NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht
Een Franschman in
Holland in 1719.
No. 64.
Zaterdag 8 Augustus 1896.
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
F euilleton.
Amersfoortsche Courant
abonnementsprijs:
Per 3 maanden f 1.Kranco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken en berichten intezendei) uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer 5 ('ent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal bsrekend
Groote letttrs en vignetten naar plaatsruimte.
ii.
Onze Franschman schrijft over de
gesteldheid van ons land, de manier
van leven enz. het volgende. »Holland
is eigenlijk niets dan een groot wei
land, doorsneden van een ontelbaar
aantal met boomen omzoomde, goed
onderhouden kanalen. Op het eerste
gezicht brengt het landschap u in
verrukking, maar welbeschouwd is
Holland de ondankbaarste bodem,
waarop men wonen kan. Het kan
niet buiten de hulp van alle andere
landen, en om de Hollanders tot het
uiterste te brengen, zou men niet
anders te doen hebben dan hen in
hun aangenaam moerasland op te
sluiten. Die landerijen brengen niets
anders dan gras voort en verschaften
de bewoners boter en melk, maar
voor graan, wijn, hout, steenen, in
één woord voor alle verdere levens-
behoefen, moeten zij tot andere ge
westen hun toevlucht nemen. En
toch, terwijl Holland alzoo afhangt
van de gratie van andere landen, is
dit land de wereldmarkt en bergt
Amsterdam in zich wat verspreid is
over de gansche wereld. Dit wonder
beseft men alleen op de plaats zelve;
de oplossing wordt gegeven door den
handel. Hierdoor wordt het ondank
baarste land van de wereld de sta
pelplaats van alles men kent hier
geen wijnbouw, en nergens drinkt
men smakelijker wijnen van allerlei
soortenkoren groeit er weinig, en
nimmer is er gebrek aan men vindt
er geen bosschen, en het is ongeloof
lijk, welk een massa hout hier ver
werkt wordt voor het bouwen van
schepen en huizen, voor het aanleg
gen van dijken en andere doeleinden.
Steengroeven heeft men er niet, en
treedt men de woningen binnen, dan
kan men het marmer tot in de keu
kens vinden. Vruchteloos zoekt gij
naar mijnen, en toch is koper en
ijzer er zoo overvloedig, dat het niet
geteld wordt; zelfs de armste hebben
hunne koperen sloten, koffiekannen
en ander keukengerei, en dat alles
is zoo net en blinkend, dat het huis
er door opgesierd wordt. Het land
brengt zijde, boomwol noch specerijen
voort, hoewel al deze dingen te kust
en te keur te krijgen zijn. Om kort
te gaan, dat Holland dat niet anders
dan boter, melk en kaas oplevert, is
niettemin de algemeene voorraad
schuur van alle denkbare artikelen.
Deze behoefte om allerlei dingen
te betrekken uit andere landen bracht
den handel voort, en de Hollanders
hebben zich van alles weten meester
te maken, zoodat hun Staat het groote
magazijn geworden is, en dat zij geen
ander volk gunnen dit voordeel met
hen te deelenten aanschouwe van
Europa en de gansche wereld oefenen
zij een soort monopolie uit, waarvan
de andere natiën de onrechtvaardig
heid wel gevoelen, maar waarvan
aller eigenbelang toch meebrengt,
dat zij er de hand toe leenen.
Ondertnsschen is dat Holland in
zich zelf een zoo zwakke staat, dat
de koning van Franktijk het in één
veldtocht kan overwinnen. Zij kun
nen op zijn hoogst tienduizend man
in het veld brengenom hun land
te verdedigen moeten zij hunne slui
zen openen en inundeeren. Zoo zijn ze
zelf de eerste verwoesters van hun
land; maar de naburige natiën zijn
er zoo bij betrokken om de macht
van den Franschen koning niet te
groot te laten worden, dat zij, of
schoon geen voorliefde voor de Hol
landers hebbende, alles doen om hen
te beschermen, zoodat de Hollanders
hunne zelfstandigheid minder ver
schuldigd zijn aan hunne macht of
aan de vriendschap der naburen, dan
wel aan de stelling, die zij hebben
weten in te nemen en waardoor zij
aan die grootere nachten een tegen
wicht vormen. En daar dit volk niets
zoo zeer mint als zijn vrijheid, ollert
het alles op om die te \erdedigen.
