nieuwe Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Vaderlandsliefde. Oil Amerika naar Maat' No. 51. Zaterdag 26 Juni 1897. Zes-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. Feuilleton. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTIIOUNV-ERAmersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Onlangs heb ik gelegenheid gebad, eigenlijk werd ik wel in de noodzakelijkheid gebracht, om het goed recht der vader landsliefde met de gewone, door redeneering bijeengebrachte bewijsgronden, le verdedigen. Welnu, zal men zeggen, niets is gemakke lijker. Dat wij, Nederlanders, gehecht zijn aan de plek „waar onze wieg op stond" het is zoo natuurlijk mogelijk. Met Engel- schen en Franschen is het evenzoo gelegen, en we hebben weieens hooren beweeren dat een in dierenhuiden gehulde eu met vuil berenvet ingesmeerde Eskimo zijn bevroren land zonder bootnen verrukkelijk vindt. Het zal dus weinig moeite kosten, voor die liefde onweerlegbare argumenten aan te voeren. Best mogelijk, mijn vriend 1 Beproef het dan maar eeus. Gij behoeft u niet te over haasten, begin maar met het meest voor dc hand liggende, de geboorteplek. Eii dan hoop ik dat gij meer succes zult hebben dan waarin ondergeteekende zich heeft mogen verheugen; geen zijner „bewijzen" werd afdoende gevonden, tegenover elke zijner beweringen had de aanvaller iets van ja, ik moet eerlijk erkennen, ongeveer gelijke kracht We hebben dus ten slotte, 't gaat meer zooden strijd opgegeven zonder dat iemand zich de overwinning kon toerekenen; elk onzer is in zijn tent terug getreden zonder merkbaar verlios. Want ziet eens, met die wieg is niet veel uit te richten Had inen haar noodig om de voorwaarden der vaderlandsliefde vast te stellen, dan /ouden al dadelijk degenen, die door een toevallige omstandigheid en geheel buiten hun schuld in een ander dan hun eigen land het eerste levenslicht hebben aan schouwd onverbiddelijk zijn uitgesloten Eu dan is dat woord „plek" ook tamelijk oube stemd. Een Maastrichtenaar, te Aken geves tigd, is er veel dichter bij, dan hij zijn zou als hij te Leeuwarden was gaan wonen, en toch is hij in het eerste geval er van ge scheiden, door grenzen, die eigenlijk heel willekeurig zijn getrokken. Men zegt ook, dat vaderlandsliefde de band is waardoor allen vereenigd worden die onder dezelfde wetten loven. Maar vooreerst bebben van die wetten zeer \eleu slechts een flauw begrip, en onder degenen, die er iets meer van weten, zijn er ook, die ze lang niet mooi viuden, die op goede gronden kunnen aantoonen dat gelijksoortige wetten, elders van kracht, verreweg de voorkeur ver dienen We zijn daD ook bezig, in ver schillende richting, naar verbetering te zoo kon, en niet zelden gebeurt het, dut wij daarbij het oog vestigen op buitenhuidsche modellen. Wacht even, gij kent het schooue woord: De taal is gansch het volk. Juist, dat is het. Waaneer de geliefde klanken van ons Xederlaudsch in den vreemde ons oor bereiken, dan herinneren we ons terstond, welk een hechte band de „moedertaal" vormt, als de uitdrukking van hetgeen er omgaat in de ziel van „ons volk". En wie die taal spreekt, hij is ons nauw verwant, zijn wel zijn is eeu deel van het onze, hij behoort tot hetzelfde gezin als wij. In Zwitserland worden drie talen gespro ken en geschreven. Toch zijn de Zwitsers z»*er vaderlandslievend. In België twee en dc Belgen, hoe zij onderling ook haspelen over den voorrang van het Fransch boven het Vlaamsch of omgekeerd, zouden eveumin als wij hun nationaliteit willen prijsgeven. In de Oosten rijksrhe Hongaarsche monarchie spreekt en schrijft men minstens een half dozijn ufzonderlijke talen, en dat geeft aau- leiding tot heol wat getwist; nielte nin. als er oorlogsgevaar kwam, zouden Duitschers eu Bohemers, Hongareu eu Polen, Croaten en Slavonicrs zich als één man schareu om den b.nier van den Keizer-Koning Frans Josef. Is het dat misschien? Vaderlandsliefde neeuit somtijds den vorm aan \an gehecht heid aan den Vorst of aan het Vorstenhuis. Toch zou het