NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht No. 74. Zaterdag 12 September 1896. Vijf-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. F euilleton. Amersfoortsche Sourant abonnementsprijs. Per 3 maanden f 1.—Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken en berichten intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. advertentien: Van 16 regel» f 0,40 iedere regel meer B Cent. Advertentien viermaal geplaatst worden slecht» driemaal berekend Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Armeniërs en de Armenische Kwestie. I. Het is niet zonder belang, nu de Ar meniërs een groot deel der beschaafde wereld bezig houden, een en ander over dit merkwaardige en te weinig bekende volk mede te deelen. De Armeniërs behooren tot het Indo- Europeesche menschenras. Eer Fransch schrijver zegt van hunne taul: pzij is hard in uitspraak en rijk aan medeklin kers; in hare wortelwoorden heeft zij veel overkomst met het Grieksch, hei Latijn en het Duitsch." Wij ho' den het er voor, dat op dit gezegde wel iets valt af te dingen en dat de vergelijkende taal studie in deze bet laatste nog niet ge sproken heeft. De naam Anneniëis komt, zoo men wil, van Armenak, een hunner eerste opperhoofden. Zij noemen zich zeiven Ha'iks of Haïkanen naar Haig, den ach ter-kleinzoon van Japhet. Volgens hunne overlevering begaf deze zich na de Babylo nische spraakverwariiDg naar den voet van den Ararat, maakte zich met zijne familie meester van de omliggende lan den en leefde er meer als krijgsman, dan herdersvorst. Het zij zoo 't wil, zeker is, dat de Armeniërs sedert de oudste tijden de streek tusschen den Kaukasus en den Taurus bewoond hebben, en dat nog heden ten dage het Araratgebergte het middelpunt der Armenische gewesten uitmaakt. Wanneer men nagaat, dat de Arme niërs het hart van Klein-Azië bezet hiel den en dat zij meester waieD van de poorten, waardoor alle veroveraars naar Europa of naar Azië moesten gaan om zich een weg te banen, dan zal men de belangrijkheid van dit volk niet kunnen ontkennen. Bovendien hebben talrijke en groote rivieren in het Armenische berg land hunne bronnen, zooals Tigris en de Eufraat, die naar Mesopot-mië en Perzië leiden; de Koer en de Aras, die in den Kaukasus doordiingen; de Kisil- Irmak, die tot Angora den weg naar den Bosporus aanwijst. Ha deze mededeeliDgen zal het niemand verwonderen dat de geschiedenis der Armeniërs eene zeer merkwaardige is. t Zou ons te ver voeren, die geschiedenis zelfs maar in hoofdtrekken te schetsen. Leest men de historie van den Trojaan- schen oorlog, van Ramses II, den Egyp- tischen veroveraar, van Semiramis, van Darius en Xerxes, van Milhridates, dan vindt men telkens van de Armeniërs mel ding gemaakt. C'rassus overwon hun koning Tigranes en maakte Armenië tot een deel van het Romeinsche rijk. In de zevende eeuw werd het door de Ara bieren veroverd en als gevolg daarvan is het öf in zijn geheel, öf voor het groot ste deel onder de heerschappij der Tur ken geraakt en gebleven. Weer leest men van de Armeniërs als men de ge schiedenis naslaat van het Oost-Romein- sche of Grieksche keizerrijk, van de Kruistochten of van den verschrikkelij ke» Timoer-Leuk. Opmerkenswaardig zijn de verhuizin gen van gansche scharen Armeniërs, die meermalen hebben plaats gehad. Om zich aan de kwellingen der Arabieren te onttrekken, verplaatste zich in de zevende eeuw een belangrijk deel naar het Wes ten, om onderdanen der Grieksche kei zers te worden. Dat hun invloed in het Grieksche rijk groot werd, bewijst wel het feit, dat tusschen 700 en 1000 vier malen een Armeniër keizer van dit rijk geweest is. Een tweede, nog belangrijker verhui zing geschiedde in de vijftiende en zes tiende eeuw. Bijna de helft des volks verliet het vaderland en trok naar Syrië, Egypte, Turkije, Italië, Oostenrijk en Rus land, ja zelfs in Amsterdam vestigde zich eene kolonie Armeniërs. Hoewel zij zich somtijds zoodanig met een volk vermeng den, dat zij hunne nationaliteit verloren, was het toch regel, dat zij zekere stads wijken bewoonden en hunne eigene kerk en school hadden. Sedert dien tweeden uittocht op groote