Tevreden in zijn rust, voelt het zich
niet opgewekt om op veroveringen
uit le gaan, maar om zijn kleinen
Staat onontbeerlijk te maken; het
vraagt niet versterkte plaatsen in
vreemde landen, maar nieuwe havens,
of liet dwingt dat andere volken de
hunne sluiten. Antwerpen ligt daar
ten bewijze van deze politiek. Deze
prachtige stad, eertijds het middel
punt van den handel, waar men meer
dan tweeduizend schepen in de haven
telde, deze stad, welke de natuur
voorzien heeft van alles wat noodig
is om er een gemakkelijke haven en
een machtige stad van te maken is
lieden een woestijn, waar men niet
ankeren mag, omdat de Hollanders
het in het laatste tractaat zoo ge-
ëischt hebben. Wat zij in Europa
doen, doen zij in heel de wereldzij
zijn meester van den Oostindischen
handel; daar hebben zij een staat
vee) grooter dan in Europa, die hun
magazijn is. Jaarlijks gaat een vloot
derwaarts en jaarlijks komt een vloot
van daar terug. Te Batavia hebben
zij een gouverneur en overheidsper
sonen, die ze van tijd tot tijd ver
anderen, uit vrees dat die heeren te
machtig zouden worden, ofschoon
deze voorzorg tamelijk overbodig is,
want over 't algemeen zijn Hollanders
weinig eerzuchtig en tuk op gezag.
Zucht naar rijkdom en onafhankelijk
heid voimt hun karakter. Men ver
haalde ons van verscheidene gouver
neurs, die liever weer eenvoudig
burger op hunne buitenplaats werden,
dan de lusten van het hoogste gezag
te genieten.
De Hollanders bezitten dus den
geheelen Oosterschen handel. Bij hen
vindt men de rijkdommen dier on
metelijke landen ginds; zij bepalen
den prijs der goederen. Is 't nog te
verwonderen, dat die Hollanders rijk
zijn? dat hunne hoofdstad liet cen
trum der volkenis? Meester van een
handel, noodig aan alle volken, dwin
gen zij alle natiën tot hen te komen
en te profiteeren van hun overvloed.
Op de beurs wemelt het van vreem
delingen, wier geld in hunne kassen
vloeit en aan wie zij gaarne alle
voorrechten toekennen, om ongehin
derd met hen zaken te kunnen doen.
Alle godsdienst is er geoorloofd aan
de vreemdelingen. Er wonen te Am
sterdam meer dan twintig-duizend
Joden, kooplieden van nature, die
hunne eigene synagogen hebben. Wij
vonden er ook Armeniërs die mede
liet voorrecht om openlijk hun gods
dienst te mogen uitoelenen danken
aan het voordeel, dat zij Holland
door den handel aanbreng. Handel is
de spil waarom alles draait. Zij
nemen slechts de wapenen op om
dezen te verdedigen of uit te breiden.
De schrijver verzuimt niet hierbij
op te merken, dat de Hollander zijn
welvaart door den handel vooral aan
zijne bekende eerlijkheid en goede
trouw verschuldigd is. Maar, zegt
hij, ik weet niet of die deugden niet
het gevolg zijn van de zucht om
hun land tot liet middenpunt van
den wereldhandel te maken. Want
dit volk gevoelt maar al te zeer, dat
het zonder stiptheid in de betalingen
en orde in de rekeningen het ver
kregen vertrouwen spoedig weer zou
verliezen. Toch geloof ik, dat het
eigenbelang hier de groote hefboom
is, daar ik meermalen heb opgemerkt,
dat bovengenoemde deugden ver
dwijnen, wanneer zij hun kans schoon
zien om reizigers, van wie zij niets
te hopen of te vreezen hebben, af
te zetten. Aan een goeden gids had
ik het te danken, dat ik weinig van
die oplichterij heb ondervonden.
Wordt vervolgd).
Ooder liet opschrift neen feestge
schenk" schrijft men in het U. D.:
>Naar aanleiding van dc benoeming
eener commissie van voorbereiding tot
bespreking van eene feestelijke ontvangst
van H. M. de Koningin in de hoofdstad,
bij gelegenheid van Hr. M. inhuldiging
in 1898, komt mij weder in de gedachte,
dat ik gelezen heb van plannen om »een
nationaal feestgeschenk! aan te bieden.
