NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. BUITENLAND. Dit Amerika naar Hollaed. No. liU. Woensdag 2 Juni 1897. Zes-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. Feuilleton. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. De besprekingen tusschen Turkije en de mogendheden worden in diep geheim vervolgd. Wat men er hier en daar van verneemt, wordt vaak weer elders tegengesproken. Het valt moeilijk te zeggen, welken keer de onderhandelingen zullen nemen. Het schijnt wel, dat de mogend heden aan beide zijden meer tegen stand vinden, dan zij wel hadden gedacht. Op die van Grieksche zijde zal weinig acht worden geslagen, weet de Temps te verzekeren. De Grieksche regeering beweert in een nota, dat zij geen grondgebied kan afstaan, dat zij geen oorlogsschatting kan betalen. Deze verzekeringen van Griekenland zullen echter op de handelingen der mogendheden geen invloed hebben. De mogendheden, zegt de Temps ver der, zullen Griekenland de i itegriteit van zijn gebied waarborgen, zoodra het land zich onderwerpt aan de be slissingen van Europa, maar Grieken land zal er dan in de eerste plaats toe moeten besluiten om een niet onbelangrijke oorlogsschatting te be talen. Ook van de zijde van Turkije schijnen de mogendheden vrij wat tegenstand te ontmoeten, vooral met betrekking tot de ontruiming van Thessalië. Duitschland zou op dit punt niet zoo vast staan als de andere mogend heden, en zijn houding zou Turkije dienen tot aanmoediging om vol te houden in zijn tegenstand. Maar wij gelooven, dat het hier in den grond der zaak maar een quaestie van tijd geldt. Turkije volgt bier een bekende Oostersche taktiekhet meeste te vragen om zich met het minste te vreden te stellen. Men kan zich altijd laten afdingen, denkt men in Konstantinopel. Toch is het niet te verhelen, dat er ernstige moeilijkheden bestaan en dat de volmaakste een stemmigheid der Europeesche groote Staten noodig is om de Porte tot toegevendheid te dringen. Nu wij toch in het Oosten zijn, willen we even wijzen op het gerucht, dat er loopt in de diplomatieke wereld, als zou Vorst Ferdinand van Bulgarije zich willen proclameeren tot koning van zijn rijk. Het lijkt wel, alsof de Porte zich daartegen niet al te zeer zal verzetten Het gerucht heeft vooral zijn ontstaan te danken aan de bezoeken, die Vorst Ferdinand onlangs heeft gebracht aan de hoven van Europa, en aan zekere stappen, die door den Bulgaarschen gevol machtigde te Konstantinopel gedaan zijn. Er schijnt in allen gevalle iets van dien aard in de lucht te hangen. Volgens zekere inlichtingen zou de zaak jl. Zondag, den naamdag van Ferdinand, reeds haar beslag krijgen, maar totnogtoe is er niets van ver nomen. Maar daarom behoeft men niet te twijfelen aan het gerucht, vooral niet, wijl het uit Bulgarije komt, het land der diplomatieke en politieke verrassingen. Voor eenige dagen heeft men van de woning, waar de gezant van Vorst Ferdinand te Kon stantinopel woont, een der beide vlaggestokken weggenomen. Op deze beide vlaggestokken wapperden tot nogtoe naast elkaar de Turksche en de Bulgaarsche vlag, wat voor Bulgarije een teeken was, dat het Turkije erkende als leenheer. Ge durende jaren heeft men broederlijk de beide vlaggen naast elkaar kun nen zien wapperen, thans is er nog alleen plaats voor de Bulgaarsche kleuren, wat een zekere bevestiging geeft aan liet gerucht der onafhan kelijkheidsverklaring van Bulgarije. De Neue Freie Presse schrijft omtrent de Koninginnen in Aussee: Bij een wandeling naar Grundlsee bezocht de koningin-regentes Emma het graf van den voor eenige jaren gestorven Hollandsclien schilder Remy van Haanen, die op het kerkhof daar ligt begraven. Den 27n Mei, den avond voor den naamdag van koningin Wilhelmina, werd aan deze een serenade gebracht. Uit Weimar komt het bericht, dat de Koningin-Regentes en Koningin Wilhelmina Haar bezoek daar tegen Pinksteren hebben aangekondigd. Het vertrek der Koninginnen uit Alt-Aussee is bepaald op 8 Juni. Na een oponthoud van twee dagen te Weimar en van twee dagen te Arolsen zullen HH. MM. 14 Juni op het Loo aankomen. Het com poneeren van de Koninginnen-cantate die uitgevoerd zal worden bij de inhuldigingsfeesten van H. M. de Koningin Wilhelmina in 1898, is