NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
BUITENLAND.
No. 37.
Zaterdag 8 Mei 1897.
Zes-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
DE OORLOC.
Feuilleto n.
DE SPION,
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Ten behoeve van den vrede te
spreken, is het niet dwaas, is het niet
belachelijk? Is het denkbeeld van
wereldvrede niet een utopie, een krank
zinnig idee? Ja, het schijnt zoo, en
wanneer wij op't oogenblik een oorlog
zien woeden waarbij zoo geknoeid en
gemodderd is, en die niet verdedigd
kan worden dan met schijn van goed
recht, wij zouden wereldvrede bijkans
niet meer dan een vromen wensch
achten. Doch, als inen eendrachtig
en vastberaden aan 't werk ging, de
groot-machtige pers voorop, om het
verkeerde van den oorlog aan te toonen
en tot het verdwijnen van die plaag
mee te werken, binnen korten tijd
kon de hoogste waarheid wezen, wat
nu dan de grootste dwaasheid schijnt.
Sommigen beschouwen den oorlog
als iets ontzettends en wreeds, maar
dat even onvermijdelijk en even nood
lottig is als ziekte of dood; anderen
beschouwen den oorlog met kalmte
en koelbloedigheid als een noodwendig,
weldadig en gewenscht verschijnsel.
Tot de eerste behoort bijv. Guy de
Maupassant. Met verontwaardiging
beschouwt hij de gruwelen van den
oorlog, het menschen slachtenop het
gezicht van een troep soldaten denkt
hij aan kudden hamels, welke
een slachter op den weg voor zich
uit drijft, ten doode opgeschreven.
»De oorlog breekt uitin zes maanden
hebben de generaals twintig jaren
van inspanning, geduld en genie ver
nietigd. Wij hebben den oorlog gezien.
Wij hebben menschen die wild, krank
zinnig geworden waren, met genot,
uit angst, met pralerij zien moorden.
Op het oogenblik dat er geen recht
meer bestaat, dat de wet dood is, dat
alle begrip van billijkheid verdwijnt,
hebben wij onschuldigen, die men
langs den weg gevonden had en als
verdacht beschoude omdat zij beangst
waren, zien fusileeren. Wij hebben
honden, welke voor de deur hunner
meesters aan een ketting lagen, zien
doodschieten om nieuwe revolvers te
beproevenwij hebben voor pleizier
koeien met schroot zien doorboren,
zonder eenige reden alleen om te
schieten, te lachen.
«Het zich vereenigen in troepen
van duizenden, het dag en nacht
marcheeren zonder te rusten, aan
niets te denken, niets te leeren,
voor niemand nuttig te zijn, als de
beesten in een voortdurende ver
stomptheid te leven, eene andere
ophooping menschenvleesch te ont
moeten, er zich op te werpen, slroo-
men bloeds te vergieten, den grond
met bergen lijken te bedekken zijne
armen of beenen te laten afschieten,
zijne hersens te laten verpletteren,
zonder dat het iemand voordeel aan
brengt, en ergens te sterven terwijl
uwe ouders, vrouw en kinderen van
honger ontkomen dat is oorlog voe
ren. Het verbazingwekkendste is,
dat het volk niet opstaat tegen de
regeeringen, dat de gansche maat
schappij niet in opstand komt op dat
woord oorlog". Op ieder die regeert
rust everzeer de plicht den oorlog te
vermijden, als op den kapitein van
een schip voor schipbreuk te waken.
Als een kapitein zijn schip verloren
heeft, wordt hij ter verantwoording
geroepen, en men veroordeelt hem,
zoo het blijkt dat hij onachtzaam is
geweest, of zelfs dat hij de noodige
bekwaamheid mist. Waarom zou men
de regeering niet ter verantwoording
roepen na elke oorlogsverklaring?