Zou hiertoe niet in aanmerking kunnen
komen een gedeeltelijke ontwapening van
ons leger
Al hebben de bestaande vredes-con-
gres^en nog niets uitgewerkt, het zijn
pogingen die het groote comité steunen.
Op het laatste (Staten comité) zal ik
het maar noemen, waren 14 Stuten ver
tegenwoordigd. Ik meen, dat van wege
ons land de heer Rahusen daarin zitting
had. Hel kwam bijeen te Brussel, en
is. meen ik, uiteen gegaan met het plen
om tegen de volgende bijeenkomst van
iederer, vertegenwoordiger le vernemen
op welke wijze elk land zou kunnen vor
men een lichaam of scheidsgerecht lot
beslissing van quaestiën, waaruit oorlog
tusschen de diverse natiën zou kunnen
worden voorkomen.
Indien lueiuii voortvloeit, dat een ge
deelte van het leger kon worden afge
dankt, en slechts het noodige tot b-wa-
ring van iust of tot steun van de Re
geering bestaan bleef, zouden allen in
den lande daarbij voordeel hebben door
de mindere kosten of besparing van uit
gaven, welke thans vereischl worden.
Grooter nationaal feestgeschenk zou aan
de natie niet te geven zjjn. Het zou de
huldiging van H. M. tot zelfs in de kleinste
woning Van Nederland brengen eene
onuitwischbare herinnering van dank
baarheid.
ATJKH.
Van den gouverneur-generaal van Ned.-
Indië is aan het departement van kolo
niën het volgend telegiarn ontvangen:
Pretenderit-sultan gevlucht naar Mes-
d j id Indrapoerie, de woonplaats van
Panglima-Polim.
Eergisteren bendehoofd MjaGedong
verdreven uit de heuvels van Lot-Sjoeri
in IX Moekim. Gesneuveld een en gewond
vier militairen beneden den rang van
officier.
Excursies in westelijk gebergte der
XXV Moekim en in een gedeelte der
XXVI Moekim. Niets bijzonders voor
gevallen.
73)
Daarenboven gevoelde hij zich voor
het eerst in zijn leven alles behalve wel;
zjjn eetlust begaf hem; hij had vlagen
van rillingeneene doodelijke walging
greep hem bij oogenblikken aan; hij kon
nauwelijks eene poging aanwenden om
voor gastheer te spelen. Uiterst verheugd
zeide hij zijn gasten vaarwel en maakte
zich gereed zelf het landgoed te verlaten.
Hij had het instinct van het zieke dier,
om huiswaarts te keeren, nu hij lijdend
was, en the Beeches was altijd voor hem
nog meer een te huis dan elke andere
plaats kon wezen.
Toen hij de plaats bereikte, was hij
te ziek om over eene verklaring met
Viva te denken -, ai hetgeen hij verlangde
was om naar bed gebracht te worden,
en den docter te laten haleD. Hij had
een voorgevoel, dat hij vreeselijk ziek
2oude worden, misschien ging sterven.
En toe Viva hem Ijjdend zag, mogen wjj
volkomen vertrouwen dat zij al zijn on
recht en wreedheid jegens haar vergat,
en dat slechts één doel hare teedere borst
vervulde: over hem te waken, zooals eene
vrouw datgene bewaakt, wat haar het
liefst ter wereld is; le beproeven door
alle middelen, welke in hare macht staan,
zijne smart te verlichten. Toen Alsager
hare toewijding zag, trof hem een smar
telijk verwijt, daar hjj zich voortdurend
bewust was dat zjj kennis droeg van zijn
voorgenomen verraad. Maar hij was te
ziek om lang na te denken over iets an
ders dan zjjn eigen toestand. Den volgen
den dag hoopte hjj op te staan en zat
gedurende een paar uren te huiveren en
voor het vuur gehurkt. Hij was rusteloos,
prikkelbaar, zenuwachtig, wilde voortdu
rend het een of ander en was ontevre
den, wanneer het gedaan was. Hij miste
Fletcher schrikkkehjk en zoude hem
gaarne zijn misdrijf vergeven om hem
slechts terug te hebben. Viva plaagde
hij bijna dood met zijn voortdurende ei-
schen en klachten, maar zij was even
geduldig als een engel, en in hare innige
bezongdheid voor hem slechts al te blijde
om een zijner grillen te misduiden. Er
werd een geneesheer onboden, die een
langdurig consult hield met den dokter
der plaats. Zij spraken vroolijk tot den
zieke, maar aarzelden niet aan Viva me
de te deelen, dat er reden bestond tot
de ernstigste bezorgdheid - dat er inder
daad geen twijfel bestond af Lord Ryven-
dale was aangetast door een aanval van
typhuskoortsen. Hij moest terstond te
bed gebracht worden, en moest eene ver
pleegster hebbende geneesheer zou daar
naar rondzien.
