NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. BINNENLAND. DE LIJKWACHT. No. 29. Zaterdag 10 April 1897. Zes-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. MISDADIGE JEUGD. Feuilleton. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. (Slot). Men moet zich inderdaad verwon deren, dat bij onze zoo uiterst inge wikkelde levensverhouding, niet nog meer jeugdige misdadigers voorkomen. Want er is zoo weinig eenheid in de opvoeding. De meeste kinderen ne men in hun geest zooveel ongelijk soortigs op, dat zij niet tot geestelijke klaarheid komen, daar het meeste slechts oppervlakkig aangeroerd wordt en niet in de diepte des geestes indringt, dus ook geen levenwekkkende kracht worden kan. Bij de huidige onderwijs methode worden kinderen met goeden aanleg en gLed geheugen veelweters, wier hersenkas bergt een chaos van onsamenhangende of elkan der opheffende meeningen. Iemand noemde zulke menschen levendig geworden voorzinnen zonder nazin. Een levensregel alseerlijk duurt het langst, kan, daar zij niet diep genoeg wortelt, haar gewicht verliezen voor die andere: eenmaal is geenmaal. Het woord: flink gewaagd, is half gewonnen, kan 't heiligste gebod van zijn kracht berooven. Een ontwikkeling van het karakter als uit één stam is niet anders mo gelijk, dan wanneer alle goede ideeën in een enkele, onomstootelijke over tuiging hunne wortels hebben En voor zoo'n grondige karaktervorming in het huisgezin de eigenlijke bodem de gemeenschap van ouders en ver wanten oefent bij opvoeding tot ze delijkheid den sterksten invloed uit. Alle voorstellen tot verbetering heb ben daarom slechts inzooverre waarde als zij aan de huiselijke opvoeding recht doen wedervaren. Eerbied voor de gemeenschap, voor de natuur worde aangekweekt. Die is nog ineer noodig dan in vroegere tijden, toen men het machinewezen, den wereldhandel, spoorbanen, tele grafen, toepassingen der electrische krachten, de kunstige water- en gas leidingen, de grootste bouwgevaarten nog niet kende. Een misdadig, al is 't op zichzelf gering, ingrijpen in dat ingewikkeld raderwerk heeft tel kens onafzienbare onheilen ten gevolge. Het kind reeds moet tot het inzicht komen, dat alle leven der planten en dierenwereld, het rusteloos werken iler menschen tot nuttige aanwending der natuurkrachten niets anders is als arbeid in de groote huishouding, waarbij het zelf tot meewerken en meegenieten geroepen is, en waartegen het zondigt door verwoestend en sta rend in te grijpen. Terwijl het tevens de plicht gevoelt, ook datgene te beschermen wat hem niet onmiddelijk ten goede komt, zal het van de in hem sluimerende dierlijke wildheid bevrijd worden, en leeren de zelfzucht, den wortel aller euveldaden, te over winnen. Het zal beginnen na te denken, hoeveel machtige krachten der natuur, hoe gewichtige van geslacht tot geslacht overervende ervaringen, welk een verstand, overleg en vlijt, welke reusachtige vorderingen in arbeid noodig waren, om hem woning en kleeding te geven, en de tafel met spijzen te bedekken. Het behoeft zich slechts een enkel lid uit deze lange keten weg te denken, om te erkennen, dat zoo geen werk tot stand komen kan en over tallooze menschen nood en ellende zich uit storten. Dan is hem de staat de georganiseerde gemeenschap van allen en de regeering geen vijandige maar vaderlijke macht, die voor het welzijn, de ontwikkeling van eenieder, voor de veiligheid van zijn persoon en eigendom zorg draagt. Dan wordt bedacht, dat niet alleen hetgeen onszelven, maar ook wat een ander mensch lief en nuttig is, moet ontzien worden: de bank, die den moeden wandelaar rustplaats biedt, de boom die in de toekomst een ander met zijn vruchten en schaduw zal verkwik ken, de vogel, die met liefelijk gezang de menschen verblijdt. Maar eerbied voor de natuur kan het best aangekweekt worden door de kinderen met de natuur in aan raking te brengen. Hoe kan men verlangen van een kind dat zijn jeugd in een achterbuurt slijt, nooit wande len gaat, dat het planten en dieren als andere dingen dan als doode voorwerpen beschouwt, waarop aller lei proefnemingen te doen zijn Bloempotten in huis en school is niet genoeg, de kinderen moeten naar buiten om het leven in de natuur gade te slaan en uit eigen gevoel eerbied te krijgendaarvoor zijn school wandelingen zoo goed. Eet bied voor de natuur leeren de kinderen ook uit de