NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 39. Woensdag 13 Mei 1896. Vijf-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. BUITENLAND. F euilleton. Amersfoortsche Courant abonnementsprijs: Per S maanden f 1.—Franco per post door het geheel© Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .T. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regels f 0,40 iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Door het bestuur van de Liberale Unie is de volgende circulaire aan de aangesloten vereenigingen gezonden Herhaaldelijk hebben wij overwogen, of wij u zouden oproepen tot een alge- roeene vergadering, waarin opnieuw een bespreking van hel kiesrechtvraagstuk aan de orde zou worden gesteld, thans met het oog op het aanhangig ontwerp- kieswel. Zeker was aan den éénen kant bij u, als bij ons, zeer levendig het verlangen, dat uitbreiding der kiesbevoegdheid tot den kring der werklieden zoo spoedig mogeljjk mocht tot stand komen, opdat dan voor ons staatsleven een periode van hervormingen, vooral op het gebied van de sociale wetgeving, aanbreken kon. Maar aan den anderen kant kondt gij evenmin als wij vrede hebben met een oplossing van het vraagstuk in den geest van bedoeld wetsontwerp, waarbij, in strijd met hetgeen zoolang reeds door de vrijzinnige partij werd begeerd, opnieuw het kiesrecht wordt vastgehecht aan den belaslingcensuseen wetsontwerp, dat, in zoover het ook andere kenteekenen aanneemt, allerlei door niets wezenlijks gerechtvaardigde onderscheidingen en ongelijkheden vestigt, met name aan per sonen, die onder geheel gelijke omstan digheden leven, in de eene gemeente het kiesrecht geeft, in de andere niet, en dat voor den invloed van belastingambtenaren, huiseigenaren en werkgevers op de toe kenning of ontzegging van kiesbevoegd heid zoo groote ruimte laat. Zulk een gekunstelde regeling, door gemis aan vertrouwen beheerscht, en met grove willekeur verbonden, strookt allerminst met de beginselen door de Liberale Unie op het stuk van het kiesrecht in 1891 en 1894 beleden en gehandhaafd. Alvorens echter onze gedragslijn te bepalen, hebben wij de Memorie van Antwoord der Regeering afgewacht. De loop der gebeurtenissen nu, de omstandigheden dat aan een nadere be slissing des wetgevers is voorbehouden het tijdstip te bepalen, waarop de nieuwe regeling der personeele belasting zal wor den ingevoeld, heeft tengevolge gehad, dat thans in het Onlwerp-Kieswet Oter- gangsbepalingen zijn opgenomen, bestemd om de verkiezingen te beheerschen, zoo lang de gegevens aan de nieuwe belas ting op het Personeel te ontleenen, nog niet beschikbaar zijn. Over den inhoud dier overgangsbepa lingen en de mogelijkheid, dat zij in vrij- gevigen zin verbeterd worden, treden wij niet in bijzondei heden. Maar wat thans in de eerste plaats de aandacht verdient, is dit voor het geval het ontwerp-kies- wet tot wet mocht worden verheven, zullen toch de algemeene verkiezingen van 1897 niet anders dan naar de over gangsbepalingen kunnen plaats hebben naar een maatregel alzoo, die een niet onaanzienlijke uitbreiding van het kies recht medebrengt, maar die uit haren aard slechts draagt een tijdelijk, een voorloopig karakter. En van de nieuwe, uit dien overgangsmaatregel geboren en op breederen grondslag rustende Tweede Kamer mag dan verwacht worden, dat zij de door haar voorgangster aanvaarde regeling van het Kiesrecht niet in werking late treden, maar naar eigen inzichten aan het vraagstuk een deugdelijke, meer vrijzinnige oplossing geve. Hieruit volgt, dat reeds bij de voor bereiding der verkiezingen van 1897 nadere bespreking van het kiesrecht- vraagstuk niet kan uitblijven. In deze omstandigheden hebben- wij gemeend U tot een Algemeene Vergade ring als boven bedoeld voor het oogen- blik niet te moeten oproepen, en dat besluit zoowel als de motieven die er ons toe leidden, ter