Het is laat in den namiddag; te laat
om nog eene verpleegster te kiezen en
dien avond te zenden; en voor den vol
genden morgen heeft Viva besloten Flet
cher te laten roepen, wiens verblijfplaats
zij kent, intusschen zal zij dezen eersten
nacht de wacht houden over den geliefde.
Want hij is dat nog, in spijt van al, wat
zij door hem geleden heeft; zij mag hare
groote teederheid voor hem betreuren,
maar kan haar niet overwinnen. Er is
eene soort van droefgeestige vreugde in
haar door het feit, dat zjj hem in zijn
smart en ziekte, geheel en al voor zich
kan hebben, niemand zal hem thans van
haar opeischen.
Zij zit bij zijn bed, en houdt zijne
koortsachtige hand vast. Hij die haar
kort geleden van zich af had willen wer
pen, om van haar bevrijd te zijn, vindt
thans troost en verlichting in haar bijzijn.
Telkens spreekt hij, en zij antwoordt hem
door een paar zachte, vriendelijke woor
den, maar hare groote bezorgdheid is om
hem te stillen en tot slapen te krijgen.
Thans spreekt hjj klagend:
»Ik ben volstrekt niet zeker dat die
heeren weten wat mij scheelt. Ik her
inner mij eene bijna soortgelijken aanval
te hebben gehad eens in Paiijs, en de
dokter aldaar was een knappe, kleine
man en gaf mij iets, dat mij terstond
weder terecht hielp. Ik heb zijn voor
schrift in mjjn brievendoos. Ik wilde
wel dat gij er eens naar zocht.!
Viva, die weet dat het groote geheim
om zieken op te passen is, nimmer den
kranke iets tegen te spreken of iets re
delijks te weigeren, maakt zich terstond
gereed om aan zijn verzoek gevolg te
geven.
»Waar kan ik den sleutel vinden?!
vraagt zij, en hij geeft ten antwoord:
»Aan mijn horlogie ketting.!
Zij neemt hem dus en vertrekt, terwijl
zij Désirée verzoekt in de nabijheid te
blijven.
Viva ligt op haar knieën tusschen de
papieren te zoeken. Bovenop licht een
brief, welke aan haar zelve gericht is en
verzegeld. Er is eene ingeving, welke
haar aandrijft om hem te nemen, en toch
beraadslaagd zij een wijle met zich zelve
over haar recht om zulks te doen. Maar
ten slotte doet nieuwsgierigheid, dat ver
derf der meeste dochters van Eva, haar
er zich meester van maken en steekt zij
hem in den zak. Daatop hervat zij haar
onderzoek naar het recept. Er gaat
eenige tijd mede om, voordat zij het
vindt, en als zij naar Alsager terugkeert,
sluimert hij.
Het is een kille nacht, en in de kamer
flikkert een helder vuur. Viva zet zich
neder op liet haardkleed en breekt zaclil-
kens het zegel van den brief open. OI
indien iemand, zelfs nu, nog Alsager kon
influisteren, waarmede zij bezig is, zoude
hij toch nog kracht vinden om lot haar
te strompelen, hern uit haar handen te
rukken en hem in de vlammen te wer
pen. Maar hij is in een vasten slaap
geraakt, en ongestoord leest Viva voort.
Het is de brief, dien hij onmiddelijk
na zijn onderhoud met Osyth schreef.
Zij leest hem tot het einde, en staart dan,
hem nog altijd vasthoudenden, in de
vlammen. Er staan geen tranen in haar
oogen, er ligt ook geen uitdrukking van
krachtige aandoening op haar gelaat, al
leen slechts eene soort van versteende,
kalme wanhoop. En toch weet zij wei
nig meer dan zij reeds te voren vernam
dat Alsager eene nieuwe liefde had en
haar gaarne verwijderd zoude zien om
plaats te maken vooi hare mededing
ster. Slechts had hij toen nog gezorgd
zijne ontrouw voor haar verbergen,
terwjjl hij haar hier verwjjt een bin-