Zoo de volken dat inzagen, zoo zij
zeiven over de aan moord schuldige
machten gericht hielden, zoo zij wei
gerden, zich zonder reden te laten
dooden, zoo zij zich van hunne wape
nen bedienden tegen hen, die ze
hun gegeven hebben om te vermoor
den, op dienzelfden dag zou de oor
log dood zijnMaar die dag zal
nimmer komen."
En dan besluit hij »Ik vind den
oorlog ontzettend, maar ik geloof dat
hij onvermijdelijk is; dat de verplichte
krijgsdienst even onvermijdelijk is als
de dood, en dat de oorlog, daar de
regeeringen hem altijd zullen willen,
altijd zal blijven bestaan."
Eduard Rod beschrijft met nog
levendiger kleuren de barbaarschheid
en de dwaasheid van den oorlog,
doch komt tot het besluit: «wij weten
het, en wij beven er over van toorn,
en wij kunnen er niets tegen doen."
Moltke zou gezegd hebben«De
oorlog is heilig, eene goddelijke in
stelling; het is ééne van de heilige
wetten der wereldzij onderhoudt
bij de menschen al de groote, edele
gevoelens: de eer, de onbaatzuchtig
heid, de deugd, den moed en belet
hem in één woord in het afschuwe
lijkst materialisme te vervallen."
Camille Doucet zegt: «Ik heb vele
rechtschapene lieden hooren protestee
ren tegen die afgrijselijke gewoonte
van internationale slachting, waarvan
de wereld het kwaad erkent en het
betreurt; maar wat zal men er tegen
doen? Boven al de scheidsrechterlijke
uitspraken, overeenkomsten en wet
gevingen zal zich eeuwig doen gelden
het belang der volken, dat altijd den
oorlog zal willen."
Jules Claretie meent: «De wapenen
van onze soldaten, goed gedragen en
goed gehanteerd, zijn misschien de
zekerste waarborgen voor dien vrede,
dien wij allen liefhebben. De vrede
wordt alleen het deel der moedigen
en krachtigen."
Emile beschouwt den oorlog als
«eene noodlottige noodwendigheid",
acht hem «onvermijdelijk en nuttig,
één der voornaamste grondslagen van
den vooruitgang." «Elke schrede voor
uit, welke de menschlieid tot hiertoe
heeft gedaan, heeft zij in bloed ge
daan. Een gewapend volk alleen is
maebtig en groot. Eene strijdbare
natie geniet altijd eene bloeiende ge
zondheid. De krijgskunst brengt de ont
wikkeling van al de andere kunsten
met zich, do geschiedenis bewijst het."
M. de Vogüé meent, «dat de zeker
heid van den vrede binnen eene halve
eeuw een oneindig vernielender bederf
en verval van den mensch zou ver
oorzaken dan de ergste oorlog; dat
men ten opzichte van den oorlog, als
lijfstraffelijke wet der menschheid, op
dezelfde wijze moet handelen als ten
opzichte van al onze andere lijfstraf-
lelijke wetten, namelijk ze verzachten
ze zoo min mogelijk toepassen, er met
inspanning van alle krachten naar
streven, dat zij overbodig worden.
Maar opheffen kan men ze niet, zoo
lang er op aarde twee mannen zullen
zijn, en tusschen dezen brood, geld
en eene vrouw."
Er mag waarheid zijn in de uitspra
ken dezer mannen, toch scharen wij
ons liever onder de vrienden van den
vrede en van scheidsgerichten. De
openbare meening wordt de mach
tigste van alle heerscherswanneer
zij zich steeds luider tegen den oorlog
verklaart, en zij, die de openbare
meening maken en invloed op haar
hebben, haar in dien geest bewerken,
dan zal de oorlog, zoo niet verdwijnen
dan toch tot de grootste zeldzaam
heden gaan behooren. Wie den vrede
liefheeft, streve met inspanning van
alle krachten er naar, dat oorlog over
bodig worde.