uwer kennis te moe ten brengen. Het Nederlandsch Landbouw-comité heeft thans (naast zijne commissiën: ont ginning, veterinair staatstoezicht, land- bouwverslag, coöperatieve bond, spoor wegtarieven, slechte toestand van land en tuinbouw, mond- en klauwzeer en beschermende rechten) eene speciale commissie landbouwcrediet. Zij is samengesteld uit de heeren: Mr. N. G. Pierson te 's-Gravenhage, voorzit ter; D. E. A. Bauduin, te 's-Gravenhage; Armand Sassen te Amsterdam; mr. A. Slolemaker, te 's-Gravenhage en P. F. L. Waldeck, te Loosduinen, leden. Deze commissie hield Vrijdag jl., den 8. dezer, des namiddags te 2 uur eene vergadering te 's-Gravenhage. Door bemiddeling van het Algemeen Nederlandsch Vredebond zijn aan de kerk genootschappen hier te lande, met verzoek om adhaesie, toegezonden exemplaren van een verzoekschrift aan de regeeringen van alle Christelijke natiën der wereld ten gunste van het beginsel van arbitrage, dus van oplossing van internationale geschillen langs den scheidsrechterlijken weg. Deze wereldbeweging is een uitvloeisel van een in 1893 te Chicago gehouden en door de geestelijkheid dei Vereenigde Staten op touw gezette bijeenkomst voor de vredeszaak. Sommige kerkgenootschappen hier te landff hebben reeds hun steun toegezegd. Men bericht ons uit Bedum, dat aldaar twee ingezetenen druk bezig zijn rnet hel construeeren eener vliegmachine, ingericht voor twee personen, waarmede zij denken binnenkort klaar te zijn, om met eene snelheid van een kilometer per minuut het luchtruim te doorklieven, en daardoor alle sportmannen met velo's, harddravers en op schaatsen verre ach ter zich te laten. Pr. Gr. Ct. Geheel eenig in Nederland is de poging van de anti-kermishouders te Groningen om de kermis van het tooneel te doen verdwijnen door de kermismen- schen zelf. Alle houders en personeel van tenten, kramen, draaimolens, straat- acrobaten, orgeldraaiers, liedjeszangers enz. worden door eene commissie opge zocht en met hunne kinderen tot eene groote samenkomst uitgenoodigd waar hun een feestje wordt bereid. Door onderscheidene predikanten wordt het woord gevoerd om hen te bewegen het kermisberoep vaarwel te zeggen. Tevens ontvangen de genoodigden bijbels en psalmboekjes. Aan de maskerade te Utrecht zal door ongeveer 100 studenten worden deelgenomen; de stoet wordt aangevuld door ruim zestig anonoymi. De kleedijen beloven schitterend te worden; er zullen in den stoet een aantal geharnaste rid ders zijn. Men schrijft: Dat te Bolsward en in die buurt een ware paniek heerschte, toen aan het licht kwam dat de kassier Brouwer aldaar zich had verwijderd, blijkt al meer en meer gegronde reden te hebben. Niet alleen toch dat vele particulieren groote schade Ijjden, er zijn er hij van 25 mille, maar ook coiporatiën komen er slecht af, o.a. de Doopsgezinde Gemeente, wier predi kantenfonds, van aanzienlijke waarde, spoorloos verdwenen is. HH. MM. de Koningin en de Konin gin Regentes maken te Faulenseebad dagelijks kleinere of grootere tochtjes. Het verblijf in het hotel is uitstekend en het weder over het algemeen niet ongunstig. Afgeloopen week gingen Hare Majesteiten naar Lauterbrunnen en be zochten den Staubbach en den Frum- melbach. Ook werd een tocht naar Blausee ondernomen, en de Blatenberg bezocht. De gezondheid van Hare Majesteiten laat niets te wenschen. H. M. de Koningin-Regentes heeft aan Dr. H. Blink, directeur van de Hoo- gere Burgerschool te Amsterdam vroeger Nieuwer-Amstel opgedragen in den aanstaanden zomer aan H. M. de Koningin onderricht te geven in de cos- mographie. Atjeh-oorlog. Bij het Departement van Koloniën is het volgende telegram van den Gouver neur-generaal in Ned. Indië ODtvangen van 10 dezer, betreffende den stand van zaken in Atjeh: «Zware regens belem meren operatiën.» In de j.l. Zaterdag te Utrecht ge houden vergadering van de ridderschap