niet billijk zijn, die beide gevoelens welke on9 Nederlanders, van zelf sprekend toeschijnt, geheel te vereenzelvigen. Het kan gebeuren dat iemand, uit zuivere vaderlandsliefde, aan republikeiusche instel- lingeo de voorkeur geeft, en we noemen alweer de Zwitsers, die sedert hel oogenblik hunner vrijmaking, geen andere hebben ge kend Het patriotisme van onze overgroot ouders op het eind der vorige eeuw heeft hen op zonderlinge wegen gevoerdtoch kunnen wij het hen niet zoo heel kwalijk nemen dat zij Stadhouder Willem V, na den Pruissisclien inval niet bijna koninklijk ge/.ag bekleed, zonder leedgevoel zageu vertrekken. Tegen het eind van de regeering van Koning Willem 1, zag het er uiet de sympathie tus schen vorst en volk hier te lande ook niet zoo heel schitterend uit. En wat de ge hechtheid aan de dynastie betreft, in Enge land trad, met de troonsbeklimming van George I. ill 1714, een geheel nieuw Vor stenhuis, slechts door de toevallige omstan digheden vau een cchtvereeuiging aan liet oude verbonden, aan het hoofd vau deu Staat op, zonder dat hierdoor de loyale houding van het Britsche volk tegenover het koninklijk gezag eenige schade leed, hoewel die eerste koningin uit bet Hanoversche huis het er niet bepaald naar maakte om de liefde hun ner nieuwe onderdanen stormenderhand te veroveren. Mijn verdedigingsmiddelen zijn nog niet uitgeput, en ik wil trachten in het begrip vaderlandsliefde het verstaudelijk element te viuden, waarop als vasten grondslag kan gebouwd worden Daarbij zij opgemerkt, dat we niet met woorden moeten schermen om de eigenlijke quaestie te ontduiken. Als iemand zegt, dat zijn besef van volkseenheid zijn liefde tot het vaderland bepaalt, dan draait hij er om heen en hij geeft een soort vau definit e minstens even slecht als die van de komeet, aan den beroemden Piet toegeschreven. IJver voor het behoud onzer volkseenheid, onzer nationale zelfstandigheid, de onschendbaarheid van ons grondgebied, het betcekent alles ongeveer hetzelfde als gelijke openbaringen van de vad rlandsliefde onder dezelfde omstandigheden. En de ijver is de vrucht vau ons histo risch verleden. Ons volk is langs den weg van lijden eu 9trijden geworden tot hetgeen het is, de toestand van staatkundige vrijheid, waarin wij verkeeren, is door OD/.e vaderen veroverd, en er is geen plaatsje, dat uiet de sporen draagt vau hun werk/a.irahe d Dat klinkt nu wel wat, maar bewijst niets. Vooreerst is die vrijheid niet zoo heel erg naar den zin van een deel der Nederlanders, die toch ook beweren hun land li< f te heb ben Maar wat zwaarder weegt de meeaten weten hoegenaamd niets van dat verleden, kennen geen enkel historisch feit en bekom meren zich daar niet om ook. Men kan geeu rechten intleeneu aau iets dat niet be staat. Voor onze Lmdgeuooteu is, op een zeker getal uitzonderiugen na de geschiedenis óf een gesloten boek, óf zoo zij er al in mogen lezen, dan viuden zij op menige blad zijde vrij onverkwikkelijke herinneringen, die de liefde voor het volk indien er £r«-6u au dere motieven bijkomen, zeer verzwakken zoude En al was ous verleden geheel van smetteu vrij, ik geloof niet dat het nu bij dat van andere natiën zóó gunstig afsteekt, dat we op dien grond alleen nooit iets anders dan Nolorlanders zouden willen zijn. Dan is er nog iets. De gom^euschappelijke lot gevallen zouden den band der gemeeusehup tusschen alle laDdgenooten moeten vormen; de meeste gebeurtenissen echter ruken slecht» een gedeelte hunner en lateu de overigen on verschillig; zijn dat dan de trage on koud- bloodige landgenooten wien het eigenlijk niet zou kunnen schelen of zij al dan uiet een vaderland hadden? Bovendien, de loop der tijden heeft nogal eenige wisselingen aauge- braclit; landstreken eu volksgroepen, die tot dusver niet9 met elkauder te maken hadden, werden vereenigd door een besluit van een congres of de willekeurige beslissing vau een oorlog, en plotseling kregen die twee dan eon „gemeenschappelijke" geschiedenister wijl andere zijn ge9cheideu en dus sinds dat