schoolboeken, die overigens schatten van levenswijs heid bevatten. Buiten de school moeten de ouders toezien op de lectuur. De boeiende verhalen van misdadigers zijn sommigen verderfelijk geworden, men kan even goed den kinderen brandewijn schenken. Het is wel niet te vermijden, dat een misdaad welke de geheele wereld doet ontzet- ton, in bijzijn van kinderen besproken wordt. Kranten komen in de armste woning. Gelukkig werkt dan de algemeene ontroering als tegengift. De kwelling van het booze geweten, waardoor vluchtelingen geplaagd wor den, zich te kunnen voorstellen is hedzaam voor de jeugd. Nog geen paedagoog heeft bedenkingen geop perd tegen de vertelling van Kain's daad en vlucht en dergelijke. In die stukken wordt ook gruwzame daad niet tot in bizonderheden geschilderd. Het tegendeel is echter het geval in zooveel couranten en romans. Beslist houde men de zoogenaamde goedkoops romans, die huis aan huis gecolpor teerd worden, buiten de deur, Ze zijn vol leugen, producten van de wildste phantasie, stellen niet zelden moord en andere misdaden, ten slotte den zelfmoord voor als een onver mijdelijke noodwendigheid, doen de hoop voeden bij een dergelijke onder neming de hand des rechters te ont komen, de alom tegenwoordige politie door sluwheid op een dwaalspoor te houden en ten slotte de vruchten van zijn heldendaad in veiligheid te ge nieten. Even verdervelijk zijn de uitvoerige verslagen van rechtszittingen. Menig een meent dan, dat hij 't veel slim mer zou hebben aangelegd, om onont dekt te blijven en in des rechters vragen niet verstrikt te worden. Daar de bladen om de wille van de smeer die berichten niet weg laten, blijft er slechts over ze de deur te wijzen of tenminste buiten bereik van kinderen te houden. De jeugd leest overigens genoeg, ja te veel, en er blijft toch weinig hangen, de verbeel ding wordt overprikkeld en bedorven. Die leeswoede dan bestreden en de kinderen leeren, al is 't spekende, iets doelmatigs te vervaardigen. Arbeid is een zegen, geen vloek. Tenslotte, men volge het kind ook in zijn spelen, en wanneer men aldus zijn zorgen wijdt aan zijn kinderen, behoeft men voor hun toekomst als zedelijke menschen zelden vrees te koesteren. Het antwoord van Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regestes van het koninkrijk, op het adres van rouw beklag der Eerste Kamer wegens het overlijden van H. K. H. Mevrouw de Groothertogin van Saksen-Weimar- Eisenach, geboren prinses Wilhelmina Maria Sophia Louise der Nederlanden, luidt als volgt X)Mijne Heeren Met groote waardeering ontvang Ik van de Eerste Kamer der Staten- Generaal de gevoelens harer deelne ming in den rouw die Hare Majesteit de Koningin en Mij getrollen heeft door het droevig overlijden van Hare Koninklijke Hoogheid, Mevrouw de Groothertogin van Saksen-Weimar- Eisenach, zeer beminde Tante van Hare Majesteit de Koningin en Ik verzoek U, Mijne Heeren, aan de Eerste Kamer der Staten-Gencraal daarvoor onzen dank te willen be tuigen." De brievengaarders in de pro vinciën Noord Holland en Utrecht hebben aan den heer Ledenboer, in specteur der posterijen voor die provinciën met het oog op zijne aanstaande aftreding, als bewijs van hoogachting en waardeering van het geen hij voor dien tak van ambtenaren heeft gedaan, aangeboden een bron zen beeldMercurius op kolom. Hierbij zal gevoegd worden een album, dat in bewerking is bij de bekende firma Grevenstuk. Donderdagavond, bij het bin- nenloopen van trein 243 te Rhenen, wilde de tramconducteur G. Hense nog trachten den overweg te passee- ren, met het noodlottig gevolg, dat hij door ile machine werd gegrepen. De ongelukkige, die onmiddelijk dood was, laat een weduwe met kinde ren na. De leerlingen van het instituut Gooiiand-Bussum hebben 1 April een telegram aan den koning van Grie kenland gezonden, waarin zij hem hunne eerbiedige hulde betuigden voor zijn flink optieden tegenover de groote mogendheden. Zij ontvingen gister het volgende antwoord nElèves Institution Gooiiand-Bus sum (Hollande) Sa Majesté Ie Roi vous exprime ses sineëres remerci- ments." Het schijnt dus met de overlading van de jeugd nog zulk een vaart niet loopen. Naar De (a.-r.) Nederlander meedeelt, blijft dr. Kuyper volharden bij zijn voornemen om zich voor de nieuwe Kamer niet meer beschikbaar te stellen. In het district Sliedrecht Een' vertelling van M. VON EBNER-ESCHENBACH. 