NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Officiëele Publicatie. 1 BUITENLAND. No. 15. Zaterdag 20 Februari 1897. Zes-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. F euilleto n. Mrs. BlatclWs uiterste wil. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. AD VERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst -worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Inkomsten Belasting. De Burgemeester van Amersfoort; Gelet op artikel 15, 17 en 24 der verordening op de helling van eene plaatselijke directe belasting naar het inkomen Brengt ter kennis van belangheb benden dat ieder, die in deze ge meente zijn hoofdverblijf houdt en vvien nog geen beschrijvingsbiljet voor bovengenoemde belasting is uitge reikt, voor zoover zijn jaarlijksch in komen f500.of meer bedraagt, gehouden is hiervan vóór 1 Maart a.s. kennis te geven ter Secretarie. Vestigt er voor ts de aandacht op dat overtreding van deze bepaling wordt gestraft op de wijze bepaald in arti kel 271 en volgende der gemeentewet Amersfoort, 19 Februari 1S97. De Burgemeester van Amersfoort, F. D. SCHIMMELPENNINCK INKOMSTENBELASTING. De Gemeente-Ontvanger van Amers foort vestigt er de aandacht op van de mannelijke ingezetenen dezer ge meente, die NIET in eene der rijks directe-belastingen zijn aangeslagen, dat zij al ware men ook uit ande ren hoofde bevoegd volgens art. 7 der wet alleen dan de bevoegdheid hebben tol het kiezen van leden voor den GEMEENTERAAD van Amers foort, wanneer zij aldaar over het VOLI.E laatstverloopen dienst jaar (1896) zijn aangeslagen in de PLAATSELIJKE DIRECTE-BELAS- TING NAAR HET INKOMEN en hun aanslag in die belasting VOOR OF OP DEN 2. MAART 1897 TEN VOLLE HEBBEN BETAALD. Amersfoort, den 19. Februari 1897. De Ontvanger voornoemd, J. C. LE1NWEBER. De geschiedenis beeft ook baar ir o nie. Europa kan gerust zijn over het lot der manschappen van alle natiën die Kreta bezet houden. Griekenland belooft plechtig, dat zijn troepen alleen de Turken zullen aanvallen, maar de groote mogendheden met rust zullen laten. De regeeringen dei groote mo gendheden kunnen rustig slapen. Maar dat de groote mogendheden wel eens iets konden doen tegenover Griekenland, daarvoor schijnt rnen te Athene geen zorg te hebben. Men gaat voort troepen op de been te brengen, ten einde die gereed te heb ben voor de gebeurlijkheden in Thes- salië, men gaat voort andere naar Kreta te zenden, waar kolonel Vassos steeds stelliger bevelen krijgt, hoe hij te handelen heeft. Volgens de jongste telegrammen moet de kolonel reeds een begin hebben gemaakt met liet invoeren van een bestuur over liet eilandhij heel't gemeenteraads verkiezingen uitgeschreven en burge meesters aangesteld, behalve meldt een telegram in de steden, die door de mogendheden bezet zijn. Grie kenland gaat op deze wijze zijn gang alsof het inderdaad niet vreesde voor den toorn der mogendheden. Nu schijnt die vrees ook niet zoo heel groot te zijn, en terecht mis schien. De mogendheden zien er tegen op iets tegen Gr iekenland te ondernemen. Reeds is er op gewe zen, hoe de groote staten steeds ach teruit weken in hun eischen, die ze Griekenland stelden, in de dingen, die ze zouden doen. Eerst heette het: de Grieksche vloot wordt terugge worpen; daarna: het landen wordt haar belet; verder, toen zij geland was: de Grieken worden teruggedre ven uit Kreta; eindelijk: laten de Grieken oppassen, dat zij geen aan val doen. Thans heet het, als ulti matum, dat de oorlog zal ontbranden, zoodra de Grieken insgelijks in Tlies- salrë den krijg beginnen. Daarvoor zullen de Grieken wel oppassen, het is hun niet te doen om een oorlog met Turkije, maar orn de bevrijding van Kreta uit de macht der Muzel mannen. Meer kan men do Grieken totnog toe niet verwijten, maar naar dit doel schrijden zij ook steeds voorwaarts, en zij geven duidelijk genoeg hun voornemen te kennen om niet terug te gaan. Van den anderen kant eischen de mogendheden nog steeds rnet de, althans naar liet uiterlijk, volmaakste eenstemmigheid, dat de Grieksche vloot teruggeroepen wordt, nadat de ontscheepte troepen weer aan boord zijn gegaan De beman ningen der Russische, Engelsche, Oostenrijksche, Fransche en Italiaan- sche oorlogsschepen houden nog altijd Kanea, Kandia, Rethyrrio bezet, waar de vlaggen dezer natiën wapperen, terwijl nren den Griekschen consul gedwongen heeft, die van zijn land in te halen. Zoo is de toestand reeds een paar dagen op Kreta, en verwonderd ziet Europa toe bij dit zonderling duel tusschen de zes groote mogendheden en het Koninkrijk Griekenland. En nog altijd is het even moeilijk