NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. BUITENLAND. BINNENLAND. No. 7. Zaterdag 23 Januari 1897. Zes-en-twiiitigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EX ZATEIIDAG. Feuilleto n. HET KRIJGSRECHT. 7) Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door liet geheele Rijk. Afzonder 1 ij ke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERT ENTIBN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De Eiiropeesclie regeeringen be ginnen steeds meer ongerustheid te toonen over het verspreiden der pest. Op initiatief van Italië zal, zooals reeds gemeld is, een internationale conferentie te Venetië worden bijeen geroepen, waarop de maatregelen zullen worden besproken, welke bet overbrengen der epidemie naar Europa zooveel mogelijk zullen kunnen voor komen. De verschillende Europeesche regeeringen zien zich evenwel thans reeds genoodzaakt onderscheidene quarantaine-voorschriften uit te vaar digen, terwijl ook de Verecnigde Sta ten dit voorbeeld volgen. Het gevaar is uit den aard der zaak het grootste in Egypte en vooral in de plaatsen aan het Suez-kanaal, welke door de uit Indië komende schepen worden aangedaan. De ge zondheidsraad te Aden heeft reeds met groote meerderheid besloten, liet houden van pelgrimstochten naar Mekka tegen te gaan; terwijl de ge zondheidsraad te Konstantinnpel heeft geconstateerd, dat de tegenwoordige voorzorgsmaatregelen, welke in het Suez-kanaal worden toegepast op de schepen, die uit Indië en de Perzische Golf komen, geheel onvoldoende zijn. Daarom heeft de raad den wensch uitgesproken, dat er een overeen stemming tot stand zou komen tus- sclien de regeeringen van Engeland en Egypte, opdat deze schepen te Aden zullen worden onderworpen aan een quarantaine, gepaard gaande met een desinfectie. De duur der quaran taine kan later worden vastgesteld. Om een opeenhooping van schepen in deze. haven te voorkomen, zullen schepen met pelgr ims, die reeds in Aden onderworpen zijn aan een ge neeskundig onderzoek, van de quaran taine bevrijd zijn. De gezondheidsraad heeft zijn be sluit ter kennis gebracht van de Porte, met het verzoek daarvan mededeeling te doen aan de mogendheden. Vooral Russische bladen toonen zich ongerust. De Novoje Vremya verwijt o. a. Engeland nalatigheid. De pest zal volgens het oordeel van dat blad spoedig over1 gansch Indië verspreid zijn, zoolang Engeland toe staat, dat personen uit de besmette streken naar andere oorden mogen trekken. De Mircne Olgolski dringt aan op het nemen van voorzorgsmaatregelen van de zijde der regeering. «Italië, Frankrijk en Oostenrijk hebben reeds voorzorgsmaatregelen genomen. De geschiedenis heeft bewezen, dat Rus land steeds het land is, dat het meest van de pest te lijden heeft gehad. Russische doctoren zouden zich on- middellijk naar de geteisterde streken moeten hegeven, daar een onderzoek naar de waarheid instellen en de ziekte bestudeeren, daar zij geen ver trouwen kunnen stellen in de rap porten der Engelschen, wier handels belangen hun menschelijk gevoel heeft doen verdwijnen. Alle natiën der wereld zouden zich moeten ver eenigen om een cordon te vormen ruindom de verwoestende plaag. De berichten uit Zuid-Afrika luiden weinig geruststellend. De inboorlin gen kunnen nog steeds niet tot lust komen «Ie oproerige beweging plant zicli \an den eenen stam over op den anderen, zoodat de Kaapsche overheid thans zelf erkent, dat er onrust heerscht in Basutoland, ofschoon zij tevens de verwachting uitspreekt, dat de onlusten met be hulp der bevriende hoofden zullen kunnen worden onderdrukt. Ook de inboorlingen in Oost- Griqualar.d beginnen zich steeds meer te roeren, waarom de Boeren reeds »in laager" zijn gegaan. Er is even wel nog niets bijzonders voorgevallen, hoewel de vrijwilligers van Natel wor den gemobiliseerd, daar de inboor lingen van Griqualand zich aan de grens bevinden. In liet Zuid-Westen van Natal schijnen de Llangwenis en Bacas zich te willen vervetten tegen de regeering; ook daar zijn de boeren «in laager" gegaan, ter wijl kapitein Whindus, de magistraat van Umzim- knlu, maatregelen heeft genomen om het hoofd aan alle eventualiteiten te kunnen bieden. Hij heeft 50 vertrouw bare inboorlingen aangeworven om het magazijn te beschermen en de blanken uitgenoodigd, zich op het eerste sein gereed te houden. De plaatselijke hoofden zijn opge roepen