opgedragen aan Bernard Zweers, op een tekst van Fiore della Neve. Te Arnhem is in den ouderdom van 75 jaar overleden de welbekende teekenaar en humorist mr. Alexander Ver Huell. Hij is o. a. bekend als de teekenaar van Zijn er zoo? en Zoo zijn er en als illustrator van Klikspaan. Geboren in 1822 te Doesburg, stu deerde hij te Leiden, waar hij in 1848 promoveerde; sedert woonde bij te Arnhem. Zijn nalatenschap, waaronder veel kunstzaken, komt in hoofdzaak aan het Arnhemsche Gemeente-Museum. Daaronder behoort een nagenoeg vol ledige bibliotheek van de geschiedenis der schoone kunst. De Ariiliemsche Courant over de rede Mr. van Houten. Men vindt het mei kwaardig, dat de heer van Houten, minister zijnde, werkdadig aandeel neemt aan den verkiezingsstrijd, en te Groningen, waar hij een mandaat begeert te ont vangen, in eene openbare vergadering het woord heelt gevoerd. Daar hij echter het woord voerde als candidaat voor de Tweede Kamer en niet als Minister, ligt er weinig merkwaardigs in het geval. Men vindt dat alleen zoo, omdat het cumuleeren van het mandaat van volksvertegenwoordiger met het ministersambt, het tege lijk gouverneeren en controleeren, tegen onze politieke gebruiken strijdt, al laat de Grondwet het toe. Wat wij merkwaardigs vinden in het optreden van den heer van Hou ten te Groningen ligt in de redevoe ring zelf, vooral in de bewering dat dit deel van de liberale partij, dat op het gebied der sociale wetgeving verder wil gaan dan de spreker, ver kapte sociaal-democraten zijn. Dit behoort tot de argumenten, die voor heen opgeld deden in conservatieve bladen van den stempel van het Haagsch Dagblad, dat de voorstanders van den constilutioneelen regeerings- vorm voor republikeinen, de bepleiters van de scheiding van Kerk en Staat voor godloochenaars, de bestrijders van exceptioneele maatregelen tegen het zoogenaamd «opruien der natie" en andere «misbruiken van de druk persvrijheid" voor anarchisten, vijan den van de maatschappelijke orde scholdvan iemand van de parle mentaire ervaring van dezen spreker heeft men het recht iets anders te verwachten. En waarop was die even overdreven als onware beschuldiging gegrond? Op het feit, dat één persoon, een pas door de Nederlandsche aan de Indische dagbladpers ontleend journa list zich persoonlijk belijder van sociaal democratische leers'tukken heeft ge noemd. Dat was nu eerst een eer lijk man in de oogen van den heer van Houten; och of alle liberalen ook zoo rond voor hnn gevoelen uitkwa men Hij achtte dan ook een démasqué wenschelijk; er moest kleur bekend worden. Het is bijna overbodig op te mer ken dat niemand het recht heeft de geheel persoonlijke uitlatingen van één journalist die, ook blijkens de door hem gebezigde ongewone vor men, de partij voor welke hij heet te schrijven in 't minste niet verbindt, op rekening te stellen van anderen, zelfs niet van degenen, waarvan hij zich het orgaan noemt De heer van Houten doet echter niet zeer verstan dig met den eisch van démasqué aan de liberalen te stellen Een algemeen opbiechten door alle liberalen van hun innigste overtuiging is lang niet gewenscht; vooral niet in den kring, waar de tegenwoordige Minister van Binnenlandsche Zaken zijne grootste voorstanders vindt. Moesten alle zoo genaamde oud-liberalen in den Tem pel der Waarheid hunne oprechte gevoelens blootleggen, wat zou er een conservatisme voor den dag komen De heer van Houten heeft zijnen hoorders te Groningen medegedeeld, dat alle voor den werkman hier te lande sedert 1869 totstandgekomen maatregelen, direct of indirect, aan zijn initiatief te danken waren. Het is veel gezegd, maar wij vreezen dat zijne zelfingenomen beid hem parten heeft gespeeld. Hij noemde zich bij voorbeeld ook den grondlegger van ile interparlementaire vereeniging tot bevordering van de arbitragenaar ons beste weten i:s het initiatief ten deze uitgegaan van een lid van het Deensche parlement, Bayer. Dit is dus eene blijkbare vergissing van den heer van Houtenwij gelooven dat zijne voorstelling aan meer dergelijke vergissingen leed. Fidclis usque ad inoi-tein. DOOR BLACK. 