oogenblik elk voor zich weer een afzonderlijk „verleden" bekwam. Hoe onder dergelijke omstandigheden in de geschiedenis gezocht moet worden naar den oorsprong en het karakter der vaderlandsliefde, is niet dui delijk. Ik zou nog andere argumenten willen aan voeren. Ik zou spreken van hetgoen de groote mannen van ons volk hebben gedaan en wat zij nog heden doen om den vooruitgang ie bevordereu in kunsten, wetenschappen, en de praktijk des maatschappelijken levens, maar ik vrees, uit die verschansing spoedig te wijken. Er zijn duizenden, die hoegenaamd geen idéé hebben van hetgeeu die voooruit- gang betrekent eu al heel weinig vruchten er van zullen plukken, duizenden, die niettemin, zij het dikwijls onbewust, hun vaderland liefhebben. Laat er maar eeus iemand komen die het aanrandt, en gij zult, wellicht juist in de gelederen dier minder ontwikkelden, een trilling van verontwaar diging zien voortloipeu, die allen bezielt met de begeerte om den aanval af te weren, een begeerte zoo sterk, dat hij zelfs den dood op het slagveld trotseert on in elk goval voor liet zwaarste offer niet terugdeinst. En daar heelt ons oordeel o\er deu artis- ticken of wetenschappelijk en arbeid van tijd genoot en voorz.ial niets nice le maken. Zoo langzamerhand /ouden wij tot de con clusie geraken, dat vaderlandsliefde iets geheel denkbeeldigs is omdat we er eigenlijk geen vasten grondslag voor kunneu vinden on elk argument, waarmede wij haar zouden willen verdedigeD, wordt opgewogen door een ander, dat het onze weer twijfelachtig maakt. Doch - juist het omgekeerde heb ik willen aantoonen. Zij mist den steun vau do logica zij beeft dieu steun niet noodig, omdat zij op zichzelvo slaat. Zij is, eu daarmee uit. Zij maakt een deel uit van de menschelijke ziel, is met ons geboren en sterft oerst als W'jzel en ophouden to zijn Er zijn openbaringen vau het menschelijke, die aan alle redeneering ontsnapp in, en zich slechts vertoouen onder deu drang der nood zakelijkheid Laat eenig oorlogsgevaar dreigen, dan ook zijn zij ter verdediging gereed die een paar dagen vroegor de vaderlandsliefde verklaarden tot een waan, door do opvoeding opgewekt. Dat is zoo niet; zij bestaat, eu de opvoeding, hoe machtig ook, zou niet in staat wezen haar uit te roeien, zelfs wan neer zij opzettelijk daartegen werd gericht; van deu beschaafden mensch. in een beschaaf den staat geboren, en opgegroeid iu hot genot van de voordcelen aan do Staatsgemeonschap verbonden, is zij een onafscheidelijke eigen schap, en minder een zaak van hot verstand dan vau het gevoel. In dit opricht is zij a tu godsdienst verwant. Wij kunnen en moeten haar bij ons zeiven en bij anderen aankweeken, ontwik kelen eu veredelen, haar losmaken van nationale zelfzucht en ijdelheid, zoodat zij een macht wordt die de volken nader tot elkander brengt Hoe meer en beter wij daarin slagen, des te miuder hebben wij be hoefte aan rechtstreeksche bewijzen voor haar noodzakelijkheid. En al zouden we dan ook in een beredeneerd betoog ten haren gun-te te kort schieten, niemand is in staat haar ous te ontne en. Want zij woont iu ons hart, en is daar zóó sterk verschanst, dat de hardnekkigste aanval, van welken bestrijder ook, haur in 't minst niet kan dereD. W.-F. Iu liet Noordwesten der provin cie Utrecht bestaat op verscheidene plaatsen gebrek aan werkkrachten bij den landbouw. Er zijn boeren, die 2 of 3 arbeiders zouden kunnen plaat sen, doch die bun werk zelf moeten vei richten. Fidulis usque ad mortem. DOOR BLACK. 