NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 48. Zaterdag 13 Juni 1896. Vijf-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. De Lente gaat. Een badinrichting komt? BINNENLAND. F euilleton. 1 Amersfoortsche Courant abonnementsprijs: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten iulezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. .1. SLOTHOUWER. Amersfoort. advertentien: Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Lente gaat afscheid nemen, en gelijk bij het heengaan van een per soon met wien we langen tijd móch ten zamen zijn, vragen wijwat is zij voor ons geweest. Wij hebben hare eigenaardige bekoorlijkheden wederom gevoeld. Hoe verrukkend was het, dat langzaam ontwaken der slapende natuur gade te slaan, dag aan dag alles te zien herleven en ontluiken, hoe heerlijk dat jonge, frissche, tee- dere groenMet vreugde begroetten we de gewiekte en gevleugelde len teboden, de ooievaars, de oude trouwe wachters op torens en boerenhofste den, de bevallige, vrijmoedige zwa luwen, en het heir van zangers in het vogelconcert. Het is toch een genot het jonge jaar te zien opgroeien en bloeien, bloezemen en bloemen strooiend met kinderlijken glimlach wij denken aan onze blijde kinder jaren en aan de onbezorgde, dartele jeugd die wij van alle leeftijden het meest liefhebben, want zij is zoo rein en helder en blij. Dat het tafereel een minder pret tige keerzijde heeft, is ons ditmaal vooral gebleken. De Lente kan ook wuft, luimig en veranderlijk zijn, een jeugdige verspilster gelijk, die haar geheele kapitaal dikwijls in korten tijd opmaakt. Men kan weinig op haar aan, zij is grillig, dartel en overmoedig, speelt met ons gevoel, wij kunnen niet op haar rekenen. Zij kan zijn als eene echte coquette, die ons veelbelovende blikken schenkt, die ons gunsten en heerlijkheid voor spiegelt, die ons de hoop laat voeden van eenmaal met haar in een zalig paradijsje verplaatst te worden, maar die ons ten slotte met kilheid en stuurschheid bejegent. Een verra derlijke hagelbui krijg je dan toe, de norsche, gure winter komt nog om een hoekje kijken. Zoo is de Lente het beeld van onze illusies, van harte- wenschen die nimmer vervuld worden Doch kan men de les betrachten »geniet het oogenblik", dan schenkt diezelfde lente u hooge genietingen. En dit vooral is het beste van de lente: zij heeft een toekomst in het verschiet; zij heeft een goed fonds opgelegd voor den ouden dag. Van kinderen mogen wij geen vruchten verlangen, wij hebben reeds grootelijks reden tot blijdschap, wanneer zij be loven vruchten te dragen in de toe komst. Als het zaad maar niet ver stikt wordt De bakermaanden zijn nu voorbij, lang reeds. De zomer is meer solide, al heeft hij zijn nuk ken hij is bestendiger, de gerijpte leeftijd. De koesterende warmte stooft onze onrijpe denkbeelden gaar, en ontdooit gestolde gedachten, de on zuivere tochten verdampen. Wij hebben een klein voorproefje gehad, zoele dagen als voorloopers van een echten, zomerschen zomer; liet was een wellust te baden in de warme lucht, haar met alle poriën van ons lichaam in te ademen. En dan een bad in het water er bij, hoe verkwikkelijk en verfrisschend voor het lichaam Ik benijdde werkelijk de jongens, die in de beek bij Lockhorst aan 't baden waren, en had gaarne hun voorbeeld gevolgd. Niettemin is be grijpelijk de klacht in de (oude) Amersf. Courant over het minder gepaste en ongeoorloofde van zoo'n vertooning. Die klacht moet echter vergezeld gaan van den wensch, ge uit in het zelfde nummer dier courant, dat dan een goede gelegenheid tot baden en zwemmen gegeven worde. Van geheeler harte stemmen wij in met dien wensch, want het wordt tijd, dat