NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht
Een Franschman in
Holland in 1719.
Zaterdag 15 Augustus 1896.
Vijf-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
ui.
BUITENLAND.
F euilleton.
l\o. 66.
rsfoortsche Coura
abonnementsprijs:
Per 'i maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Af r. onderlijke Nummers v'ent.
Ingezoiiden stukken en berichten inievenden uiterlijk DinsHug en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
advertentien:
Van 1 6 regels f 0,40 iedere regel meer 6 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal bsrekend
'ïroote letters en vignetten naar plaatsruimte.
De Hollanders stellen zich niet te
vreden met in vreemde landen ge
schikte plaatsen te verkrijgen en
derwaarts hunne schepen te zenden
zij doen alles om ook hun eigen
land voor de scheepvaart, het lossen
der schepen en de verzending dei-
koopwaren zoo gemakkelijk mogelijk
te maken. De natuur schijnt hun
bedoelingen te bevorderen en er be
hagen in te scheppen om van het land
één handelsterrein te maken. Vlak
als het is, kost het niet veel moeite
kanalen te graven en deze bevaar
baar te houden. Evenwel ondanks
deze voordeelen moet toch tot hun
lof gezegd worden, dat in dit opzicht
hunne kunst de natuur overtreft. En
dan vertelt de vreemdeling van de
dijken, overal met zooveel moeite en
en geld tot bescherming van het land
opgeworpen van de wegen, van de
sluizen om het water op peil te
houden of telkens te ververschen,
van de bruggen, en hij geeft te den
ken wat het onderhoud van al deze
kunstwerken aan het land kosten
moet.
Hij spreekt verder over het rader
werk der magistratuur en der regee
ring. Dat raderwerk is zoo inoide,
dat, ofschoon ieder particulier zich in
zijn huis als onafhankelijk en als een
koninkje beschouwt, de samenwerking
niets te wenschen overlaat. Al die
kleine bijzonderheden, waarin de Hol
landers treden moeten, kosten hun
geen moeite; hun geluk is rustig te
leven in hun huis. Eerzucht heeft
geen vat op hen, want deze laat zich
niet vereenigen met de weekheid, die
hun hoofdkaraktertrek is. Die week
heid merkt men overal op, als men
in hunne huizen komt. Zij slapen
lang: hun bed bestaat om zoo te
zeggen uit enkel veeren met nog
zachter kussens; de bedden zijn in
een soort van kasten; wat wij in
Frankrijk een hoofdpeluw noemen,
kennen zij niet: zij slapen bijkans
zittende in hun bed, zooveel kussens
hebben zij onder het hoofd. Zoodra
ze opgestaan zijn drinken zij koffie
en chocolade. Om tien uur denkt
men er aan om eens met de zaken
te beginnen of personen te ontvangen.
Met bijzondere uitvoerigheid be
schrijft hij de ligging en den aanleg
der stad Amsterdam. Hij staat vol
bewondering stil bij de Beurs, die
van twaalf tot twee uur 's middags
gehouden wordt, waar men van alle
volkeren der wereld vereenigd vindt,
waar alle denkbare zaken afgehandeld
worden, waar dagelijks voor milli-
oenen omgezet wordt, waar men alle
nieuwstijdingen hoort. Bij deze Beurs
heeft men het grootste Raadhuis,
waarvan hij een uitvoerige beschrij
ving geeft en vertelt, dat de Staten
de rekeningen verbrand hebben, op
dat de nakomelingschap niet weten
zou, wat dit gebouw gekost had.
