HIEUVE Nieuws- en Advertentieblad UTRECHT EN GELDERLAND No. 34. Zaterdag 25 April 18S6 Vijf-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. By dit nummer behoort een BIJVOEGSEL. BINNENLAND. F euilleton. amebsfoorts e corns VOOR abonnementsprijs: Eer 8 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke. Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .T. SLOTHOUWER. Amersfoort. aqvertentien: Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Croote letters en vignetten naar plaatsruimte. ATJEH. In zijn «Laatste nieuws uit Atjelic raadt de heer Pruy9 van der Hoeven oud-lid van den laad van Indië aan om onze zooveel offers kostende stelling in Atjeli te vei laten, ons terug te trekken zoodra de thans buiten de linie gelegen posten ontzet zijn en dan zorg te dragen met controleerende vaartuigen dat alle handel zich concentreert op de haven plaatsen, die door ons bezet zijn en blijven en onze kustposten Segli en Oleli- leh onneembaar te maken. »Op die wijze, aldus de heer Pruys van der Hoeven, «kunnen wij ons gezag in het kustgedeelte van Atjeh genoeg zaam doen gelden en handhaven, en behoeven ons niet te bekommeren om hetgeen in Gioot-Atjeh of in de boven landen van Pedir en Gighen tusschen sedert menschenheugenis elkaar vijandige partijen vooivall. Daarin kunnen wij voorshands geen bemiddeling brengen door onze aanwezigheid in l.un middeD dienen wij slechts tot algemeen mikpunt. Wij kunnen onze kusiposten, Segli en Oleh-leh meegerekend, onneembaar maken van de zeezijde kunnen zij, zonder ver storing door den vijand, te allen tijde van het noodige worden voorzien; boven dien kunnen zij, vooral aan de Oost- en Westkust, op de bovenomschreven wijze dienen om onzen invloed in het omlig gende land uit te breiden, terwijl de ge- heele sterkte der militaire bezetting van al de te behouden posten, ruim geiekend, te zamen niet meer behoeft te bedragen dan twee bataillons of 1200 man. Van Poeloe-Wen, daaivoor uitnemend geschikt, kunnen wij, behalve een steen kolenstation, een maritieme haven maken, waar schepen een toevlucht en reparatie gelegenheid kunnen vinden, ook behooit men dan nog een voor de scheepvaart on misbaar licht aan de Oostkust op Dia- manlpunt op te richten. Zóó handelende zal onze positie terug gebracht zijn tot het ware, ons passende, steeds door ons te handhaven standpunt, gelijk sedert 1870 liet hoofddoel was; kan de Regeering eene consequente ge dragslijn volgen, die haar prestige zal verhoogen en haar in staat stellen de economische belangen van de kolonie naar behooren te regelen; het leger weer op normalen voet gebiacht worden. Nuttelooze slachting zal dan eindigen nutteloos, orndat door het voortzetten van een veroveringsoorlog ons gezag niet versterkt, onze vlag niet hooger geëerd, ons nationaal of koloniaal belang niet beter verzekerd wordt. Integendeel Nederland en Indië zullen er beter bij varen, als zij van de Atjelidwaling verlost zijn; het nationaal geweten zal er vrede bij vinden, wanneer niet langer bloed vergoten wordtniet langer de penningen van arme inlanders verspild worden.» Tweëerlei meening in de pers over dit advies zij hier weergegeven. «Het Handelsblad .De Kraton verlaten». Inderdaad, het zou de kroon zijn op de averechtsche politiek, in 1881 door den heer Ptuys van dei Hoeven in Atjeh toegepast en onder welker gevolgen Indië thans nog zucht. Generaal Van Swieten jubelde in 1874«De Kraton is ons»; de heer Pruys van der Hoeven zou 22 jaar later, jul elen als hij kon uittoepen j>De Kraton is ons niet meer!» Kunnen we den Kraton verlaten? Ge neraal Van Swieten heeft, in zijne proclamatie van 23 April 1874 aan liet Atjehsche volk verkondigd: «Kola Radja zal altijd door ons bezet blijven I» Hij zeide dit als regeeringscommissaris, na mens Koning en Gouverneur-Generaal I Maar aan dergelijke kleingeestige over wegingen kan een adviseur als de heer Pruys van der Hoeven niet toegeven! Dat over geheel Indië de rnare zou weerklinkeu dat de Atjehers