schaal kan men van twee Armenische bevolkingen spreken; de eene bleefin eigenlijk Armenië wonen, ontwoekerde met moeite het dagelijksch brood aan hun bergachtig vaderland en werd het arme en veratmae deel der natie, de andere verspreidde zich van uit hun geboorteland tol Cairo en Peters- burg, tot Calcutta en Londen. Deze uit getogen Armeniërs werden in den vreemde welwillend ontvangen en verwierven op allerhande wijzen schitterende maatschap pelijke posities, 't Duurde niet lang of men vond onder hen gendelden, over heidspersonen, militairen van hoogen rang en geleerden. Anderen werden ban kiers, kooplieden, handwerkslieden, on derwijzers, enz. De generaals Lazareff, Bagration, I.oris Nlelikoff en de schilder Aïvazowski zijn van oorsprong Ar meniërs. Eene derde verplaatsing van het Ar menische volk dagteekent van deze eeuw en duurt nog steeds voort. Zjj is een gevolg van Turksch wanbestuur en van Mobammedaansch fanatisme. Bijna on beschermd overgeleverd aan de willekeur van Turksclie bestuurders en aan de her haalde aanvallen der woeste en roofzieke Koerden, verlaten duizenden Armeniërs hun land en trekken naar liet Noorden om Russische onderdanen te worden. Omstreeks het midden der achttiende eeuw onderging Armenië liet lot, dat later ook het deel van Polen werd. Tur kije, Perzië en Rusland verdeelden het onder elkaar en sedert bestaat Armenië als zelfstandig rjjk niet meer. Niet al leen ziet Rusland in de laatste 70 jaren het aantal zijner Armenische onderdanen door immigratie voortdurend toenemen, maar ook heeft het bij meer dan eene gelegenheid stukken van Turksch en Per zisch Armenië tot deelen van liet Rus sische rijk weten te maken. Zoo gaarne bemoeit Rusland zich met de Armenische zaken, zoo gaarne wil het poseeren als den natuurlijken beschermer van Bulga ren, Serviërs, Montenegrijnen en Ar meniërs. Die functie kan winst opleve ren. Maar in deze qualiteit komt het meermalen in botsing met andere landen, speciaal, behalve met Turkije en Perzie, met Engeland. Want Engeland heeft indertijd den Sultan gedwongen zjjne Armenische onderdanen onder het pro tectoraal van Groot-Brittanië te stellen. De drie deelen van eigenlijk Armenië bevatten eene aaneengesloten bevolking van ongeveer 3 millioen zielen, waarvan omstreeks 1 Va millioen in Aziatisch Tur kije, 1 millioen in Rusland en mil lioen in Perzië wonen. De Aimeniërs die verspreid leven in Klein-Azië, Tui kije, Rusland, enz. zullen ten naastenbij 2 millioen zielen tellen. Deze opgaven kun nen geene aanspraak maken op nauw keurigheid: de aardrijkskundigen zijn het over het aantal Armeniërs lang niet eens. De een schat wat hooger, de ander wat lager. Daarenboven is het van een volk, dat voor een groot deel verspreid leeft en zich met andere volken vermengt, niet altijd uit te maken welke familiën, welke stammeü er al, of niet meer toe be hooren, II. De Armeniërs zijn Christenen, anders gezegd Gregoiiaansche Christenen, naar Gregorius, die hun in de vierde eeuw hunne inrichting en kei kelijke gebruiken voorschreef. Zijne opvolgers dragen den titel van Katholikos. Hun zetel is in het klooster van Adjermiadzin nabij Erivan en tegen de helling van liet Araratge bergte. Rusland heeft zich bij de eerste gelegenheid Je beste gehaast dit tradio- neele middelpunt der Armenische kerk aan Perzië te ontnemen. Met volharding streeft het er naar de Armenische kerk onder de macht van den staat te krijgen of wel deze kerk met de Grieksche te doen ineensmelten, met desnoods afzon derlijken litus. De Armeniërs zijn daar evenwel ten zeerste tegeD, zij vreezen met hunne godsdienstige zelfstandigheid ook hun nationaal bestaan vernietigd te zien, zij vreezen van Armeniërs Slaven te worden. Ruslsnds bedoeling doorzien zij wel, maar zij moeten voor de staats- almacht wijken. In 1836 heeft de Rus sische regeering de statuten vastgesteld, die in acht genomen moeten worden bij hst verkiezen van een nieuwen Katholi kos en bij meer andere aangelegenheden. Feitelijk is daardoor de zelfstandigheid der Armenische kerk te niet gedaan. Een bewijs daarvoor is, dat de Czaar van Rusland (Alexander III) in 1885 eigen machtig tot Katholikos der Armeniërs verklaarde niet den wettig gekozene, maar dengene, die de candidaatder min derheid was. Zulk een stap hadden de voorgangers van Alexander III nog niet durven of willen ondernemen. Tever geefs hebben de Armenische Christenen builen Rusland geprotesteerd. Rusland zet nu eenmaal hei hoofd der kerk naar zijne hand en daarmede de geheele Ar menische kerk. De meerderheid der Ar meniërs heelt zich bij de besluiten der Russisch-gezinde minderheid moeten neer. leggen. Wat konden de Armeniërs anders ook doen? 