NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 21. Zaterdag 13 Maart 1897. Zes-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. Feuilleton. Mrs. Blatclrd's uiterste wil. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. H. M. Koningin Wilhelmina bezocht gisterenmiddag tusschen half twee en twee uren het Gemeente ziekenhuis te 's-Gravenhage. Zij was vergezeld door haren adjudant jhr. Van der Staal, de grootmeesteresse baronesse van Hat'denbroek van Bergambacht en gravin van Limburg Stirum. Het bezoek van H. M. bepaalde zich zooals wij in het Dagbl. lezen tot de kinder-afdeeling, een groote ruime, frissche met groene palmen versierde zaal. De geneesheer-directeur, de heer dr. G. H. Roessingh, en mej. A C. Manden leidden de jonge Koningin rond. De koningin, die gekleed was in een japon van blauwe zijde, rnet een elegant manteltje van donkergroen tluweel, hield belangstellend bij ieder bedje stil, sprak de kleine patiënten minzaam toe en gaf ze ieder een cadeautje, dat met stralende gezichtjes door de dankbare kinderen aanvaard werd. Nadat de Koningin aan alle bedjes verwijld had en terloops een bezoek had gebracht aan de conversatiekamer der convalescenten, de zaal, keuken en badkamers, verliet zij het gebouw. Gisterenavond vereenigde de douarière Gravin van Lynden van Sandenburg, Dame du Palais van H. M. de Koningin-Regentes, in hare salons een '200-tal genoodigden uit de Hof-, diplomatieke en andere aan zienlijke kringen den Residentie. Te kwartier vóór 10 ure verschenen de Koninginnen en prinses Elisabeth van Waldeck Pyrmont ter soirée. De vorstelijke personen, wier ge volg bestond uit den kamerheer graaf van Limburg Stirum, adjudant baron Sirtema van Grovestins, ordonnance- officier Loudon en de freules v. d. Poll, Van Ittersum, Rengers en Van Limburg Stirum, werden in de ves tibule ontvangen door twee heeren, die Haar voorafgingen naar de salons met zilveren luchters met ontstoken waskaarsen, terwijl de gastvrouw H.ll. M.M. en de prinses aan den ingang der zalen begroette. De vorstinnen verwijlden tot on geveer 11 ure bij gravin Van Lynden. De meeste leden van het corps diplomatique, de vice-president van den Raad van State, jhr. mr. Scho- rer, de ministers van buitenlandsche zaken, binnenlandsche zaken, marine, justitie en waterstaat, de burgemee ster der Residentie woonden o. a. deze avond-receptie bij. Door den minister van financiën is bij suppletoire begrooting voor 1897 voorgesteld, woesten grond van de maalschap Kootwijk onder Apeldoorn en Barneveld voor den Staat aan te koopen er. tot bosch te ontginnen. De maalschap is bereid te verkoopen 2004-6(350 hectaren stuifzand voor f 7 de hectai e en 622,2770 hectaren heide voor f25 de hectaie, samen f3,000,958. Het grootste deel, het stuifzand, is de ergste woestijn, die in ons land is te vinden, maar is naar het oordeel van het bestuur der Nederl. Heidemaatschappij, geschikt voor bebossching, waartoe de voorbe reiding niet meer zal kosten dan die van de heido. Verder zullen eenige boerderijen worden aangekocht voor boschbaas en vaste arbeiders. In 1897 zal voor een en ander zijn uit te geven f7000. Aan de Nederlandsche Heidemaat schappij zal de leiding worden opge dragen van de voorgestelde ontginning te Kootwijk en zij zal tevens adviseur worden voor het technisch beheer der overige Staatsbosschen, tegen toekenning van eenige vergoeding. Verhooging der begrooting met f39.000 wordt voorgesteld. Het aanhangige wetsontwerp op de verscherping der bepalingen voor het successierecht, werpt meent de Standaard geen gunstig licht op de moraliteit der bezittenden. Op alle manier toch bleek, schrijft het blad, dat er ten deze ontduiking onder allerlei vorm ontstond, en dat hierdoor aanzienlijke sommen aan de schatkist ontstolen worden. Bedenkt men hier nu bij, dat vele van deze praktijken gepleegd worden door personen, die op sterven liggen, en dus in een oogenbhk, waarop hooger ernst het hart pleegt te ver vullen, dan blijkt het met de «Christe lijke en maatschappelijke deugden" nog niet veel gevorderd te zijn. Dat de wet de Regeering tegen deze misbruiken wapenen wil, is dan ook uitnemend. Alleen maar en hier is door de heeren Pijnappel, Borrel en Heemskerk terecht op gewezen het gaat niet aan