van Utrecht is admissie verleend aan A. Baron Calkoen te 's-Gravenhage, ter wijl herbenoemd werden: tot voorzitter mr. B. J. L. baron de Geer van Jutphaas te Utrecht, tot secretaris-thesaurier jhr. J. M. van Asch van Wijck te Maarssen tot gecommittteerdenF. L. baron van Heeckeren van Brandsenburg te Utrecht, jhr. mr. K. A. Godin de Beaufort van Maarsbergeri te MaBrsbergen en jhr. J. W. A. Barchrnan Wuyiiers te De Meern. Een slem uit Trausvaal. Een redacteur van het Utr. Dag blad heeft een onderhoud gehad met den heer C. van Boeschoten, die gedurende de afwezigheid van dr. Leyds waarne mend staatssecretaris der Z.-A. Republiek was, en thans hiei te lande vertoeft. Op de vraag, of het aantal Uitlanciers zoo groot en de door hen aangevoerde grieven inderdaad van zoo ernsligen aard waren, dat daaruit het gebeurde kan verklaard worden, antwoordde de heer v. B., dat het de schuld der Uitlanders zelf is dat de regeering hen niet uit eigen beweging tegemoet is gekomen, en dat een optreden, zooals nu plaats heeft gehad, zeer zeker niet te rechtvaardi gen is. De heer van B. antwoordde op de vraag of hij het waarschijnlijk achtte dat pre sident Kruger naar Engeland gaan zou, het volgende: Ik kan u daaromtrent alleen mede- deelen, dat ik, lettende op de correspon dentie zooals die stond bij mijn vertrek uit de republiek, dat toen niet waarschijn lijk achtte. Op de opmerking, dat men vertelde dat de Boeren den president niet naar Engeland willen laten gaan, omdat zij vreezen dat men hierin een erkenning zal zien van Engeland's suzereiniteit over de republiek, antwoordde de heer v. B. Ik kan u te dezen opzichte doen opmerken, dat in de conventie van '84 niet meer wordt gesproken van suzereini teit zooals in die van '81 wel het geval was. Die suzereiniteit is dus een zaak van het verleden en dit is ook de opvat ting van de burgers. Die opvatting is niet beperkt tot de Republiek. Lezens waard is daaromtrent een brief, dien de ex-Staatsprocureur Schreiner van de Kaap kolonie dienaangaande enkele maanden geleden in de Kaapsche bladen heeft doen opnemen, waarin het bestaan dier suze reiniteit met omkleeding van degelijke groDden wordt ontkend. De Conventie bepaalt alleen, dat Engeland het recht is voorbehouden, om, wanneer door de Republiek met eenige mogendheid een tractaat gesloten is, dat binnen de 6 maan den af te keuren. Sprekende over de toekomstige houding van de Republiek tegenover Engeland, zeide de heer v. B.: wij wenschen echter gaarne op viiendschappelijken voet te verkeeren met alle mogendheden, ook met Engeland, maar onze afhankelijkheid moet men ons laten. Wij kunnen niet 48; «Welnu, dan zal ik u op de proef stellen. Wilt gij mij twee of drie vragen beantwoorden ?c »Zoo veel als gij er maar wilt.» «Hebt gij haar vader er ooit over gesproken, dat gy haar zoudt willen trouwen «Neen well zy is pas zeventien.» «Hebt gij ooit op zoo iets in zyn tege- woordigheid gezinspeeld?» »Niet dat ik weet.» «Hebt gy haar ooit gekust?» «Neen,» op heren toon. «En het ook niet beproefd?» «Zeer zeker niet. Ik hoop dat ik daar voor te goed edelman ben.» «Welnu dan, toen gy haar hebt ge vraagd en zij u aannam, hoe werd dan die plechtige verloving bekrachtigd? Ik dacht altijd dat zulks door eene omhel zende betuiging geschiedde.» «Ik zeide niet dat ik haar ooit in den vorm vroeg.» «Maar wat duivel, mijn beste kerel, hoe kunt gij dan met haar verloofd wezen?» »Ik veronderstel dat gij kunt begrjjpen, dat er eene sprakelooze verstandhouding tusschen twee personen kan bestaan.» >0, ja, volkomen. Welnu, hoelang heeft die «sprakelooze verstandhouding» geduurd?» «Gedurende jaren,» antwoordt Otto hoogmoedig. »0 I terwjjl de zaak van Colinette voortduurde?» «Colineltte moge hangen,en gy daarby?» roept Otto woedend uit. «Welnu, als ik u thans als aan mijn vriend vei tel dat ik Riette bemin, dat ik er