't Is zoo ver gekomen, dat er gesproken is over het verkiezen van een Anti-Katholikos, maar de vrees voor eene scheuring in hunne kerk heeft hen van doen afzien. De toekomst der Armenische kerk ziet er niet rooskleurig uit. Vermelden wij nog, dat een ge deelte der Armeniërs tot de geuniëerde Armenische kerk behoort, dat wil zeg gen: niet de regelen van Gregoriu9 volgt, maar zich met de Katholieke kerk ver- eenigd heeft. In de Katholieke kerk beslaat dan ook sinds eeuwen een Ar menische ritus en de Katholieke Arme niërs staan ouder hun eigen Patriarch en Bisschoppen, die natuurlijk het opper gezag van den Paus van Rome erkennen. Liever dan zich bij slot van rekening de wet te laten voorschrijven door den Czaar der Russen, liever dan een Anti- Katholikos te verkiezen, zijn er lal van Armeniërs, die als 't ware geene andere uitkomst ziende, zich tot hunne geuniëerde broeders wenden en zich bjj dezen aan sluiten. Het gezag, de ijver, het beleid en de invloed van den tegenwoordigen Patriarch der geuniëerde Armeniërs dra gen liet hunne daartoe bij. Het medegedeelde over den toestand, waarin de Armenische kerk dooi Ruslands bedrijf géraakt is en waarschijnlijk nog geraken zal, doet elkeen begrijpen, dat de trek der Armeniërs uit Aziatisch Turkije naar Rusland ook niet uiiterharte gaat. Voor die emigranten geldt eenvou dig de kwestie: van twee kwaden liet beste kiezen. Nog zijn er andere landen, die meenen belang te hebben bij de Armenische za- keü o. a. Frankrijk. Ware dit rijk in den oorlog van 1870 en '71 niet verne derd, het zou niet naar Ruslands bond- genoodscliap bunkeren, integendeel, het zou stellig in de Turksclie en dus ook in de Armenische aangelegenheden een hartig woordje meespreken. Redenen hiervoor zouden aan Frankrijk niet ont breken. En zoo zien wij, dat Rusland en Turkije, Perzië en Armenië, Engeland en Frankrijk bij de regeling der Armenische zaken tegenstrijdige belaDgen met elkaar hebben. Er is eene kwestie ontstaan, die men de Armenische kwestie noemt en die een deel is van de groote en moeiljjke 79) »Dit is een oud vriend, Oom Bernard," zegt zij op natuurlijke», zelf bedwongen toon, >Lord Fairholme.v Na een paar vriendelijke woorden neemt de jonge man afscheid. Als hy den volgenden morgen beneden komt, is Mr. Carlton van Interlaken met zijn gezelschap vertrokken. Er is een briefje voor hem van Viva: ilk vertrek om u te ontwjjken. Ik weet, gjj zult te veel eergevoel hebben om mjj te volgen. HOOFDSTUK XXX. Tegen wil en dank overtuigd. In den maalstroom, waarin hij leeft, gebeurt het zelden dat Sir Otto lust of tjjd heeft tot nadenken. Maar op den avond van zjjn bezoek aan Eaton Square, nadat by Mrs. Faistar, na afloop der comedie, naar het rytuig heeft geleid, trekt hij zich in plaats van zich naar een zijner gewone bestemmingen te be- gen, in zijn eigen kamers terug, en geeft zich, na eene sigaar aangestoken te heb ben, aan zijn gepeins over. De aanblik van Riette alleen reeds heeft hem de oude tijden voor den geest geroepen, tijdens, welke hij bijna vergeten waande, maar die zeer gemakkelijk terugkomen als hij zich hunner nog herinneren wil. Het was toch alles wel beschouwd wel zeer vermakelijk, dat leven, hetwelk zoo kalm, zoo rustig, zoo kinderlijk schijnt in vergelijking met het bestaan dat hij thans leidt. Hij ziet weder de fraaie pastorie terug, met haar grooten ceder en ouderwetscheo tuin en de zilveren kronkeling van den forellenstroom, welke daaronder ligt. Hij ziet den Rector het breede kiezelpad overschrijden, met eene peinzende uitdruk king op zijn goedhartig gelaat, als dacht hij na, hoe