6) «Ah, thans wordt ie bang! Was liever toen ter tijd bang geworden. Maar over de zonde ben je niet be ducht, aUeen voor de straf, en dat is toch dom, want de zonde moet er niet zijn, maar de straf moet er zijn en is erl wees daar zeker van!» nZwijg!» herhaalde hij. Zijne oogen, die de doode tot hiertoe schuw ge meden hadden, richtten zich vluchtig op haar; het scheen hem toe, dat zij de wenkbrauwen fronste »Wat ik misdaan heb, maak ik weder goed,» mompelde hij. »Meen je dan, dat dat gaat? 't gaat niet! Denk een na en zeg dan, of zooiets goed te maken is. Herinner je, hoe je me daarboven in het woud op het eenzame voetpad in den weg getreden bentZij boog zich, zij zocht zijn blik, welke den hart ontweek, op zich gevestigd te houden. »'t Was avond en toch nog toe stikkens toe benauwd, en ik kwam van den arbeid en was moe. Op eens sta je daar. Je hadt me bepaal op gewacht «Neen!» viel hij haar in de rede, «bij God dat is niet in me opgekomen.» »Je kwaamt van een bruiloft en waart vroolijk en tot elke dwaasheid instaat, en hebt me zoo vriendelijk aangekeken en toegesproken als nog nooit te voren.» Moet je me dat ook nog onder den neus wrijven? Ik heb je aangekeken, omdat ik bij mezelven dacht: Zoo schamel aangekleed, als ze is, is ze schooner als anderen in het sierlijkste gewaad.» Zij schudde het hoofd: »Als je iets dergelijks hadt gevonden, zou je be schonken zijn geweest. Maar je was niet beschonken, en ook ik heb m'n vijf zinnen bij elkander gehad en weet op dit oogenblik nog elke gedachte, welke me toen door het hoofd is ge gaan. Dat je in den grond geen slechte borst bent, dat ik je er noch nooit op aangezien heb, en dat je ook niet boosaardig bent tegen iemand anders, behalve juist tegen mij. Alles wat ik je aangedaan heb, heeft me berouwd. Het heeft me zelfs leed gedaan, omdat ik reeds als kind ge leerd hebHet is lichter, dat een kameel gaat door het oog eener naald, dan dat een rijke ingaat in het Ko ninkrijk Gods. En toen je zoo goed en hartelijk met me gesproken hadt, is het me zonderling te moede ge worden voelde ik me volkomen met je verzoend. Wat doet het er toe, al heeft men als kind ook nog zooveel met eikair geplukhaard, heb ik me afgevraagd. Later kan men toch goed worden. Wie weet, mis schien dan eerst werkelijk. Zoo ben ik blijven staan en heb je aangehoord en me laten vertellen van de bruiloft. Een rijke had een' arme getrouwd, zij hielden veel van elkander, en waren gelukkig en tevreden. En ik heb het niet kunnen vermoeden, dat de gasten verder gingen, opdat wij alleen zouden blijven en elkander in de armen vallen en kussen konden naar hartelust, en je hebt me willen wijzen, hoe? Voor de grap heb je 't me maar willen wijzenO Heer Jesus, dat was een grapDe gedachte aan het geen je werkelijk van plan waart, bij God en de allerheiligste Maagd Maria, is niet bij me opgekomen. Hoe zou ik me hebben kunnen voorstellen, dat je wildet, wat alleen iemand verlangt, die veel van een ander houdt? »Ik hield ook veel van je, reeds sinds lang, altijd, ik heb 't je alleen niet willen toonen, opdat je je niets zoudt inbeelden,» antwoordde hij. »Je stond me beter aan, toen je nog zoo zwak waart, als de anderen, toen het voorviel.» «Vertrek! Vertrek!» riep zij uiten balde de vuist'tegen hem. »Toen heb je jegens me gezondigd, vreese- lijk, ontzettendniet om te zeg gen Juist toen ik vertrouwen in je gesteld had, juist toen ik gemeend had: zoo erg boosaardig is hij toch niet, ben je me op het lijf gevallen als een wild dier, zoodat ik me niet hebt kunnen verzetten, me niet heb kunnen ontworstelen aan jou en je kracht, je vervloekte kracht, ver vloekte »Houd op, houd op!» mompelde hij, maar zij liet zich niet storen »Jij, onverlaat, met je kracht! O Jesus! dat iemand zich verweren kan, zooals ik me verweerd heb, en toch Is dat rechtvaardigheid Heer, m'n God, voor welke zonde hebt Gij me gestraft? Waarom hebt gij dat toegelaten?» Georg schoof op zijn' plaats heen en weer, boog zich al meer voorover, en keek ter zijde, terwijl zij voort ging: Weet je nog, hoe je me den vol genden dag nageloopen hebt, en ook later gedurig, en hoe ik me voor je heb moeten opsluiten, als ik alleen in huis waB En hoe ik tot het volle besef van m'n ongeluk gekomen ben, weet je nog, hoe ik bij je gekomen

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1