Amersfoort een behoorlijke zwem- en badinrichting krijgt. De bestaande voorziet niet in de behoef ten van een stad met zestien duizend inwoners, is zeer ongunstig gelegen en te duur juist voor diegenen die er het meest gebruik van moesten maken. De Hollandsche zindelijkheid is ver maard, als men maar de zindelijkheid van het lichaam er buiten laat. Want hieraan ontbreekt veel, en in Amers foort is men nog al zuinig met wa ter en zeep. Ge ontmoet hier men- schen die een afkeer inboezemen door hunne onzindelijkheid, die zich zelfs het aangezicht zelden of nooit was- schen. Armoede kan geen oorzaak zijn van deze kwaal, maar wel lui heid; het water is voor liet grijpen, men behoeft maar te pompen of de kraan open te zetten. Maar gezwe gen nog van hen. die op een onrein gelaat hun luiheid toonen, van die vrouwen die meer koffie en die man nen die meer sterken drank dóór, dan water óver het lichaam gieten. er zijn er zoovelen die wel zorg vuldig reinigen wat in het oog valt, gezicht en handen, maar verwaar- loozen hetgeen door de kleeding be dekt is. Zij willen helder voor den dag komen, zijn bezorgd voor hun schoonheid, maar het lichaam rnoet met weinig, op zen' hoogst een Fransclie verschooning, tevreden zijn; zij zijn meer voor de schoonheid dan voor de reinheid van het lichaam be zorgd en daarom is niet zelden een onrein, onfrisch lichaam onder een mooi gewaad verborgen. Van top tot teen gewasschen, worden de meeste menschen slechts tweemaal na hun ter wereld komen en na den dood, dus eigenlijk maar éénmaal in hun geheele leven. Hoe jammer, want het water bezit zoo'n heilzame kracht, het sterkt het lichaam, maakt het frisch en krachtig tot den arbeid, is een geneesmiddel tegen zwaarmoe digheid en zenuwlijden, voorkomt die kwalen, stalende spieren en zenuwen. Wanneer wij eens meer bedachten, welk een schoon en kostbaar voor werp ons lichaam is, wij zouden het beter verzorgen. Ons lichaam, dat meesterstuk in de schepping, in zijn geheel en in de deelen prachtig ge vormd, bewonderenswaardig in samen stelling', het is een kunstwerk dat met zorg verpleegd en vooral rein gehouden behoort te worden. Die reinheid bevordert deugden en geluk. Maar, niet ieder heeft geld voor een badkuip, of .plaats voor zoo'n meubel. Daarom is noodig een Zwem en badinrichting. Hoe zal die er komen, en wanneer? Bij particulier initiatief is er weinig kans, dat ook minvermogenden er gebruik van kun nen maken. Dus van het gemeentebestuur moet hulp verwacht worden het geldt hier een algemeen belang van Amersfoort, en een badinrichting behoort niet tot de weeldeartikelen, wier aanschaffing de financiën niet veroorloven. De Atjeli-oorlog. Het Hbld. vernam uit Batavia: De troepen zijn teruggekeerd. Lam- krak is verbrand. De bevolking is naar het gebergte gevlucht. Ons geheele ver lies aan gesneuvelden en gewonden be draagt twintig minderen.<r Dat ons leger bij den tocht naar Lam Pisang en bij dien Lam Krak zoo weinig verliezen heeft geleden, moet verwonde ring baren, als men hoort hoe deze ver dedigingsplaatsen versterkt waren. Aan een brief van 28 April aan het Bat. Nbl. over de versterkingen van Lam Pisang en omgeving is het volgende ontleend Wanneer men de kaart van Groot Atjeh voor zich neemt en men beschouwt het gedeelte, dat tegenover de posten Lam Djamoe en Lamtih ligt, dan ziet men daar het gebied van den ex-panglima prang besar van dat gouvernement, den nu herdoopten Toekoe-Oemar. Wat een menigte groote kampongs liggen daar, niet waar? Wel een bewijs dat er wel vaart heerscht. Welnu geachte lezers, al die kampongs zijn nu herschapen in versterkingen met zware bamboe doerie verhakkingen langs den rand, en hier en daar op