De verhouding tusschen Transvaal
en Engeland blijft nog steeds gespan
nen. Men kan zelfs zeggen, dat zij
een meer gespannen karakter aan
neemt dan ooit het geval was. Dat
blijkt ook uit de verhooren der parle
mentaire commissiemeermalen namen
deze verhooren den vorm aan van
een inquisitiegerecht over Transvaal.
Het wordt steeds duidelijker, dat men
in Engeland naar den stok zoekt,
waarmede men het kleine Transvaal
zal kunnen slaan.
Vooral Chamberlain is blijkbaar
verlangend om de repiibliek, die zich
durft verzetten tegen het machtige
Engeland, eens de kracht van dat
reuzenrijk te laten gevoelen. Meer
dan ooit treedt de Britsche minister
van koloniën vijandig tegen Transvaal
op, en wel op een wijze, die opzien
baart, en die hem ter sprake brengt
ook in vreemde bladen.
In de Parijsche Temps bijv. worden
merkwaardige onthullingen gedaan
over Chamberlain. Voorloopig noemt
het blad het maar geruchten, die
dezen minister beschuldigen, dat hij
van te voren heeft geweten van den
inval van Jameson, dat hij dus door
zijn stilzwijgen medeplichtig is geweest
aan dien inval. Dat is een zware
beschuldiging, maar die versterkt
wordt door het schuld bekennen van
zooveel ambtenaren en officieren, en
vooral door den brief van sir John
Willoughby, waarin deze aan het
ministerie van oorlog verzekerde, dat
hij had gemeend met goedkeuring
van zijn meerderen te handelen, door
vele andere uitlatingen gedurende het
verhoor, en ook vooral door de toe
spelingen van dr. Rutherford Harris
op halve vertrouwelijkheden, met den
minister van koloniën gewisseld.
Chamberlain heeft zich trachten te
verontschuldigen. Hij heeft beweerd,
dat hij, weinig in Af'rikaansche zaken
thuis, de samentrekking van Jameson's
politiemacht te Mafeking en Pilsani
door de overdracht van het Betchuana-
land als protectoraat aan de Chartered
Company en voor de veiligheid van
den spoorwegaanleg geboden achtte,
en dat hij den heer Harris, toen deze
aan zijn vertrouwelijke mededeelingen
toe was met een beroep op de wel-
standseischen van zijn ambt gestuit
had.
«Men zal moeten bekennen," zegt
de Temps, «dat deze weigering om
zich te laten inlichten niet anders
dan zeer verdacht is en dat wij in
elk geval ons eindoordeel over den
heer Chamberlain, die zijn niet-mede-
naar het Duitsch van
WILHELM BERGER.
5)
Ik voelde het wel, maar de zoo ge-
wenschte verklaring liet geruimen tijd
op zich wachten. Eerst nadat ik met
eenige vroegere schoolmakkers de
oude vriendschap had vernieuwd, ont
ving ik ze op geheel onverwachte
wijze door hunne mededeelingen.
«Merritt was een te voortreffelijk
schepsel, om onder de jongelui van
Dayton geen bewonderaars te vinden.
Inderdaad hadden reeds verschillende
bemiddelde personen aanzoek om hare
hand gedaan, maar waren door haar
afgewezen. Sedert was bekend gewor
den, dat MevTouw Ellen Foster zich
tegen een huwelijk harer dochter met
een der door haar innig gehate Yan
kee's zooals zij ons uit de noorde
lijke Staten allen noemde ten
krachtigste verzette. En Merritt zou,
hoe onafhankelijk zij zich ook overi
gens betoonde, op dit punt niet tegen
den wensch harer moeder handelen.
«Ik herinnerde me nu, dat Mevrouw
Foster me, toen ik haar kort na m'n
terugkomst een bezoek bracht, geheel
tegen hare gewoonte zeer koel, ja
bijna onbeleefd had ontvangen. Op
dat oogenblik hechtte ik daaraan geen
bijzonder gewicht, daar Mevrouw
Fosters luimigheid in de buurt spreek
woordelijk was gewordenthans even
wel werd het me duidelijk, dat zij
een zwaren strijd vreesde, in geval
bij mij de oude vrienschap voor Mer
ritt, wat zij toch voor waarschijnlijk
moest houden, in liefde mocht ver-
keeren.