er dank zij hunne volharding en onze... lamlendig heid, onze veranderlijkheid, ten slotte in geslaagd waren ons uit hun land te «boenen», er. zelfs te verdrijven uit den Kraton dat symbool van onze macht, legt bij hem geen gewicht in de schaal. Boven zoodanige kleinigheid weet een man als hij zich te verheffen.» En verder Maar als een slag in het aangezicht, klinken de woorden van den heer Pruys van der Hoeven allen toe, die teeder geliefde zor.en geofferd hebben voor het vaderland in Atjeh. Al dat op Atjeh gestorte bloed zou gansch te vergeefs zijn gevloeid wij zouden de graven der vele dapperen, die daar meenden zich op te offeren voor het vaderland en voor de eer van onze vlag, met den generaal Pel aan het hoofd, ovet laten aan de schennende hand der Atjehers I Ook geen bezwaar, niet waar, mijnheer Pruys van der Hoeven! En dit raadt de man aan, die niet geritst heeft vóór hij generaal Karei vaD der Heyden uit Atjeh verwijderd had, waarna hij optrad als gouverneur! Hoe volkomen terecht eischte hij dan ook dat hem dezelfde eer zou bewezen wotden als aan den grooten generaal Eénooog, Holland's held Doch intusschen weigeren wij te ge- looven dat het advies van den oud-gou verneur van Atjeh eenigen weerklank zal vinden in ons landdat wij Nederlanders zoo diep gezonken zouden zijn, dat wij den Kraton met de be schermende stelling daarom heen nu nog zouden verlatendat wij de daar eenmaal door Van Swieten geplante, door V'etspyck, Pel en Van der Heyden be vestigde vlag zouden nederhalen. Dat kari niet, dat mag niet, nooit I Hooren wij nu wat de Standaard zegt «Veel in dit advies trekt aan. Ware Atjeh, gelijk Madagascai's berg plateau, een goed georganiseerd geheel, zoodat met één slag de bestaande heer schappij te vernietigen, en de onze te vestigen ware, dart zou allicht ons kolo niaal prestige bij zulk een energieke actie winnen. Blijkt daarentegen dat de innerlijke ontbinding van het rijk van Atjeh re. ds zoover is voortgeschreden, dat er geen centraal objectief voor den aanval mo gelijk ts, en dat men voor een emdelooze guerilla-bende zal staan, dan zij Cuba ons ter waarschuwing. Spanje heeft daar thans een leger bijeen van over de 100.000 man, en kan het eiland, dal niet zooveel sterker bevolkt is dan Atjeh, nauwelijks ten onder brengen. Eri ook, de guerilla, nu op Cuba uitgebroken, is de capo van een even feilen opstand, dien Martinez Campos nog voor korte jaren na een hardnekkigen weerstand bedwong. Toch schotten wij ons oordeel op tot de regeering zal gesproken hebben. Eerst haar itilicluirgen kunnen tot het vellen van een oordeel in staat stellen; indien ze breed genoeg opgevat en vol ledig zijn. De Bataks. Bij het bericht flat er ouder de onaf hankelijke Bataks onlusten zijn uitge broken en troepen daarheen zijn gezonden brengt de N. R. Ct. in herinnering eene mededeeling in de Deli-Ct. waarin ver slag weid gedaan van eerien tocht, der. ldden Januari door controleur Westen berg, kapitein Romswinckel en dr. Slote- maker met 20 gewapende politieoppassers ötider bevel van den adj.-onderofftcier Von Reigersberg ondernomen in de Bat- tak-landen. Hoofddoel van den tocht was twisteD tusschen eenige hoofden in het gebied der Radja's hij te leggen. Te Pamalang Radja (ten N.-O. van het Toba-meet), de hoofdplaats van dat gebied en waai volgens het verslag nog nooit een Eu ropeaan geweest was ttot het gezelschap de controleurs Ktoessen, van Assahan, en Ingenluijff, van Batoe-Bahra. De drie controleurs wisten hier de Battaklioofden met elkaar te verzoenen. Daarna weid de Nederlandsche vlag geheschen, als teeken dat het Radja gebied voortaan onder bescherming van de Nedetlandsch- Indische regeering stond. Intusschen blijkt niet of er opnieuw twisten tusschen de Battakhoofden uit gebroken zijn, en hel gouvernement zich nu verplicht rekent in het onder zijn gezag geplaatste gebied de orde te her stellen, dan wel of de Batakkers zich rechtstreeks tegen het gouvernement richten. Donderdag vervoegde