deze maatregelen zóó te nemen, dat wie eerlijk was en ook bij zijn sterven eerlijk te werk ging, er schade door zou lijden, niet voor zich zelf, maar voor zijn erfgenamen. De kunst is hier, de deur voor het misbruik te sluiten, zonder dat ge den eerlijken burger te na komt. Een wetsontwerp is ingediend om f'215,040,59 op de begrooting van waterstaat, voor 1897 beschikbaar te stellen voor overneming van de intercommunale lijnen der Bell Tele foon, ten einde die door den Staat te exploiteeren met I Oct. a.s., als de concessie van de Maatschappij eindigt. Voorts is nog f 40,000 aangevraagd om, zoodra de noodige voorbereiding heeft plaats gevonden van hetgeen voor de uitbreiding van het tegen woordige intercommunale net ver- eischt wordt, nog in den loop van 1897 werken te kunnen uitvoeren of materiaal te kunnen aanschaffen. De Minister van Waterstaat heeft de Commissarissen der Koningin in de provinciën medegedeeld, dat de inspecteurs van den arbeid over bet algemeen weinig opgaven als bedoeld in art. 13 en 27 der Veiligheidswet ontvangen, zoodat vermoedelijk veel hoofden bestuurders van fabrieken en werkplaatsen in den zin der ge noemde wet die opgaven nog niet inzonden, terwijl er bovendien mis- veisland blijkt te bestaan over eenige vragen, die bij de toepassing der aangehaalde artikelen kunnen rijzen, doch opgehelderd zijn in de St. Ct. van 23 Febr. j.l., waarin de Minister belanghebbenden beeft herinnerd aan de op hen rustende verplichting. Op verzoek van den Minister heb ben de Commissarissen der Koningin de burgemeesters uitgenoodigd aan het in genoemde St. Ct. vermelde zooveel mogelijk algemeone bekend heid te geven. In Haarlem's omstreken is thans weer allerwegen drukte in de bollen velden. De bedekking wordt wegge nomen, en wanneer nu maar de nachtvorsten niet tusschenbeide ko men, kan men verwachten, dat over een paar weken de crocussen in bloei zullen zijn, waarna dan spoedig de hyacinten volgen. Naar men verneemt, zal weldra weer een detachement, sterk 100 man, van de koloniale reserve, uit Nijme gen naar Oost-Indië vertrekken. In de laatste dagen zijn bij de koloniale reserve weer een aantal recruten aangekomen wellicht een gevolg van de verhoogde aanbrengpremie. Donderdagavond te 10 uren ont dekten de stationschef en het perso neel van het station SoestSoester- berg, dat een onbewoond huis, nabij het station, in brand stond. Door vereenigde krachten gelukte het hun den brand tot het achtergedeelte van het huis te bepalen. De oorzaak van den brand is on bekend. De politie doet een streng onderzoek. Men meldt uit Haarlem Onlangs overleed hier een 65-jarige uitdrager en opkooper, die in zeer armoedige omstandigheden leefde. Zijne woning in de Spaarnwouder- straat, die hij kort geleden verliet, was voor de straatjeugd jarenlang het mikpunt, geen ruit was er meer heel. Thans is gebleken, dat de man niet arm was; op verschillende plaat sen in zijn armelijke woning zijn con tanten en bankpapier gevonden, tot eene som die Zaterdag reeds meer dan f 6000 bedroeg. Deze persoon was bij velen bekend wegens zijne onmenschlievende han delingen tegenover personen, die bij hem kwamen beleenen, alsmede we gens den vervuilden staat, waarin hij zelf verkeerde. Meermalen stond zoo wel hij als zijne woning bloot aan de aanvallen der straatjeugd. Het perceel was niets meer dan een barak, opgepropt met goederen van allerlei aard. Eenige weken geleden verliet hij het perceel, om zijn intrek te nemen op een hooizolder van een pakhuis, en werden de uitdragers- goederen verkocht. Eenige opkoopers hebben met de door hen gekochte goederen goede zaken gemaakt Zoo werd in eene oude glazenkast een aardig bedrag gevonden aan rijksdaalders en guldens, door het vuil onkenbaar geworden, en in een ton met oud ijzer eenige zilveren horloges. Door ziekte gedwongen, liet de man zich opnemen in het gesticht «Johan nes de Deo," doch bleef de huur van het pakhuis betalen. Na zijn dood werd, onder toezicht van den kanton rechter, in dat pakhuis een onderzoek ingesteld. In geheel vervuilde klee- dingstukken werd een bedrag van eenige duizenden guldens aan gelds waarde gevonden. Het onderzoek wordt voortgezet, en het perceel wordt nacht en dag door de politie bewaakt. Naae het Enqelsch van HUGH CONWAY. 