Verder wijst hij op het Admiraliteits
gebouw, waar dagelijk 1200 man
arbeiden in dienst der O.-I. Compag
nie, en de trotsche kathedralen, die
tot zijn smart aan den dienst der
moederkerk zijn ontrokken. Met de
woonhuizen is hij minder ingenomen
de fraaiste doen, naar zijn meening
nog voor de middelmatige in Parijs
onder. Ondanks de sommen aan de
uit- en inwendige versiering en het
ameublement ten koste gelegd laten
inrichting zoowel als goede smaak
veel te wenschen over. Wat hem
bijzonder trof, was, dat de wonin
gen der aanzienlijke burgers op de
»Keser-Graef" en «Her Graaf" waar
langs hij eiken dag voor zijn plezier
eene wandeling maakte, erzoodoodscb
uitzagen. Bij onderzoek bleek, dat
men de zoo rijk gestoffeerde zij- en
binnenkamers nooit gebruikte, om ze
niet vuil te maken. Waagde hij bet
hierover eenigzins spottend zijne be
vreemding te kennen te geven, dan
moest hij tot antwoord de onzinde
lijkheid der Franschen hooren heke
len. Ik moet bekennen, zegt hij zelf,
dat de Hollanders het in dit opzicht
van ons winnen. Het huis van den
armsten boerenarbeider of werkman
lijkt nog een juweeltje, als men er
bij vergelijkt wat in Frankrijk gezien
wordt. Dagelijks wordt er gewasschen
en gewreven, geboend en gepoest, en
des Zaterdags wordt het geheele huis
van boven tot beneden schoonge
maakt. Met kleine spuiten perst men
het water op tot de vensters van de
bovenste verdieping. Hij voert nog
meer proeven aan van Hollandsche
zindelijkheid, die hem echter wat
overdreven schijntom alles maar
netjes te houden, getroost men zich
vaak koude en slecht eten.
De huizen zijn over het algemeen
laagvan binnen is het marmer
overvloedig; maar de trappen zijn
dikwijls om iemand den nek te laten
breken. De behuizing gelijkvloersch
wordt ingenomen door kamers en
keuken, alles even net, overal mat
jes. De behangsels zijn dikwijls Indi
sche stoffen omlijst door platteelwerk
de schoorsteenen zijn groot en ouder-
wetsch. De haard wordt even zin
delijk gehouden als de beste plek van
het huis; de ijzeren haardplaat blinkt
als zilver, evenals als het haardgerei.
Asch ziet men zelfs in de keuken
niet; onder den haard hebben ze een
gat, waarin de asch valt als het eten
gekookt is, zoodat niets kouder is
dan een Hollandsche keuken. Ze ge
bruiken geen hout, maar turf. Het
sieraad van hun keuken is een gla
zen kast vol koper vaatwerk, zoo
blinkend, dat de oogen verblind wor
den, en alles mooi en netjes gerang
schikt, maar een misplaatste netheid,
want zij sterven liever van den hon
ger te midden van hunne blinkende
ketels en potten, dan de minste spijs
te bereiden, waardoor de huishouding
verstoord wordt. Met zekere voldoe
ning toonden ze mij hunne keuken,
die twee uur voor etenstijd zoo koud
was als ze daarna met mogelijkheid
maar zijn kon.
Onze Franschman gaf te kennen,
dat hij in deze dingen minder met
le Hollanders kon meegaan, en aan
het diner wist hij hen wel te gispen
over hun soep, bestaande uit schoon
water met zout en muskaat, eenige
stukjes kalfsvleesch en balletjes ge
hakt, waarbij men naar den smaak
van vleesch maar raden moest. Het
avondeten vereischt nog minder om
slagboter, kaas, rookvleesch, ziedaar
spijzen die weinig moeite vorderen.
Hierdoor hebben zij den troost hunne
keuken even blinkend als hunne para
lekamer, en even koud ook, als men
een paar glimmende turven uitzon
dert, waarop het theewater staat te
razen.
De andere kamers gelijkvloersch
zijn erg opgeschikt maar getuigen
van een pruiligen smaakpiramides
van porceleiri zonder orde en smaak
opgestapeld. In die kamers komt
men 's morgens bijeen, men drinkt
er koflie, eet er, drinkt er thee, en
rookt er een pijpziedaar in drie
woorden hunne dagverdeeling bene
den. Ook over de slaapkamers boven
is de Franschman ontevreden; ze
bieden zoo weinig gemak aan. Dienst
boden houden de Hollanders weinig,
lakeiën zijn er in een deftig huis op
zijn hoogst twee. Elke dag maakte
hij een wandeling langs Amsterdam's
grachten met haar nette huizen, zin
delijke straten waar geen vuil liet
oog beleedigt, statige boomenrei en
druk verkeer te water, genietende
van de schoone gezichten door de
hooggewelfde bruggen heen, zich ver
beeldende van die feeënverblijven te
zien, zooals ze in romans beschreven
worden.
Slot volgt.
Een sterke groep Zuid-Afrikaners
van echten bloede zoo meldt het
lijdschrift van het Willems/onds
heeft in Johannesburg het plan opgevat,
aldaar een machtig genootschap op te
richten in den aprd van het Willemsfonds,
dat afdeelingen zou hebben in alle steden
en dorpen van Zuid-Afrika. Het hoofd
doel is het oprichten van Nederlandsche
bibliotheken tot bevordering van de ken
nis onzer taal.
