NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Officiëele Publicatie. BUITENLAND. No. 36. Woensdag 5 Mei 1897. Zes-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Feuilleto n. DE SPION, Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Stremming van het verkeer Ileiligcnbergcrweg. De BURGEMEESTER en WETHOU DERS van Amersfoort brengen ter kennis van belangnebbenden dat van 17 Mei tot 12 Juni 1897 het verkeer op den Heiligenbergerweg over de tirug bij Bellevue zal zijn gesloten. Uitsluitend voor personen zal een noodbrugje worden gelegd. Gedaan te Amersfoort 4 Mei 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester. F. D. SCHIMMELPENN1NCK. De Secretaris, W. L. SCHELTUS. Schuldvorderingen. De Gemeente-ontvanger van Amers- oort, In ervaring gekomen dat bet te ,aat indienen van rekeningen weieens rchade aan belanghebbenden beeft erokkend, Noodigt de ingezetenen, aan wie 'n den loop des vorigen jaar de leve- r ing van voorwerpen of het verrichten ran eenig werk ten laste van de ge meente werd opgedragen en die tot usver geene betaling deswege er- I ingden, bij dezen met nadruk uit om /ich te zijnen kantore aan te melden n aldaar opgave van de nietbetaling o doen vóór of uiterlijk op den 31. lei aanstaande, en brengt hun tevens :.i herinnering waartoe ook de op 1 Maart 1.1. door beeren Burgemeester n Wethouders gedane aankondiging Irekte dat na het einde der maand juni inkomende schuldvorderingen ever 1896 verjaard en alzoo niet meer oor eene verevening vatbaar zijn. Amersfoort, den 3 Mei 1897. De Gemeente-ontvanger voornoemd, J. C. LEINWEBER. naar het Duitsch van WILHELM BERGER. 4) "Die vraag, welker beteekenis ik het eerste oogenblik volstrekt niet begreep, trof me. Zij werd het uit gangspunt voor me van een verbaasd nadenken, dat me langzamerhand tot de overtuiging bracht, dat er een' schoonere en betere opvatting van liet leven bestond, dan de mijne tot hiertoe was geweest. Merritt bezat ze, dat was me duidelijk; van haar kon ik ze leeren. M n vurig knapen- liart stelde onbegrensd vertrouwen in haar. Zij merkte het met ingenomen heid op, en gaf zich aanhoudend moeite om me te temmen en den dorst naar kennis en beschaving in me te wek ken. Hierin werd zij met omzichtig- De berichten van het oorlogsterrein blijven nog steeds mager, maar luiden ook steeds in denzelfden geestde oorlogskans blijft aan de zijde der Turken. De Grieken houden blijkbaar nog stand bij Velestinos, het kruispunt der spoorwegen naar Larissa, naar Volo en naar Pharsalos, maar zij zullen er niet lang meer kunnen blijven, willen ze niet door de Turk sche troepen omgetrokken en in den rug worden aangevallen. Een terug trekken op Domokos en verder naar 't Zuiden van al de Grieksche troepen bij Pharsalos op de Othrjsbergen is niet alleen denkbaar, maar zal zelfs weldra noodzakelijk blijken. Buiten gewoon groot schijnt hel Grieksche leger in de vlakte van Tbessalië ook niet te zijn; bij Velestinos staan 18,000 man, bij Pharsalos naar gissing 30,000 man, en de Turksche leger macht krijgt ondertusschen steeds nieuwen toevoer. Indien Edhem-pacha dat wil, kan hij binnen eenige weken in Athene zijn. Wel wordt nog be richt uit de Grieksche hoofdstad, dat de naar het leger gezonden ministers vrij gunstige indrukken van de troe pen daar en van het terrein hebben ontvangen, maar dat zal aan bet ver loop van dezen strijd wel niets afdoen. Ook in Epirus staat het vast, dat de strijd ten ongunste van de Grieken alloopt. Het laatste gevecht bij Pen- tepigadia heeft tot een terugtocht der Grieken geleid. De correspondent van de Daily News seint daaromtrent zeer uitvoerig. Een Turksche afdee- ling infanterie, ter sterkte van 4003 man en in het bezit van een aantal kanonnen had reeds verschillende malen beproefd den heuveltop te be stormen, die door 600 evzonen en 400 man andere Grieksche troepen met twee stukken geschut was bezet, terwijl op een hoogte wat verderaf 600 evzonen met twee stukken ge schut stonden. Het was zeer duide lijk, dat de Grieksche bezetting van de hoogten dringend \erstei king noo- dig had, want de Turksche aanvallen werden met steeds grooter beslistheid uitgevoerd. Het zenden van verster kingen was ook zeer gemakkelijk ge weest, want de Grieken hadden tus- schen Hanopoulo en de vooruitge schoven stelling hij Pentepigadia over meer dan 6500 man en 30 stukken geschut te beschikken. Maar