tot het houden eener groote vergadering nabij Kokstad, waar de plannen voor de toekomst zullen worden vastgesteld Dat de regeering een wakend oog op deze bijeenkomst houdt, behoeft geen betoog. Maandag a. s. zal ten paleize een groot militair diner plaats hebben, waaraan genoodigd zijn de in de resi dentie aanwezige buitengewone adju danten met den rang van vlag- of opperolïicier en de in actieven dienst zijnde vlag- en opperollicieren, in de residentie in betrekking. Op 1 Januari 1897 ontbraken bij de inf. 20, hij de artillerie 19 en hij de administratie 4 oflicieren, ter wijl er bij de cavalerie 4 overcompleet waren. Uit Atjeli werd 5 December aan de Loc. geschreven: Gelukkig verneem ik dat de uitrak- plannen weder wat uitgesteld zijn. Gelukkig, want de toestand is waar lijk bedroevend. Eingenlijk hebben wij nog maar éen bataljon dat met fatsoen «beschikbaar" kan worden genoemd en dal is het 12de hetwelk vjjf compagnieën sterk is doch waaruit vier behoorlijk kan formeeren (één compagnie koloniale reserve). En niettegenstaande men dit langzamer hand toch ook wel moet inzien, laat men uit Bativia, zonder zelfs den geneeskundigen dienst er in te ken nen, de evacuatieboot, die zoo hoog noodig wekelijks moest varen eenvoudig maar weg. O, dat misplaatste zuinigheidsbe- gripWaarom geen behoorlijk zie- kenschip in de vaart gebracht? Waarom niet een kleinigheid meer uitgegeven om zooveel kostbare sol daten, die daar nu uitgeput in het hospitaal liggen, wijl men hun krachten nu eenmaal misbruikt heeft, voor het vaderland te behouden. In het hospitaal zag ik llinke sol daten, die alles mede hadden gemaakt, uitgeteerd op hun leger liggen. Een hand konden ze ternauwernood geven. Sommigen herkenden mij nauwelijks. Ja, dan staat iemand het huilen na der dan het lachenEn dat moesten die beknibbelaars ook eens zien misschien zou liet dan wat. beter gaan en zouden zij inzien welk een ondienst zij het Nederlandsche volk bewijzen, om geen erger woord te gebruiken. Bij liet Koloniaal-Werfdepot te Harderwijk heerscht tegenwoordig een ongewone drukte door den terugkeer uit Oost-Indië van de groote aantal len miliciens, die in '1894, vooral na den overval op Lombok, zich voor 2 jaar bij het leger aldaar verbonden hadden. Van die gedetacheerden zijn reeds in de Ie hel ft van deze maand ruim 130 in Nederland aangekomen en nog steeds zijn groote detachementen te wachten, die, zoodra die aankomst bij liet Werfdepot bekend is, met het muziekkorps van dat Depot van liet station te Harderwijk worden afge haald, en verder op feestelijke wijze in de kazerne aldaar worden ontvangen. Door dat Depot worden zij verderop hunne respectieve korpsen gedirigeerd, vanwaar zij, na aldaar opnieuw uit gerust en gekleed te zijn, in liet ge not van groot verlof worden gesteld. Velen hunner is het echter in Indië zoo goed bevallen, dat zij zich ter stond of wel zoodra mogelijk weder voor den dienst bij het leger aldaar aanmelden. Een schaatsenrijder uit Vollen hoven is dezer dagen aan een groot gevaar ontsnapt. Over dc Zuiderzee van Vollonhoven naar Genemuiden rijdende, hoorde hij plotseling een hevigen knal, waarna hij zag, dat liet ijs van den wal was losgeraakt, en naar zee dreef. Spoedig bemerkte hij, dat hij zicli op een ijsschol be vond, en begreep hij, dat hoe langer hij wachtte hoe gevaarlijker zijn posi tie werd Spoedig deed hij zijn schaatsen af, en sprong in het water; hij bereikte, ofschoon tot den hals door het water wadende, behouden den vasten wal. Met een nat pak en den schrik kwam hij er af en ont ging door zijn sprong het lot dat jaren geleden een paar visschers uit Durgetdam trof, die dagen lang op een ijsschots ronddreven. De IV. Bred. Ct. ontvangt het volgende bericht uit Raamsdonksveer dd. 14 Jan.: Het ziet er in de ge meente Made tegenwoordig treurig uit. Moesten de achter ons liggende feestdagen getuigen van bandeloos heid, verzeten geweld tegen de politie, tegen het wettig gezag, en als gevolg daarvan van min of meer ernstige verwondingen, thans nog, nn het dezen zomer zoo zuur verdiende geld (misschien van de ouders achterge houden geld) zoo goed als geheel vei brast is, en een groot deel der bevolking bijna weer in zak en asch zit, nil nog is lijf en goed niet veilig, men gaat nog voort op den gevaar- Naar het Duitseh van Georg Freiherr von Ompteda. Ik gaf hem een ontwijkend ant