zich aan het Dep. van Marine de marinier 2e kl. B Wolff, die uit naam van 200 zijner kameraden een onderhoud met den mi nister verzocht. Aan den adjudant van den minister, die hem bij afwezigheid van Z.Exc. te woord stond, legde hij het ver langen der twee hondetd bloot om over te mogen gaan bij het Indisch leger bui ten eenig bezwaar van den lande daar het hun niet om eenig voordeel te doen was, maar om in de moeilijke omstan digheden van het oogenblik het vaderland le dienen, zooveel in hun vermogen was. Tot zijn groote teleurstelling bleek hem spoedig, dat om welke reden dan ook de vrijwillig aangeboden diensten niet kon den worden aanvaard. Naar men zegt, zou generaal Vetter van de hulp der matiniers niet gediend willen zijn. Vad. De jongste bladzijden uit de geschie denis onzer schutterij, de ontslag-aanvrage van den Haailemschen commandant, en het optreden van een paar klompenschut- ters in Den Haag doen de laatste dagen meer en meer de aandacht op de gebre- keD dezer instelling vallen Eenige bla den bespreken wat te doen is, en de officieren te Haarlem hebben zich tot de officieren in andere plaatten gewend. Jammer slechts dat het gebeurde maar al te veel aanleiding geeft aan het Bui tenland, ont zich over ons landje vroolijk te maken. De Deutsche Wochenzeitung deelt de feiten, zoo objectief mogelijk mede van overdrijving geen spoor; maar toch, is het een alles behalve aan gename wetenschap, dat de Duitsche bladen het overnemende dit vermakelijk Dollntidsche nieuws door heel de wereld verspreiden zullen, wat ons noodwendig een Hottentotlen-reputatie moet bezorgen. 't Heeft ondertusschen zijn goede zijde. De nationale eer is er nu bijbetrokken, dat de zaak niet zoo blijft als ze is. Te Baarn is aangehoudeu de per soon van Valetijn Rombach. Door den burgemeester van Hoevelaken was deze man gesignaleerd als een oplichter, die loten presentee! t en daarvoor geld op haalt, doch wiens loten van geene waarde zijn. Men meldt uit Breda De commissie, te Breda gevormd tot het plaatsen van een borstbeeld van den op Lombok gesneuvelden generaal-majoor Van Ham, in den gevel van het huis, al waar hij geboren werd, ontving namens H.H. M.M. de Koninginnen tot dat doel een vorstelijke gift. De overbrenging uit Italië van hel stoffelijk overschot van prins Willem kan eerst in het begin van Juni verwacht worden, zijnde deze afhankelijk van het tijdstip, waarop de overdracht aan de Italiaansche regeering zal plaats hebben van het bronzen grafgedenkteeken in ruil voor het bestaande grafmonument te Padua. 43) «Ik weet zoo weinig,» geeft zij op overwonnen toon ten antwoord «vraag het aan diegenen, welke waarlijk in slaat zijn u te raden. Indien ik u, op mijne zwakke wijze, behulpzaam kan wezen om anderen gelukkiger te maken, om voor u zeiven gelukkiger te wezen, zal ik met de meeste vreugde al datgene doen, wat in mijne macht ligt.» «Beloof mij dit,» zegt Alsager, met eene zekere trilling in de stem«zult gij niet slechter over mij denken dan gij helpen kunt; zult gij niet van mij terug schrikken of mij mijden, en niet gelooven dat ik ben, wat vele lieden mij in uw oogen zouden willen doen schijnen?» Osyth heft haar heldere vaste oogen naar zijn gelaat op. «Waarom zoude ik u veroordeelen of kwaad oyer u denken I» zegt zij. «Ik die nimmer in de verleiding ben gekomen. Ik ben waarlijk bedroefd om u; wantik geloof dat gij niet gelukkig zijl. «O!» (terwijl zij de oogen neerslaat) «indien ik dacht u te kunen bewegen om afstand te doen van het leven, dat gij thans leidt, om u tot een beter en edeler bestaan le keeren, dan zoude ik ei elk uur van den dag om bidden.» Hij slaakt een diepen zucht. «Ik zoude er mij volgaarne van af- keerenspreekt hij bij zichzelven, «in dien het niet het eergevoel was, dat mij terughield «Osyth I Osyth! roept Rielte's heldere stem van het terras. «Osyth!» wordt door Otto's krachtige longen geroepen. «Wij komen,» geeft Lord Ryvendale ten antwoord. «Wij dachten dat gij veiloren