te zeggen wat de afloop zal zijn van dezen vreemden toestand. Om dien te kunnen gissen, zou men moeten weten, of de eenstem migheid der mogendheden en haar verlangen om den vrede te bewaren, ernstig gemeend is. En in dat opzicht is de waarheid nog voor ons gesluierd. Wel wordt er in alle kabinetten hoog opgegeven van de eensgezindheid der legeeringen, van de samenwerking, waartoe allen vast besloten zijn, maar totnogtoe hebben die eensgezindheid en die samenwerking niets uitgevoerd, dan Turkije terug te houden, omdat het zich wel gaarne liet terughouden, en dan het bezetten van een drietal steden op Kreta. Daardoor krijgt rnen geen groot denkbeeld van een samenwerking, die tot niets-doen leidt Er gaan dan ook geruchten, dat Engeland zich niet Treelemaal wil voegen naar het Europeesch concert. Verwonderen behoeft dat niemand: de Engelsehen hebben in den regel zoo hun eigen plannen in internatio nale zaken. "Thans zou Engeland aar zelen om zijn toestemming te geven tot een blokkade der Grieksche havens, ten einde den tegenstand van Grieken land te breken. Een belemmering voor een algemeene handeling zal ook zijn de verklaring, die keizer Wilhelm II moet hebben afgelegd, dat Duitscli- land n.I. over de autonomie van Kreta, noch over verder e regeling der quaestie van dit eiland, zal onderhandelen, zoolang de Grieksche troepen niet van bet Turksclte grondgebied terugge trokken zijn. De Keizer van Duitschland moet zich bij verschillende gelegenheden lang niet hartelijk hebben uitgelaten over de handelwijze van Griekenland welks kroonprins zijn schoonbroe der is. O.a. zou Wilhelm II bij een bezoek aan den Engelschen gezant als zijn meening hebben gezegd, dat Griekenland, door zijn troepen op Kreta aan land te brengen, zich in de oogen van Europa eenvoudig be lachelijk heeft gemaakt. Intusschen wordt in Berlijn reeds tamelijk scherp de vraag behandeld, of Engeland mis schien met de gedachte omgaat zich na-ar aanleiding van de blokkade enz. aan het Europeesch concert te ont trekken. En daarbij wordt opge merkt, dat Engeland dan rekening heeft te houden rnet een schei per op treden tegen Griekenland van de overige, aaneengesloten, continentale mogendheden, die besloten zijn den Europeeschen vrede niet te laten ver storen. In diplomatieke kringen vreest men, dat, komt het thans niet tot snelle besluiten, het Kreta-vraagstulc zal blijven voortsukkelen tot dieper in het voorjaar, en dat dan, bij gunstige weersgesteldheid, de onlusten in Macedonië ongetwijfeld zich zullen uitbreiden. Bevestigd wordt, dat Servië herhaaldelijk te Weenen vre delievende verklaringen heeft afgelegd, in dien zin, dat liet de beweging in Macedonië niet zal bevorderen. Ook wordt uit geloofwaardige bron ver zekerd, dat Rusland te Sofia en te Belgrado beslist waarschuwt tegen ondersteuning van de Macedonische onlusten. Het is ook niet te gelooven, dat de regeeringen van Bulgarije en Servië zich zullen mengen in den strijd tusschen Griekenland en Turkije, hoe gaarne ook de bevolking dier landen, met haar Grieksche sym pathieën en haar haat tegen de Tur ken, den Hellenen ter hulp zou snellen. Maar- beide landen hebben er te groot belang bij om de mogendheden te vriend te houdenFer dinand van Bulgarije wil zich gaarne tot koning laten kronen, en men heeft hem reeds half en half beloofd Bulgarije als een koninkrijk te erkennen, indien hij zich bedaard houdt in het Oostersche vraagstuk. Alexander van Servië heeft weer andere redenen om insgelijks geen aanleiding tot ontevr edenheid te geven; hij zoekt naar een vrouw onder de Europeesche prinsessen, liefst aan de groote havenbovendien is de dynastie, die hij vertegenwoordigt, nog niet zoo bevestigd in Servië, dat hij geheel buiten den steun der mogendheden kan. Dat keizer Wilhelm op zoo duide lijke wijze zijne ontevredentijd betoont over de handelwijze van den Griek schen koning, rnoet volstrekt niet in persoonlijke redenen worden gezocht, maar in liet vurig verlangen om den algemeemen vrede in Europa niet verstoord te zien. Zelfs zou de Duit- sche Keizer, volgens liet beweren van een Berlijnsch blad, van plan zijn om persoonlijk met den Tsaar van Rusland te spreken over de ernstige wending, die de zaken in het Oosten Naar het Engeesch van HUGH CONWAY. 