mijn hart op gezet heb om haar te trouwen, veronder stel ik dat gij vriendschap genoeg voor mij gevoelt, en tevens genoegzaam rid derlijk gevoel bezit, om uw oplettendhe den elders te besteden.» «Maar veronderstel dat zy mij zegt mijn oplettendheden op prijs te stellen, en niet gaarne zoude zien dat ik ze el ders wijdde; veronderstel dat zij mij zegt, my eenvoudig als een broeder te beschou wen, wat dan?» Otto knarst op de tanden. «Dan is zij een valsche, ziellooze, kleine coquette, en ik hoop slechts dat gij dit mede zult vinden.» Charlie lacht. «Nul ik ga nu naar de pastorie, en ik hoop slechts haar daar binnen te vinden.» «Dus volhardt gij er in om te gaan, niettegenstaande al, wat ik u zeide?» «Mijn beste, oude jongen I Over tien dagen zal ik vertrokken zyn, en behoudt gij het veld geheel alleen over.» «En denkt gy dat ik van plan ben, hetgeen gij of een ander overlaat, op te nemen?» roept Otto uit. «Misschien zult gij die kans niet heb ben,» geeft Chatlie uitdagend ten ant woord. «Ik dacht nooit dat gij, mijn oudste kameraad, u aldus zoudt gedragen,» spreekt Otto, van toorn tot droefgeestig heid vervallen. iMaar dat is voorzeker altijd het geval, zoodra er eene vrouw in het spel is. Daar is geen vriendschap tegen bestand.» «Ik wil u vyf tegen twee verwedden dat onze vriendschap over vijf jaren even goed zal zijn, als zij dat heden is,< zegt Charlie opgeruimd. «Ik kan niet zeggen dat zulks veel bewijst,* herneemt Otto op vertoornden toon. «Welnu dan, zooals zij eene week ge leden was. Kom, schrijf de wedding schap op.» «Ik wil niet wedden omtrent eene zekerheid,» antwoordt Otto koel. «Geen man kan dezelfde vriendschap gevoelen voor een aDder, die hem al datgene, wat hij in de wereld lief heeft, heeft ontstolen of gepoogd te ontstelen.» Charlie uit een luiden, ongevoelizen lach. «Nu! Ik ga weg! Komt gij mede?» «Neen,» zegt Otto. «Dwaasheid! kom mede!» en Otto, gevoelende dat zijn tegenwoordigheid elke werkelijke hofmakery tusschen het twee tal zal verhinderen, vergezelt zijn vriend, hoewel met voorgewenden tegenzin. Zij vinden Riette alleen onder den ceder, schijnbaar in lezen verdiept. Zij ziet hen van verre al en keert met verdubbelde belangstelling tot haar boek terug. «O, zyt gy het?» zegt zij onschuldig, als zij dicht bij gekomen zijn. Otto bespeurt dat zij met ongewone zorg gekleed is; het ergert hem te zien, hoe bekoorlijk zij er uitziet: hy zoude Charlie kunnen neervellen, omdat hij hetzelfde veorrecht bezit als hij, om een heel klein, mooi voetje in een brons- keurig schoentje en opengewerkte kous te beschouwen. Tot op dit oogenblik had hij nimmer er aan gedacht dat Riette een voet bezat, behalve door het feit, dat zij rondwandelde als andere lieden. «Wel, en wat hebt gij uitgevoerd?» vraagt zy op eenigzins beschermende wijze, terwijl zij van den een op den ander ziet. «Wij hebben een bezoek aan de Court- lands gebracht,* antwoordt Otto: «Alice is wonderlijk schoon geworden.» «Is zij? Hoe aardigi En heeft zij te Londen genoten? en u alles van hare voorstelling aan de Koningin verteld? En was zi) er erg bang voor geweest?» «Ik geloof niet dat zij den mond opende in al dien tijd, behalve om ja of neen te zeggen,» merkt Mr. Egerton op. «En, ik moet zeggen, dat ik die schoonheid, waarvan gij spreekt, niet gezien heb, Otto.» «De smaken verschillen-, ik vind haar heerlijk mooi.» «Welke een veranderde jongen zijt gij I» roept Riette uit. «Toen ik u ver leden winter vertelde dat Alice mooi en lief was, waart gij gewoon uw handen op te houden en te zeggen «Schoonheid moet waarlijk in het oog van den be schouwer liggen.» «Zij is sedert dien ontzaggelijk voor uitgegaan. Inderdaad, zij is een geheel ander meisje geworden.» «Hoe hebt gij het gedaan gekregen, om hem weg te voeren?» vraagt Riette ondeugend aan Charlie.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1