waart!" roept Riette hen van het terras toe, als zij half weg de breede reeks van treden zijn gekomen; «het rijtuig staat reeds een half uur te wachten." Gewoonlijk zoo kalm en vol zelfbe- heersching is Osyth thans in verwarring gebracht en weet niet welk antwoord te geven. Lord Ryvendale schijnt niet min der verlegen te zijn. En als zij door de vensterdeuren van het salon binnentreden, komt er een kleine glimlach over Lady Ryvendale'8 gelaat, maar zjj maakt geene zinspeling op hunne langdurige afwezig heid. Nadat Osyth naar het rijtuig is ge bracht door Lord Ryvendale, en Riette met veel voorkomendheid door haar twee fraaie jonge ridders begeleid is, en zij van de deur wegrijden, roept Riette: «Komaan, Osyth, biecht eer.soplwaar zijt gij al dien lijd verborgen geweest met Mylord? Heeft hij uwe hand ge vraagd? De wijze, waarop hij u gedurende heel den maaltijd aanzag, gaf mij zeker heid dat hij het doen zoude. Lieve papa, zoude het niet heerlijk wezen als Osyth Mylady werd? W(j zouden bij haar op het landgoed komen wonen! Verbeeld u eens, zulk een mooi, prachtig, heerlijk huis te hebben I» «Stil, snapster!» prevelt de Rector zacht. «Wij zullen zien,» spreekt Riette, veel- beteekenend knikkende. «Maar, lieve Osyth, zeg ons toch eens waar gij waart, en wat Lord Ryvendale tot u zeide. Weet gij, gij hadt beiden zulk een schuldig gelaat, toen gij het salon binnen kwaatnt, en gjj kntpoogdet als twee uilen.» «Wij spraken over de armen,» ant woordt O-ytli op ernstigen, rusligen toon. «O!» prevelt Riette op leleutgestelde wijze: «was dal alles? Ik hoopte dat het heel iets anders was. Hij is zeer aardig, vindt ge niet, papa? En hij is geheel wat ik mij van een lord droomde, ofschoon hij misschien niet geheel en al lang genoeg is. Ik verbeeldde mij altijd dat lords zeer lang moesten zijn.» «En een Hertog zeven voet hoog, is het niet lieveling?» lacht de Rector. «Neen, papa, volstrek niet; een lord en een Hertog zijn volkomen eender voor mij. Maar Lord Ryvendale heeft zulke beschaafde manieren, heeft hij niet? hoe goed nam hij de plichtplegingen waar! en hij scheen volsttekt niet zenuwachtig of bevreesd voor dien gestrengen, ouden man in het zwart, noch voor dien grooten bediende.» «Zij althans waren groot genoeg voor Lords, is hel niet?» lacht de Rector plagend. «Nu, papa, gij moet mij uiet uitlachen roept Riette, terwijl zij de hand voor zijn mond brengt. «Ik wed dat gij eene me nigte Lords, en Hertogen ett Prinsen hebt gekend, maar wees zoo goed u te her inneren dat ik er vóór gistel en nog nooit een in mijn leven sprak.» «En gevoelt gij u sedert dien veel ge wichtiger?» vraagt haar vader op.eruimd. «Ik merkte niet op dat gij btzomler vei legen tu zijn legeiivvooidigtieiu waart.» «O neen I dat was ik ook niet, in het minst niet. In plaats van stijver en hoogmoediger, scheen hij liever en ge- makkelijKer in den omgang, dan de meeste lieden.» «Dat is het kenmerk van een waar edelman, wat ook zijn rang in het leven zij,» aritwootdt de Rector met vuur. «Osie, waarom zijt gij zoo stil?» vraagt hare babbelende zuster. «Zeg ons eens hoe ge er over hem denkt I Gij hebt hem veel meer leeren kennen dan wij. Wees zoo goed, ons uwe uitspraak te doen hooren.» O-yth's hart en ziel zijn zoozeer ver vuld van Lord Ryvendale, dat het eene onmogelijke taak schijnt hare meening in een alledaagsche gezegde te uiten. Hoe koel schijnen zelfs haarzelve hare stem en woorden toe, als zij ten aot- woord geeft: «Ik vind hein zeer aangenaam.» «Hem zeer aangenaam vinden!» her haalt Riette verwijtend. «Is dat al wat gij zo.'gen kunt, na dat langdurig gesprek luj maanlicht met lietn te hebben gehad En ik, zonder zulke ervai tijgen, hen teeds meer dan half hetooverd door liern.» Als zij de pastorie bereiken, eri Osyth «goeden nacht» gewenscht heeft aan haar vader en zuster, zit zij n voor haar itMiei-luie ij ea verviiit l< eeu ciicp Het is iets zeer ongewoons voor haar om

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1