«Maar ik voelde me niet geneigd
aan de halstarrigheid dezer vrouw,
die, in spijt van haar eigen huwelijk,
hare dwaze vooroordeelen bleef koes
teren, al te veel gewicht te hechten.
En bovendienniet zij had het laatste
woord te spreken, maar Merritt. Tot
deze moest ik me wenden, en dat deed
ik dan ook zonder verwijl, zoodra ik
van den stand van zaken kennis had
bekomen.
«Zij verklaarde met de openhartig
heid, welke haar eigen was, dat haar
niets natuurlijker voorkwam, dan een
huwelijk tusschen ons beidendat zij
dit zich reeds lang had voorgesteld
als iets, dat door de Voorzienigheid
was bepaald. Daarop ging zij even
wel voort: «Indien gij toevallig op
een' katoen- of suikerplantage ge
boren en door een' zwarte min gezoogd
waart, Mijnheer Falk, zou ik op dit
oogenblik m'n hand in de uwe leg
gen, en tot u zeggentop Tom
wanneer zal 't bruiloft wezen? Daar
gij evenwel, helaas I een paar honderd
mijlen meer noordelijk het levenslicht
aanschouwd en eenvoudig van uwe
uitmuntende moeder het eerste voed
sel ontvangen hebt ziet gij, Tom,
kan daar niets van komen I"
«Ik schudde het hoofd, getroffen
door den spottenden toon, waarop zij
sprak, welks ondergrond van pijnlijke
bitterheid me echter verborgen bleef.
«Dit antwoordt gij mij vroeg ik
verwijtend.
«Gij denkt zeker, dat ik scherts?»
klonk haar wedervraag. «Ik was nooit
vóór dezen ernstiger. Ik heb dit
onderhoud voorzien, zoodra ik vernam,
dat gij terug zoudt keeren. Ik heb
tijd genoeg gehad, om er me op voor
te bereiden."
»»'t Is eenvoudig een' onverstan
dige luim van uw' moeder
«Merritt viel me in de rede«Dat
weet ik. Maar zoolang die duurt, is
ze wet voor me.»
««Ook de kinderlijke gehoorzaam
heid kan overdreven en een' onrecht
vaardigheid tegenover anderen wor
den," bracht ik haar onder 't oog.
«Merritt zweeg een oogenblik,
daarop zeide zij«Ik zal u ophelde
ring geven van 't geen gij anders niet
begrijpen zoudt. Vóór we Charleston
verlaten moesten, grepen er in onze
woning tooneelen plaats, waaraan ik
niet zonder huivering kan terugdenken.
M'n moeder, die hartstochtelijk aan
haar geboorteplaats gehecht en tot
op dat oogenblik een verwend geluks
kind was, waarvan elke wensch werd
vervuld, weigerde m'n vader te vol
gen. Deze beproefde dagen lang haar
tot andere gedachten te brengen, doch
toen dit vergeefsch bleek, ontbrandde
de strijd over mij. M'n moeder, die
me hartstochtelijk liefhad, moest tot
haar schrik ontdekken, dat zij tegen
het vaderlijk gezag, dat de wet op
zijne zijde had, niets vermocht. Indien
zij bleef, verloor ze mij. Daar was
m'n vader niet van af te brengen.
Toen gaf m'n moeder toe om mijnent
wil. Maar onder welke uitbarstingen
van de hevigste smartIk stond er
bij en sidderde. Eindelijk wendde zij
zich tot mij: «Arm kind! Ook op jou
geluk moet ik bedacht zijn! Zoo ik
j ou, m'n vleesch en bloed, voor 't minst
maar beveiligd wist tegen het lot, de
buit te worden van een vischbloedigen,
berekenden Yankee, zou ik er veel
eer vrede meê kunnen hebben.»
En door een' plotselinge ingeving