wonderlijk genoeg, die ver sterkingen kwamen niet, en de Turken hervatten daarom op den 29 April hun vuur, dat des namiddags nog in kracht toenam. Het was blijkbaar, dat de Turken een krachtigen aanval voor bereidden Om nog niet opgehelderde redenen hadden ondertusschen de Grieksche kanonnen hun vuurgestaakt en toen om half vier de Turken een geweervuur openden op de beide hoogten, gingen de Grieksche troepen op den tweeden heuvel met hun ka nonnen weg en trokken zich terug op Hanopoulo. De evzonen op den eersten heuveltop beantwoordden dap per het vuur van de aanvallers, hiel den zelfs tegen een tienvoudige overmacht tot vijf uur moedig stand en verloren 100 man; maar toen werden zij door de Turken met onaf- weerbare macht de helling afgeworpen. Ook daarna onderhield het dapper hoopje nog een geweervuur op de hen vervolgende Turken, maar deze bezet ten nu iie hoogten en besüedon ook de Grieksche stellingen vei der op met hun vuur. Nu was spoedig alles gedaan, het bevel tot een algemeenen terugtocht werd gegeven en reeds om kwart over vijf waren alle stellingen ver laten en de Turken vervolgden de terugtrekkende Grieken tot aan Hano poulo. Toen ik, schrijft de bedoelde correspondent verder, de laatste be reikte, deden de Grieksche officieren daar vergeefsche moeite om de troepen in hun terugtocht tegen te houden. De soldaten drongen met geweld en onophoudelijk door naar de brug, waar zij, toen zij er kwamen, de straten door duizenden schapen en door de landelijke bevolking \anden omtrek versperd vonden, zoo vlug had de paniek zich verbreid. Het is onmogelijk een beschrijving te geven van dezen terugtocht van een massa, die haar hoofd scheen te hebben verloren, van een leger van 11000 man, die veertig kanonnen hadden. Toen ik den volgenden morgen om 3 uur over de brug naar Arta ging. vond ik duizenden daar, vervuld van een panischen schrik en toen ik mij naar Patras begaf stonden al de Grieksche troepen weer in de oude stellingen, die zij hadden ingenomen voor de oorlogsverklaring g e e n enkel Grieksch soldaat bevindt zich nog op Turkscli gebied. Dit laatste is misschien niet al te letterlijk op te vatten, andere berich ten althans melden, dat er Zaterdag nog weer een inval is gedaan door Grieksche troepen op Turksch gebied, maar dat ook de Grieken in Epirus verslagen en teruggedreven zijn, is niet meer te betwisten. En dat zij ook daar ontijdig en als in panische vlucht heengaan voor de Turken, schijnt eveneens vast te staan. Het geslagen Griekenland zal thans wijs doen den vrede te zoeken. Europa is gereed zijn bemiddeling te bieden, maar het wil eerst worden gevraagd. Er is iets kleingeestigs in dit ver langen van de zoo machtige rijken tegenover den kleinen staaf, maar het feit is nu eenmaal zoo en de Hellenen zullen verstandig doen, indien zij de hand smeekend om hulp uit steken. Daartoe kan men echter moei lijk komen in Athenete hoog waren de vroegere verwachtingen, te groot zou de val thans zijn. Toch worden er teekenen duidelijk, dat Griekenland zich langzamerhand gereed maakt tot toegeven. De troepen van Kreta wor den teruggeroepen, zegt een bericht, om dienst te doen in Tbessalië, heet het, maar in werkelijkheid is dat zeker reeds de eerste tegemoetkoming aan den wensch der mogendheden, die van geen bemiddeling willen weten, wanneer Kreta niet wordt ontruimd. Het is maar te hopen, dat de mogendheden van haar kant niet al te stijf op haar kleingeestig standpunt blijven staan. Dan kan misschien spoedig op voor velen bevredigende wijze een eind worden gemaakt aan dezen oorlog. Het gerucht gaat, dat, op verzoek van koningin Victoria, de Tsaar van Rusland tusschenbeide zal komen ten gunste van Griekenland, ten einde een wapenstilstand te ver krijgen en de ontruiming van Tbessalië door de Turken. Men dient echter niet veel waarde te hechten aan der gelijke geruchten; Rusland is aller minst de mogendheid, die, afgezonderd van de andeie, zich zal bemoeien met de Grieksch-Tur ksche quaestie zonder gevraagd te zijn. Toch, wordt uit Londen bericht, beschouwt men hier een interventie als zeer aanstaande. De vertrouwelijke onderhandelingen der mogendheden onderling, zoowel als die van Engeland ondersteund door Frankrijk en Italië, met Griekenland, zijn niet onvrucht baar gebleven. Men denkt, dat Grie kenland bereid is om aan alle voor waarden, die niet te streng