1) Ik ben den 28 Maart 1883 te Shel- ton in Michigan. V. S. van Amerika geboren. Mijn vader was afkomstig uit New-Foundland, mijne moeder was van Schotsche afkomst Collie genaamd. Zij moet zeer verstandig geweest zijn. Yan mijn vader kan ik niets mededeelen, daar ik dien niet ge kend heb. Ik behoor tot de groote soort hon den. Mijn haar is gitzwart, achter in mijn nek heb ik een klein wit pluimpje, voor mijne borst eene groote witte plek, precies als of ik een wit overhemd aan heb en ik loop op vier witte schoentjes. Het eerste dat ik mij herinner, is dat ik achter mijne moeder op de uitgestrekte prairie liep met mijn zusje ën broertje. Wij verloren haar daar gedurig uit het oog; wijl het gras daar zoo hoog is, als hier in 't land de korenhalmen, wij begonnen dan te janken moeder stoorde zich niet daaraan, doch liep gewoonlijk stil door, en wij moesten haar dan wel naloopen. Op zekeren morgen lag moeder met ons voor het huis, in de zon. Wij lagen in het zand te rollen en met elkander te stoeien. Wij beten elkan der en somtijds ook moeder in de ooren en pooten, toen er een jonge man het erf op kwam rijden. Hij kwam naar ons toe en boog zich over ons heen. Moeder begon herig te brommen en liet hare tanden zien. Hij wilde mij opnemen. "Blijf er af," hoorde ik een oude man zeggen. Dit was waarschijnlijk moeder's baas. Ik was toen nog zoo jong, dat ik dat alles nog niet wist, maar ik heb dat alles later langzamerhand begrepen. Moeder liet gewillig toe dat de oude man mij opnam en mij een eindje verder op den grond weder nederzette, ik liep» toen schielijk naar moeder terug. "De oude nam mij nogmaals op en zei: "Kijk eens, dit is bepaald de mooiste uit het nest." "Zie eens naar zijne pooten, hij wordt stellig bizonder groot." "Welnu," antwoordde daarop de jonge man, "ik wil hem wel hebben, en geef u dadelijk een Dollar voor hem." "Loop heen, zei de oude, dat is veel te weinig voor zoo iets moois." "Nu dan kunt gij hem houden, hier naast op Spring- farm kan ik een jonge hond voor niet krijgen." "Ja maar, dat zijn er dan ook honden naar. Ze zijn bij deze j niet te vergelijken. Dit is een goed ras, waakzaam en trouw, zooals gij zelden zult vinden. Kijk eens naar zijne moeder, zij verliest ons geen oogenblik uit het oog. Dat dier is zoo trouw, dat als gij mij slechts even durfdet aan te raken zij u zou aan vliegen, en op een wenk van mij u zou verscheuren, en toch, als men mij met rust laat en haar niet sart, is zij het goedhartigste dier der we reld. »Kom hier, Diaau" hoorde ik den ouden man roepen. Ik zag toen hoe mijne moeder langzaam opstond, zich uitrekte en naar den oude toe liep. Zij ging recht tegen hem op staan, en likte hem toen in 't aange zicht. "Toch, geef ik geen cent meer dan een Dollar" zei nogmaals de jonge man en wilde zich daarop verwijderen. «Hei, hei, riep de oude, niet zoo haas tig, als ik hem je geef is het alleen omdat ik u en "the old woman" ken, en dat ik weet dat hij een goed huis krijgt. Geloof me vrij, dat een ander hem voor dien prijs niet van mij kreeg." The old woman, dacht ik, is zeker zijne moeder. Ik wist toen nog niet dat zoodra de man in Amerika gehuwd is, hij zijne vrouw, al is ze pas 16 jaar oud, toch dadelijk "the old woman" noemt. De vrouw zegt ook altijd van haren man sprekende "the old man." Hij moge oud of jong zijn. «Maar kom even binnen man en eet meê?" "Dank je, sprak mijn nieuwen meester, ik moet dadelijk terug, want het werk wacht op de farm." Dit gesprek werd in het Engelsch gevoerd, de eenige taal die ik toen verstond. Door mijn nieuwen meester, die een Deen was, leerde ik de Deen sche taal, daarna ook Hollandsch, terwijl ik tevens eenige kennis van de Maleische taal bezit. Ik begreep toen nog niet het gewicht van de verandering die er met mij plaats greep, ik was nog geen tien weken oud. Ik begreep niet, dat ik nooit mijne moeder, broertje en zusje terug zou zien. Maar wat ik wel begreep, is, dat toen moeder in huis gesloten was en toen mijn nieuwe meester Larsen, mij opnam om mij meê te nemen, de kleine Alida, de kleindoch ter van den ouden man, mij in hare armen nam, mij eenige keeren op mijn neus kuste, en dat ik toen voelde, dat er iets vochtigs langs mijn snoetje liep. Dat waren tranen. Zoo noemen de menschen ze, dit hoorde ik later. Toen ik mijn neus aflikte smaakten.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1