7) Cuthbert begreep, dat wat ook dat testament mocht behelzen, de ware beteekenis ervan lag in dien verzegelden brief, en zijn eenige wensch was, naar huis te komen en zijn lot te vernemen. Hij kon de onzekerheid, waarin hij verkeerde, niet langer dragen. De eenige personen, die zich nog in de kamer bevonden, waren de rechtsge leerde, de predikant en twee troepjes tegenstrevende neven, die van hunne verbazing bekomen waren, en op ge- dempten, maar opgewekten toon aan verschillende vensters stonden te praten. „Ik voel me ontsteld," zeide hij op staande en een glas wijn uitdrinkende. »Ik verlang naar huis, om kalm over het geval na te denken." «Je hebt volkomen gelijk, m'n beste kerel," zeide de predikant fluisterend, terwijl hij hem een' hand gaf: „Bekom mer je niet om morgen. Ik zal den geheelen dienst in de kerk op me nemen, dan kan Finley naar St. Nico- laas komen." „Als ik u vragen mag, hebt gij soms plan de volgende week naar de stad te komen," vroeg Mr. Harding; „of wilt gij liever, dat ik hierheen kom „Neen, neen; ik zal naar Londen komen," zeide Cuthbert. Daarop verliet hij het huis, en be gaf zic-h naar zijn' woning aan de Strandpromenade. Daar gekomen ging hij in zijn' ka mer, sloot de deur achter zich toe, schoof de knip er op, en haalde daarop den brief voor den dag. Louter uit gewoonte rolde hij zijn stoel op de gewone plaats vóór het vuur, ging er op zijn gemak inzitten, en zocht zijn gemoed tot kalmte te brengen, om de ware strekking van het testament, dat hij zoo pas had hooren voorlezen, te leeren kennen. Hij had de enve loppe reeds opengescheurd het volgende oogenblik zou hij alles heb ben geweten toen hem een' ver zoeking naderde. Zou hij ook den brief ongelezen vernietigen':' Cuthbert Wrey was, evenals ieder ander Adams kind, verscheidene malen in zijn leven tot zonde, of dwaling, of dwaasheid verlokt; maar nooit zooals thans tot het bedrijven van een' daad, welke hem in zijne eigene oogen en in die van anderen zou onteeren. Zijn eerste indruk was ver bazing verbazing dat er zulk een' gedachte in hem kon opkomen en minachtend en toornig wees hij ze van zich. Maar de gedachte bleef ja zij werd elk oogenblik krachtiger. Zij sprak met een' stem, welke Cuth bert in de ziel drong, riep oude, heer lijke droomen wakker; zij sloeg de vleugelen uit, droeg hem op den top eens bergs en toonde hem al de heer lijkheden der toekomst, terwijl den jongen man telkens wêer, als een Sirenenzang, de woorden in de ooren klonken„Mijn geheel overig vermo gen en al mijne eigendommen aan mijn waarden vriend, Cuthbert Wrey." Roerloos, den halfgeopenden brief in de hand, zat hij dóór tegenover de grommende kolen, welke in enkele seconden het papier tot asch konden verbranden. De gedachten, voorstellingen en visioenen, welke, gedurende de uren, dat hij daar zóó zat, niet in staat te doen wat recht, en onwillig om te doen wat verkeerd was, zijn hoofd doorkruisten, zouden een boek vullen. Hij wist genoeg van de zaken zijner vriendin om te vermoeden, dat het vermogen, waarover zij te beschikken had, aanzienlijk was. Wat hem in verzoeking bracht, was niet de kwestie van eenige ellendige honderden ponden; en evenmin, om hem recht te doen wedervaren, het bezit van groote rijk dommen. Het was de loopbaan, welke die rijkdommen hem zouden openen; want ofschoon hij in de door hem gekozen betrekking geen schitterend succes had gehad, had Cuthbert Wreij toch het geloof in zichzelf of in zijne talenten niet verloren. Geen lage hebzucht verlokte hem, ofschoon hij wist, dat er een groot vermogen op het spel stond. Hij zag zicli het vooruitzicht geopend, een ambt nêer te leggen, waarvoor hij geen liefde gevoeldehij zag rijkdom hem de deuren van het openbare leven ont sluiten, en den droom zijner jeugd verwerkelijken. Hij zag zich zelfs reeds beroemd en machtig. Ja, van de hoogte, waarop hij in den geest de toekomst overzag, aanschouwde hij dit files, en meer en om dit het zijne te noemen, behoefde hij eenvou dig zijne gemoedsbezwaren te overwin nen, en wat de menschen eer noemen, den rug toe te keeren. En uur aan uur zat hij dóór, met dikke zweetdrop pels op het voorhoofd en den brief in de bevende handenterwijl in zijne onmiddellijke nabijheid het vuur ge durig met kleine tongen opvlamde, alsof het hem uitlokte het geheim aan zijne hoede toe te vertrouwen, en het voor eeuwig in de diepte van zijn gloeienden schoot te verbergen. In theorie besloot hij er bij herha ling toe; maar hij was niet in staat de daad te volbrengen. Maar, hoe ook de worsteling eindigen mocht, één ding stond bij hem vast: hij zou den brief niet lezen vóór hij hem ver nietigde. Zijn inhoud zou met hem vernietigd worden. Zoo hij een' mis daad beging, wilde hij haar omvang en haar invloed op anderer lot niet kennen. Alleen indien recht en eer de overwinning behaalden, zou hij hem lezen. Zóó zut hij daar en streed

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1