gunstige punten bentings met stevige aarden wallen, bewapend met voorlaadsgeschut en naar men beweert, ook met Hotchkisskanonnen. Wanneer ik u nu ten slotte mededeel, dat deze versterkingen door loopgraven met horizontale blindeeringen verbonden zijn en deze loopgraven zich tot op 40J M. van onze geconcentreerde linie uitstrek ken, dat verder die versterkte kampongs en bentings door een grootendeels met Beaumontgeweren bewapenden vijand zullen worden verdedigd, dan behoef ik zeker de woorden van Z. E. den leger commandant niet te hei halen, dat den troepen daar een zware taak te wachten staat, een taak echter, die des te roem voller zal zijn, indien zij tot een goed einde worden gebracht. Over Lam Krak deelt de N. R. Ct. het volgende mede: Lam Krak is een groot bosch van weelderige vruchtboornen en wild opge schoten kreupelhout, door sneden door smalle slootjes en heggen van levende doornstruiken. Een door ons aangelegd pad doorloopt het van West naar Oost, dat is van Biloel naar Sibreh. Belang rijke terreinafscheidingen, zooals strooken moerassig rijstveld dikwijls kunnen wezen, komen er niet voor. De bentings, die de vijand er in opgericht mocht hebben, zijn dus gemakkelijk om te trekken en zullen dan ook niet krachtig verdedigd worden. Door moerassige sawahs is het geheele kamponggebied van de zuidelijk gelegen berghellingen gescheiden. Naar die zijde wordt het uitwijken der verde digers dus bemoeilijkt en er schiet voor hen niets anders over dan in oostelijke richting naar Anak Galoeng en in zuid oostelijke naar het gebied van Toekoe Baid terug te trekken. Wij veronderstel len, zegt het blad, dat zij tot daar zullen worden vervolgd en dan wellicht de XXVI Moekims aan de beurt zullen komen. Het bombardement van Lam Pisang in de eerste helft van Mei, wordt in een brief aan de Sum. Ct. als volgt be schreven ln den morgen van 6 dezer te kwart voor vijf uur werden wij opgeschrikt door 56) «Hij was een academievriend van papa hij is thans zeer beroemd, weet gij,* geeft Rielte ten antwoord. Lord Ryvendale gevoelt zich gerustge steld. Maar er maakt zich een onbe dwingbaar verlangen van hem meester om eene copie van deze schels te bezit ten. Toch durft hij zelfs niet op dit verlangen te zinspelen. Het zoude zeer gemakkelijk zijn gevallen om aan eene vrouw te vragen of hij het mocht laten namaken, of zij zijne bede wilde verhoo- reu of niet, maar Osyth kon in geer,en deele behandeld worden als de andere vrouwen, waaronder hij leefde. Hij legt het dus na nog een langen, langen blik met een zucht van droefheid weder neder. »Ik geloof, van achteraf beschouwd, dat ik de boodschap mijner zuster niet heb overgebracht,* zegt hij thans: «Het zoude haar zooveel genoegen doen, indien gjj morgen bjj haar wilde koffie drinken, en over een ontwerp kwaamt spreken, dat u heiden belang inboezemt,* en hij glimlacht, «Indien gij er in toestemt, zal zij u komen afhalen en in de hit ten wagen naar buiten voeren.» »Het zal mij genoegen doen,* antwoordt Osyth, bijna geschrikt door de vreugde, welke haar bij dat denkbeeld het hnrt doorheeft. Daarop zegt Lord Ryvendale hen vaarwel. «Osyth I* zegt Riette, wanneer hij goed en wel weg is: »Ik wist dat hjj u lief zou hebben, en hij doet het. Hij zal, alles wel beschouwd, nog gelijk hebben, en gij zult Mylady worden I* Een pjjl van smart, eene trilling van vreugde, zoo zacht dooreengemengd dat zij niet weet, welke de sterkste is, be wegen Osyth's borst bij de woorden harer zuster. «Lieveling,* spreekt zij op zachten, snellen toon. «Zoo gij mij geen leed wilt doen, spreekt dan nimmer weder deze woorden.