13) HOOFDSTUK IY. Er verliepen verscheidene maanden vóór de agent uit Amerika terug keerde. Hij had in opdracht tijd noch eld te ontzien, en had zich stipt en overeenkomstig gedragen, maar j^tot dusverre met weinig succes. Zoo dra hij met eenige moeite aan de weet was gekomen, dat de, volgens de beschrijving van Mr. Dunn, dood geschoten man den naam Winslow droeg, ging hij aan het werk om zijn spoor rugwaarts te volgen. Dit was een' moeielijke taak, maar zij zou nog moeielijker geweest zijn, indien de zoogenaamde Winslow niet door ver schillende lage handelingen had uit gewerkt, dat eenigen, met wie hij in aanraking was gekomen, zich zijner levendig herinnerden. Men zal onge twijfeld denken, dat men met het zoeken van den verkeerden kant was begonnen; maar jaren geleden was men, van den anderen kant begin nende, evenmin geslaagd. Van het oogenblik dat hij met zijn' moeder voor goed in onmin geraakte, kon men Blatchford's spoor een goed eind volgen; daarop verloor men hem uit het oog. Eindelijk keerde de agent terug. Geheel toevallig had hij een man ontmoet, die met dezelfde stoomboot uit Liverpool was vertrokken, waarop Blatchford of Winslow de reis maakte. Hij had, evenals anderen, zijne bij zondere redenen om zich zijner te herinneren. De vrucht van het on derzoek was het volgendeBlatchford vertrok op zekeren dag uit Liverpool onder den naam van Winslow. Na een korte maar onteerende loophaan door verschillende steden van Noord en Zuid-Amerika, had hij op de door Dunn beschrevene wijze zijn dood gevonden. Omtrent zijn' vrouw was niets bekend. Cuthbert hoorde het verslag van den agent aan. «Ik geloof, dat het thans het beste ware een' advertentie in de nieuws bladen te plaatsen, waarbij Mrs. Winslow word opgeroepen," opperde de man. Cuthbert dacht een oogenblik na. «Neen, nog niet," zeide hij. «Ga nu naar Liverpool, en tracht van déér zijn spoor terug te vinden. Hij was een eerste klasse-passagier, zegt gij. Allerwaarschijnlijkst nam hij ook zijn intrek in een goed hotel. De lijst der logés geeft misschien aan, waar hij vandaan kwam, daar hij zich slechts van één aangenomen naam schijnt bediend te hebben. Ga dus en zie, wat gij doen kunt; maar schrijf me niet en keer niet terug, voordat gij denkt dat de zaak hopeloos is, of voor dat gij alles aan de weet zijt gekomen. De agent ging op reisen Cuthbert wist dat de tijd naderde, dat de oude strijd op nieuw moest gestreden wor den. Hij trachtte zich de zaak uit het hoofd te zetten, maar hij mocht doen wat hij wilde, het gelukte hem niet. Het offer zou thans zoo ver schrikkelijk zijn. Zelfs indien met zijn' partij alles naar wensch ging, en hij lid van het ministerie werd, wat voor goeds kon men van een staatsman verwachten, die niets als zijn traktement had om van televen? Hij moest ontaarden moest vroeger of later een baantjesjager worden, wanneer het hebben van een' betrek king een zaak van leven of sterven was voor hen, die hij het meest op de wereld beminde. Neen, als hij van het vermogen van Mrs. Blatchford afstand deed zooals zijn eergevoel hem drong er afstand van te doen dan zou hij ook het openbare leven vaarwel zeggen. Dan zou dat alles voorbij zijn. En terwijl deze en dergelijke ge dachten hem voortdurend door het hoofd woelden, terwijl hij vreesde dat elke post hem bericht zou brengen omtrent de personen, die men zocht, veranderde hij, ondanks zichzelven, geheel. Hij werd neerslachtig, afge trokken en stilzelfs de glimlach, waarmede hij zijn' vrouw en kinderen begroette was anders zoo geheel anders, dat Marion Wrey, voor de eerste maal sinds zij gehuwd waren, zich ongelukkig gevoelde en door pijnlijke vrees werd verontrust. Omstreeks een' maand na het laatste onderhoud van Marion's echtgenoot met zijn vertrouwden agent, zat zij op zekeren dag alleen. Cuthbert was naar het noorden van Engeland ver trokken, om in eene gewichtige ver gadering het woord te voeren, welke dien avond in een' groote stad, één' van de hoofdplaatsen zijner tegen standers, gehouden werd. Ofschoon Marion voor dien bepaalden avond een half dozijn uitnoodigingen had ontvangen want de Wrey's waren thans menschen van eenig aanbelang verkoos zij hem thuis en alleeq

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1