruki. Oui net

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1