* Maar Rielte gaat naar haar toe en werpt heur armen om haar hals. «Zeg ik u niet alles? en waarom zoudt gij geheimen voor mjj hebben? Gelooft gij dat ik niet even goed in uw gelaat kar: lezen als in het zijne? Hij is zoo lief, zoo mooi, en waard om bekeerd te worden. Zoudt gjj hem niet gaarne aan zijne slechte Hertogin ontrukken?» «Riette!* roept Osyth uit: «wat weet gij er van? wie heeft het u verteld?* «O,* zegt Riette, terwijl zij haar hoofd achterover werpt, maar een weinig over hare eigen onbescheidenheid bloost: «gij verbeeldt u dat ik zulk een kind ben en van niets afweet. Ik vind waarljjk dat ik wel als volwassen mag worden be schouwd, nu ik reeds twee aanzoeken heb gehad,* voegt zij er op een toon van hoogmoedige eigenwaarde bij. «Indien gij dan zooveel weet!* ant woordt haar zuster op ontróerenden toon, «moet gij ook begrijpen dat er nimmer, nimmer iets tusschen Lord Ryvendale en mij kan bestaan.* «Maar hij kan haar verlaten. Hij heeft haar niet gehuwd, omdat de Hertog haar echtgenoot is, en ik veronderstel dal zelf Franschen geen twee mannen kunnen hebben, niet waar? Toch zal ik er niet over spreken, Osie, als het u leed doet, maar wij zullen zien,* en Riette knikt als een orakel, terwijl zjj heen gaat. Osyth's hart is droevig bewogen in haar binnenste. Zij is verdrietig, dat Riette, hoe var, verre af ook, deze kennis van kwaad heeft opgedaan, maar er knaagt eene nog schei per smart aan haar borst. Zij is ontwaakt tot het bewustzijn, dat zij dezen man bemint, hem niet min der liefheeft, niettegenstaande het kwaad, dat zij van hem weel. Al wie lief heeft, man of vrouw, poogde zijne liefde te rechtvaardigen door het voorwerp er van als volkomen waardig te gelooven; maar hoezeer is dat nog veel meer het geval bij vrouwen dan bij man nen terwijl de hartstocht slechts wenscht te ontheiligen, plant de ware liefde het beminde wezen op het meest verhevene voetstuk, en tracht net met alle goede gaven en bekoorlijkheden te veredelen. En een afgod opgericht te hebben, en hem toch onwaardig te welen naar zijn goddelijk hoofd op te zien en toch ge dwongen te worden dat is eene grie vende smart voor de getrouwe ziell Zie laatste kennisgeving Almeloo 4« pagina van dit nummer. De hittenwagen komt den volgenden dag om Osyth af te halen, maar het is Lord Ryvendale, niet zijne schoonzuster, die hein bestuurt. «Het is een eemgszins koude wind; mijne zuster was bang om in een open rijtuig te rijden, en zond mij af om u in hare plaats af te komen halen. Ik hoop dat gij niet bevreesd zijt, u aan mij toe te vertrouwen.* Dat is wat Alsager zegt, en hij ziet Osyih aan, zooals hij heel zijn leven ge woon is geweest de vrouwen aan te zien, die genade in zijn oogen vonden. Doch sedert gisteren heeft hij zich ge zegd dat hij haar niet langer zien moest, noch zooveel genot in haar gezelschap smaken, zoowel om haar- als om zijnent wille, daar er toch geen hoop voer hem bestaat om meer dan een vriend voor haar te wezen. Het heeft hem getroffen dat eene vriend schap met eene zoo schoone, goede vrouw een ware troost en eene gunst voor hem zoude kunnen wezen, maar Lord Ryven dale is een man van de wereld, en weet zeer goed dat vriendschap tusschen man nen en vrouwen, die nog jong zijn, alleen onder de meest bijzondere omstandigheden mogelijk is. En deze behoort daar niet toe. Hij beijvert zich om het gesprek zeer alledaagse!) te maken, terwijl zij naar Ryvendale heenrijden, en Osyth voelde een gewaarwording van verlichting. Lady Ryvendale heet haar hartelijk wel kom bij hare aankomst, en er wordt veel gesproken over de armen en wat er voor hen te doen valt. Lord Ryven dale schijnt geheel in het onderwerp te zijn, en geeft de twee schoone dweep-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1