De heer C. Temmerman, vroeger
te Brussel woonachtig, thans als brouwer
te Johannesburg gevestigd, doet eer. op
roep tot zijn Vlaainsche landgenooten,
opdat ze hem hun doorgelezen Neder
landsche boeken zouden zenden ten voor-
deele van die bibliotheken. Het secreta
riaat van het Algemeen Nederlandsch
Verbond (Jan Frans Willems Villa, Schel-
delaan, Gent) zal zich met de verzending
belasten.
De Duitsche bladen maken melding
van een nieuw koloniaal schandaal, dat
zich aansluit aan het Schröder-schandaal.
Het Berl. lagebl. beschuldigt den Gou
verneur van Kamerun, Jesko van Putt-
kamer, van drankzucht en geldelijke af
hankelijkheid van Hamburger kooplieden
in Kaïnerum, ja zelfs van oneerlijke nei
gingen.
Voorts wordt er op gezinspeeld dat
deze Puttkamer enkel door nepotisme
(als zoon van den vroegeren Minister)
Gouverneur is geworden, terwijl de vroe
gere verdienstelijke Gouverneur Zimme-
rer uit de betrekking zou zijn gedrongen.
In verband met dit schandaal zou ook
net aftreden staan van ritmeester von
Sletten, die kommandant van de Duit
sche troepen in Kamerun is geweest en
als een grondig kenner van de toestan-
sten daar hoog geschat werd.
De boekbinder Cohn, een anarchist te
Dresden, die door zijne Saksische partij-
genooten naar het Londsclie socialisten-
congres was gezonden, is na zijn terug
keer door ae politie Dresden in hechtenis
genomen wegens hel verspreiden van
revolutionaire geschriften.
73)
Zij raadt flauw de gedachte van zijn
eigen geest; de adeldom harer eigen
natuur brengt er haar toe om te gevoe
len dat hij verplicht is, haar vergoeding
te schenkensedert dien is het ook aan
haar om de opoffering te voorkomen, en
hem buiten machte te stellen deze te
brengen. En toch zjjn er oogenblikken,
waarop zij zoo zwak is dat zij gaarne
zoude bljjven, en het vzrleden vergeten
doen schjjnen, ook al is zij zich bewust
dat het hare ellende dechts een paar
maanden langer uit zoude stellen. Want
zjj weet instictmatig dai zijn gedachten
en wenschen, zoodra hij op nieuw krach
tig zal wezen, en wedsr onafhankelijk
van haar zorgen en liefde zal zijn, ter
stond terug zullen vloeiet naar het kanaal,
van waar een oogenbikkelijke stroom
van béter gevoel hem ean oogwenk heeft
afgeleid. Zij zal hem net verlaten, voor
dat hij waarlijk in stcat zal zyn buiten
haar te kunnen; zij wil hem geen kans
van eenigen schok op zijn verzwakt zenuw
gestel doen loopen, dus laat zij de dagen
stil voorbij glijden, en is gelukkig, de
arme ziel I dat de eene nog niet aange
broken is, die haar van hem zal afrukken.
Lord Ryvendale is in staat om, op
Fletchers arm geleund, naar eene aan
grenzende kamer te strompelen de dok
ter heeft toestemming gegeveQ dat hij
over een paar dagen mag uitrijdenhet
wordt reeds besproken waarheen de her
stellende zal gaan om zijn krachten terug
te winnen. En met den zedelijken moed,
dien eene vreemde speling der natuur
zoo vaak aan de zwakken en tengeren
van lichaam geeft, treedt Viva in al de
plannen, alsof haar hart niet in haar
brak bij het bewustzijn, dat, wanneer hij
gaan zal, zij zich niet fcjj hem zal bevin
den. En met de ironie, in welke het lot
zich zoo zonderling verlustigt, toont Alss-
ger zich bijzonder bekommerd dat Viva's
eigen wenschen geraadpleegd zullen wor
den, omtrent hunne bestemming; hjj wil
nauwelijks zjjn oordeel in de zaak doen
gelden, maar bejjvert zich haar te smee
ken zijn smaken niet te raadplegen, en
slechts na te denken wat haarzelve het
liefst zoude zijn.