woord en wenschte hem goeden nacht. Wat was er ons ten slotte ook aan gelegen, of wij den hoer al vatten, die het noodig had geoordeeld zijn landheer het bericht te brengen Mis schien was het zelfs veel heter, niet verder drukte te maken, maar een voudig er onmiddelijk mededeeling van te doen. Ik zond derhalve wachtmeester Brod- meyer terstond naar den stal om een huzaar te wekken, die zijn paard zadelen en naar den staf in Tournio- let-sur-Bran rijden moest. Intusschen schreef ik de volgende dépêche «Een hoer brengt zooeven den landheer hier heimelijk de tijding, dat er morgen Eransche Infanterie in Maubant zal aankomen." Daarop liet ik den huzaar Groeber, die te paard vertrekken zou, hij mij 1 komen. Ik overtuigde mij, of hij den i weg naar Fourniolet-sur-Bran, welken wij zeiven met het eskadron langs gekomen waren, nog kende. Hij gaf blijken volkomen op de hoogte te zijn. De kleine kerel scheen zelfs trotsch op zijne nachtelijke opdracht te wezen "Ik zal maar onmiddellijk m'n weg door het park nemen. Luitenant Dat wilde ik evenwel liever niet hebben. De weg door het park was met sneeuw bedekt, en mij derhalve te onzeker, het was daardoor toch mogelijk, dat er zich hier of daar onzichtbare kuilen bovonden, waarin hij met paard storten kon. Ik beval hem daarom door het dorp te rijden en zoo langs een omweg den straat weg te bereiken. Daardoor kwam hij wel is waar eerst na 20 minuten aan den uitgang van het park, welken hij, wanneer hij zijn weg regelrecht door het park nam, in vijf minuten zou bereikt hebben, maar hij kwam er ten minste zeker aan, en er was minder aan de snelle, dan wel aan de zekere bezorging der dépêche gelegen. Ik ging zoo stil mogelijk, ten einde de dames misschien niet wakker te maken, weêr naar mijn' kamer, en wierp mij geheel gekleed op het bed, daar wij toch over een paar uur uit rukken moesten. Daarop sliep ik als een os. Ik weet niet hoelang ik geslapen had, toen ik eensklaps op vloog. Er was ergens rumoer. Ik zocht mijn' slaapdronkenheid zoo goed mogelijk af te schudden. Er werd aan de deur geklopt. "Luitenant! Luitenant!" riep de stem van den wachtmeester. Ik opende de deur. Wac«tmeester Brodmeijer stond vóór mij. Min of meer korzelig eu nog een weinig dommelig bromde ik "Wat is er nou weêr aan de hand?" De anders zoo kalme wachtmeester was geheel ontsteld: «Luitenant, de "Fehrbellin", waarop Groeber uitreed, is zooeven in galop teruggekomen. Hij liep in de dorps straat rond." Dat was toch verdrietig, ik zeide dus toornig: »Die ezel van een Groeber is er zeker afgevallen?" «Neen, Luitenant, ze hebben h'm er afgeschoten «Heb je dan het schot gehoord?" »Neen, Luitenantmaar het zadel zit vol bloed Mij ontviel een «voor den bliksem!" Wij snelden de trap af. Beneden was reeds alles in rep en roer. Mijn op passer kwam mij tegemoet en riep mij toe: «Luitenant, de oude Franschman is vooraf in den tuin geweest. Be paald «De bediende «Neen, de oude zoutzak!" Graaf de Brissac? Bij nacht iu het park? Want Grumbke zei altijd tuin voor parkEr rees eensklaps een ver moeden in mij op. Onmiddellijk vlo gen wij naar de slaapkamer van den Graaf. De deur was op slot. Wij bonsden hard op de deur en luister den. Het kwam mij voor, dat ik iets hoorde ritselen. Wij klopten nog maals «Qui est li?" vroeg de Graaf van binnen. Ik riep: «Doe open, Mijnheer de Graaf! Ik moet u spreken Er verliep nog een oogenblik, toen schoof de oude man de knip van de deur. Hij droeg zijn kamerrok over zijn nachthemd. Onmiddellijk traden wij de kamer binnen. Graaf de Brissac wilde mij verwij tingen doen, maar ik sneed hem de pas af: «Mag ik u vragen, of gij in het park geweest zijt?" «Neen, Mijnheer, waarom «Gij hebt deze kamer niet ver-laten, sedert wij elkander van nacht gespro ken hebben? «Neen, zeg ik u, Mijnheer, ik weet niet Mijn oppasser, die alleen het hoofd schuddend ontkennen van den Graaf verstaan had, riep woedend uit: «Dat liegt ie, Luitenant! Ik heb h'm gezien. Voor den duivel, hij was het!" En de wachtmeester riep, terwijl hij het bed bevoelde «In 't bed heeft hij niet gelegen! Dat is ijskoud!" Plotseling haalde hij bovendien an onder het bedgordijn, dat tot op het tapijt reikte, nog een laars met natte zool voor den dag. Aan de hak kleefde een spoor van gebalde sneeuw. Graaf de Brissac was doodsbleek

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1