zijn, te voldoen. Alleen koestert men de vrees, dat de toegevendheid der Turken niet zoo groot zal zijn, daar hun zelfbe wustzijn door het militair succes zeer is gestegen. Nu Griekenland's hard nekkigheid is gebroken, wordt die van Turkije zooveel te grooter, de mo gendheden hebben wat te doen met deze stoute kindertjes! Met de Balkanstaten hebben de groote mogendheden het niet druk. Bulgarije, Servië en Montenegro hebben zich kalm gehouden, maar vooral Rumenië. De mogendheden zijn daarover blijde, vooral de beide heid gesteund door m'n moeder, die evenwel nog langen tijd geloofde, dat de wildeman in me zich eenvoudig verscholen had en triomfeerend weder te voorschijn zou komen, zoodra m'n jeudige ingenomenheid met het be koorlijke schepseltje uit het Zuiden hegon te verflauwen. Doch het tegen deel had plaats. Zij sloot zieh meer openlijk en inniger aan me aan. Juf frouw Foster, die zich niet naar de zeden en gewoonten van het Noorden wist te schikken, was voortdurend verdrietig en het liefst alleen. Zij ge doogde, zij het dan ook morrende, dat Merritt zich bij ons een tweede tehuis schiep. Zij kwam dagelijks tweemaal, 's morgens en 's middags, in onze woning, en werd aan m'n moeder dierbaar als een' dochter. »Het was een gelukkig, onvergete lijk jaar, dat ik op die manier door leefde. Toen kwam de tijd, dat ik een beroep moest kiezen. Ik dacht er niet meer aan, met de buks op schouder de wildernis in te trekken; ik verlangde naar de groote steden van het Oosten, w44r ik de bloem der menschheid hoopte te vinden. M'n vader bezorgde me een' betrekking in New-York, en ik vertrok zoo vol heer lijke illusiën, als een zestienj arig j on- geling maar zijn kan. «M'n afscheid van Merritt was kort en hartelijk, doch er werd daarbij geen traan gestort of met moeite be dwongen. Daarvoor was de tijd nog niet gekomen. Wel voelde ik me weemoedig gestemd, maar ook dat gevoel week op de reis spoedig. En wat Meritt betreft, van m'n moeder vernam ik, dat zij onmiddellijk na m'n vertrek haar met grooten ijver gehol pen had bij het inmaken van groenten, zonder gedurende dien langwijligen arbeid ook maar een' enkele maal over me te spreken. M'n goede moe der vond dat zonderling; maar ik wist; wat Merritt deed, was alles in orde. //Wij schreven elkander, maar niet al te dikwijls, en ook geen ellenlange brieven. We deelden elkander als broeder en zuster mede, wat we uit voerden' en wat er om ons al zoo voorviel. Dat was alles. Merritt's brieven waren uitstekend, zooals zij- zelve, onberispelijk in schrift en bewoordingen, en dien geest van wel dadige warmte van hart ademende, waardoor al haar doen werd geken merkt. Desniettegenstaande droeg ik ze niet in m'n bortzak bij me; ja, ik bewaarde ze niet eens. Zij stond, als ik aan haar dacht, me zoo levendig voor den geest, zelfs met het altge luid harer stem en haar schellen lach, dat ik geen waarde hechtte aan de beschreven velletjes papier, waarin zij toch maar weinig van zichzelve gaf. »In de ouderlijke woning veran derde er gedurende vier jaren niets. Alleen juffrouw Foster voelde meer dan vroeger behoefte aan Merritt's gezelschap. Tengevolge daarvan kon deze maar zelden meer naar m'n moe der overwippen, die haar evenwel nog altijd, juist zooals vroeger, als een' dochter liefhad. Ik ontving geen enkelen brief van m'n moeder, welke niet het een of ander tot lof van dit buitengewone meisje behelsde. Nu en dan berichtte zij me ook, dat Merritt voortdurend schooner werd. Ik las dit evenwel altijd met een glimlach; ik had toch haars gelijke noch in New-York, noch in Europa gezien, waarheen ik in het vijfde jaar mijner afwezigheid uit de ouderlijke woning werd gezonden, om inkopen te doen voor de firma, waarbij ik in betrek king was. "In Manchester bereikte mij de tijding van het plotseling overlijden mijns vaders. Er verliepen zes weken eer het me mogelijk was in Dayton terug te zijn. De zaak mijns vaders was in dien tusschentijd, zoo goed en kwaad als dat ging, voortgezet. Ik moest beslissen, wat er gebeuren zou. Volgens het oordeel mijner moeder was de zaak doodeenvoudig. "Jij neemt de plaats van je vader in," zeide zij. "We blijven voortaan hij elkander." Ik vroeg evenwel eenigen tijd om me te bedenken; voor mij was de beslis sing omtrent m'n toekomst veeleer van Merrit, dan van de wenschen

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1