Zoo is dan de tijd tot handelen geko
men, en met bevenden hand vat Viva
de pen op om aan haar oom te schrijven.
Zij kent hem te goed om te gelooven
dat hij weigeren zal haar bij te staan,
maar het meest, wat zij van hem ver
wacht, is een klein jaargeld, dat haar in
staat zal stellen met haar kind en Dési-
rée onafhankelijk van Lord Ryvendale
te leven. Zij is even dom als een kind
in geldzaken zij weet zelfs niet dat het
inkomen der som, welke haar oom op
haar heeft vastgezet, haar toebehoort.
Alsager had geweigerd dit voor haar te
ontvangen en had haar zelfs nooit de
briefwisseling vermeld, welke over dit
onderwerp tusschen hem en Mr. Carltons
zaakgelastigde was gevoerd. Wat waren
een armzalige vier honderd pond 'sjaars
voord Lord Ryvendale I
Zij schrijft aldus:
iln een vriendelijken brief, dien gij
mij, bijna drie jaren geleden, schreeft,
en dien ik hoop dat gij mij vergeven
zult nooit te hebben beantwoord, zeidet
gjj mij, dat, indien ik ooit om tulp of
bijstand verlegen was, ik mij tot u moest
wenden. Dat oogenblik is thans geko
men. Ik wensch Lord Ryvendale voor
altijd te vei laten en daar het mij onmo-
geljjk zoude zijn afhankelijk van zijne
liefdadigheid te blijven, hoop ik dat gij
medelijden met mjj zult hebben en mij
genoeg willen geven voor zijn kind, De-
siiée cn mij, opdat wij er van zouden
kunnen leven. Ik heb waarlijk slechts
weinig noodig; het leven is mij thans
niet zoet meer, en ik geef er weinig om,
wat er van mij wordt; het is slechts voor
hen, de arme schepsels! die geen kwaad
hebben gedaan. Lord Ryvendale weet
niets van mjjn voornemen, of hij zoude
er zich zonder twijfel tegen verzetten.
Ik hoop dat gij mij zult willen vergever,
en helpen. Schrijf mij gij zult mij
liever niet willen zien. Ik teeken mij
niet als uwe nicht I gij zult voorzeker
wenschen te vergeten dat gij eenige be
trekking hebt op mij. ïviva.c
Bernard Carlton bevond zich aan zijn
ontbjjt, toen de postzak binnen gebracht
werd. Er was een twaalftal brieven voor
hem, en hjj bleef een oogenblik wachtei
om een blik over de adressen te werpen
Zijn scherpe oogen onderscheidden dien
van Viva terstond.
»Ten laatste !c prevelde hjj bij zichzel-
ven en een nauwlettend opmerker zoude
iets als een vreugdestraal op zijn kalm
gelaat hebben ontdekt. Hij las den brief
tweemaal over, zuchtte diep, er ging
daarop voort met zijn ontbijt.
Gedurende de drie laatste jaren was
hjj slechts weiug op de Towers geweest;
niet, dewijl hij terugbeefde voor de blik
ken zijner buren of Viva's schande op
zichzelven teruggekaatst gevoelde, maar
omdat, na den zwaren slag, die op hem
was neergedaald, de gewone loop van
zijn rustig leven niet voldoende was om
hem te verhinderen er over te peinzen.
Het was vele jaren geleden sedert hij
gereisd had en hij wist goed genoeg door
ondervinding dat, door zijn lichaam een
groot aantal mijlen verder te sleepen,
dit volstrekt niet het best berekend middel
is om de smarten der ziel te verdooven
neen, veeleer voegen de eentoonigheid van
het reizen, het zich bewegen onder onbe
kende streken en gelaatstrekken, de bit
terheid van diepe verlatenheid nog bij de
oorsponkelijke smart.
Boven alle andere geneesmiddelen voor
leed staat een verstandig en overeenkom
stig gezelschap. Deel te nemen aan
prachtige feesten, of zich te bewegen
onder lichtzinnige pretmakers, is geen
geneesmiddel voor smart, maar dient
slechts om deze te scherper te maken.
Het gezelschap van en of twee aangename
en verstandige lieden, wier geest en
medegevoel u uit uzelven rukken, is het
zekerste middel om ons in staal te stel
len voor het oogenblik de bekommering,
welke ons vervolgt, ter zijde te zetten.
Dit wetende, wendde Bernard Carlton