hij zijn evangelie het best als eene blijde boodschap in de ooren zijner vermoeide, dwalende schapen zou kunnen laten klinken; hij ziet Osylh, liefelijk bezig met de genoegens van an deren hij ziet Riette schalksch en vroolijk, vol grappen en gekheden en luimen. Daar komt hem dien dag weder duidelijk voor den geest, waarop Lord Ryvendale ïjjne eerste verschijning in de kerk deed, en hij staat er hij stil om zich af te vragen, hoe zulk een man een zoo rein gemoed als dal van Osyth kon gewonnen hebben. De mannen kunnen hun mede broeders niet met vrouwenoogen beschou wen, evenmin als vrouwen de betoovering begrijpen kunnen, welke enkelen van hun geslacht voor de manen bezitten. Lord Ryvendale scheen Otto geen man toe om de lielde eener vrouw te winnen, en wel het minst van al, die eener goede vrouw. Daarop dacht hij aan zijn gesprek met Riette onder den ceder, en huDne wandeling te zamen op den warmen zomermiddag, en het kleine voorval der vergeet-mij-nietjes. Hoe rampzalig gevoelde hij zich in de daaropvolgende week, hoe jaloeisch van Charlie, hoe boos, hoe ver deeld tusschen liefde en haat voor het wispelturige schepseltje, dat hy, plotseling, ontdekt had te aanbidden. En dien on- gelukkigen morgen, waarop hij zjjn lot op het spel gezet en alles verloren had, en vertrokken was met het denkbeeld, dat zijn hart gebroken was, en besloten had voor altijd en eeuwig het schooDe geslacht af te zweren. Een glimlach krult Otto's lippen; hij meent dat het moeielijk zal zjjn om hem thans boos te maken op het scboone geslacht; zoo er eene zuur kijkt, zjjn er bij menigte, die zullen glimlachen. En dat zendt zjjn zwervende gedachten naar iLaura." Arme, kleine vrouw 1 Welke een rampzalig lot is het hare, om geketend le zijn aan een ondankbaren woesteling als Fairstar. Otto had dien avond vóór de comedie bij hen gegeten, en de echtgenoot scheen een onuitputtelijken toevloed van spot voor zijne ongelukkige vrouw te hebbenhij had, met satanisch vermaak, al haar zwakke punten aan het licht gebracht; hij had haar zoodanig geërgerd dat zij zich driftig had gemaakt, en haar schoone oogen hadden zich met tranen gevuld, en haar aardig klein Deusje was rood geworden van ingehouden aandoening, terwijl hij (Otto) genoodzaakt was ge weest, als zwijgend toeschouwer zijne ruwheid te aanschouwen ofschoon er eene kristallen karaf naast zijn arm stond. Ed zij had later droefgeestig tot hem gezegd: iO, Ottol indien de omstandig heden verschillend waren geweestindien liet lot goedgunstiger had willen zjjn, dan zoude ik u het eerst hebben kunnen ontmoeten,! (onder ons gezegd is de schoone Laura minstens vier jaar ouder dan hij): »gij, die een man zijl meteen hart, en elke vrouw gelukkig zoudi hebben gemaakt, ook al hadt gij bevonden dat zij niet volmaakt was.! »En dat zoude ik ook, bij Jupiter li zegt de jongeling bjj zichzelven, terwijl hij in zjjn hart eene aangename trilling ondervindt. »Maar,i vervolgde Mrs. Laura: »Ik heb mijzelve weggeworpen aan een, die (met een snikje) volkomen onverschillig voor mij is, die mij haat, geloof ik. En nu, zelfs indien ik iemand ontmoet, dien ik gevoel dat Ik zoude bemind hebben, durf ik zelfs niet aan hem denken, om dat zulks verkeerd zoude zijn.i Arme, droevige, kleine Mrs. Fairstar I er is geen vrees voor haar dat zij zich ooit zonder herstel in de oogen der we reld verliezen zal! En met een levendige, edelmoedige hartklopping, een betere zaak waardig, had Otto verlangd, deze mishandelde engel te troosten en te steunen, en hij ware volkomen in slaat geweest tot eene onvoorzichtigheid om harentwille, indien de rampzalige hel offer had toegestaan. Hoe het ook zjj, ofschoon de jonge man eigenlijk fier is om zich liet slacht offer eener noodlottige en hopelooze liefde te wanen, bljjven zijn gedachten zich dien avond niet zeer lang bij Laura be palen, maar zwerven zij terug naar de vriendin en speelkameraad zijner jeugd. Hij had zich eerst dienzelfden morgen gezegd dal, indien hij haar nu zag, hij zonder twijfel geneigd zoude zijn over zjjne betoovering te lachen. Maar hij

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1896 | | pagina 1