8) 's Avonds tegen 7 uur kwam de oude vrouw, nog eens naar ons zien. Nu streelde zij mij op den kop en noemde mij een goed dier, zij maakte voor Lars een bed gereed in de keuken, op een langen stoel, want hij zeide dat hij de kamer van Karin nog niet bin nen kon treden. Zij bleef bij ons en maakte de boel wat schoon, ook kookte zij water en dwong Lars om een kop koffie te drinken. Toen zij weg ging, bleef Lars nog eerst wat voor de open deur zitten, daarna gingen wij samen naar het boschje waar Karin sliep. Thuis gekomen, ging bij op zijn bed in de keuken liggen en ik ging voor den haard op de mat liggen. Ik weet zeker dat ik in slaap ben gevallen en ook dat de deur dicht was. Toch wandelde ik naar bet boschje en daar zag ik Karin naar mij toekomen niet, zooals zij daar te slapen was gelegd, maar met baar zonnehoed op. Ik was zoo verheugd, zoo blij dat ik haar zag, dat ik ging blaffen en gillen. In eens boorde ik de stem van Lars. «Dollar, Dollar, wat is bet?» «Word wakker jongen.» Ik lag in de keuken en bij stond over mij beengebogen. De keu ken was donker, doch de maan scheen door 't venster vlak op mijn hoofd. Ik keek om mij heen. Van Karin geen spoor. Toch bad ik baar gezien, zij bad tegen mij gepraat en mij ge streeld. Toen ik nogmaals de donkere keuken rondkeek, zag ik niemand dan mijn baas. Ik boorde hem mompelen. «Hij beeft gedroomd, misschien wel van »'t vrouwtje». Later is mij zulks nog meermalen overkomen. Die ont moetingen in den slaap, dat noemen de menschen dus «drooinen». Wat ik nu moet vertellen, doet mij vreeselijk aan. Het berdenken van mijn doorgestane leed is pijnlijk voor mij. Ik zal dus trachten kort te zijn. De brieven lagen nog steeds ongeopend op de tafel, 't Scheen dat Lars ze bad vergeten. Den volgenden morgen vroeg ging hij eerst naar bui ten, de koeien melken, toen naar den stal, altijd door mij gevolgd. Toen ging bij water kooken, de oude vrouw bracht ons juist een brood en legde dit op de tafel neer. «Denk je er wel om, dat bier brieven liggen Lars, zei ze. "Brieven! hé, die had ik ge heel vergeten,» zei bij. Hij opende er een van. Ik zag er een papier uitvallen. Als er iets Wel, bad men mij geleerd, dat op te rap m. Dit wilde ik nu ook doen, doch deze keer was hij mij voor en raapte het zelf op. Ik geloofde mijne ooren niet. Ik heb later leeren begrijpen, dat de woorden die bij toen uitstiet vloeken waren. Toen begreep ik bet nog niet. Behalve van den docter, had ik het nog nooit gehoord. Als woedend nam bij daarop bet papier, frommelde bet in elkander, wierp bet zoo op tafel, onder de hevigste verwenscbingen, terwijl ik hem gedurig hoorde roepen. »Te laat, och God, te laat!» De wanhoop die in dien kreet opge sloten lag te beschrijven, kan ik niet, als bond. Het schijnt dat dit eene der vreeselijkste woorden is die voor de menschen bestaan, de beteekenis daarvan moet verschrikkelijk zijn. 't Moet iets zijn, dat nooit, nooit meer is goed te maken, iets dat pijnigend steeds aan bun hart blijft knagen. Zooveel heb ik van dat woord begre pen. Hij sloeg met zijne vuist op tafel. Hij trapte den stoel om. Hij liep als razend been en weder. Ein delijk zag ik dat bij zichzelven met de vuist voor bet hoofd sloeg. Dit kon ik niet aanzien. Ik begon te huilen. Hij keek mij aan, stond even als besluiteloos stil, Wel toen op een stoel neder en barstte in tranen uit. «Arme Karin, hoorde ik hem zeggen, als dat geld eene maand eerder was gekomen, zoudt gij nu nog leven, dan waren wij nu in Denemarken terug, nu ligt gij daar dooddood. We- derom dat voor mij zoo vreemde woord »dood». 's Avonds ging Lars alleen uit. Ik lag weder in bet boschje op Karin's graf, zoo boorde ik dat noemen. Tegen negen uur kwam bij mij balen en wij zaten weder samen in de eenzame keuken. Den volgenden morgen kwam er een man om de farm te zien. Hij wilde deze met huis, stalling en ver dere gebouwen van Lars overnemen. Ik hoorde toen dat Lars naar Dene marken terug zou keeren. Ik ver wachtte dat bij mij meê zou nemen. Ach, Lars liep als versuft rond. »En wat doe je met dat beest,» zei Zout man, zoo heette de man, op mij wij zende. «Met dien hond, met Dollar, antwoordde Lars, ach ik mag geen hond meenemen, ik reis derde klas. Wilt gij hem hebben, op voorwaarde dat gij hem goed zult behandelen.» Hoeveel moet ik voor hem betalen «Wel niets, doch beloof, ach beloof mij, dat gij goed voor hem zijn zult. Wij hielden zoo veel van hem, en mijne arme Karin» hier kon Lars niet verder spreken. «Nu, antwoordde Zoutman, waarom zou ik bet beest niét goed behandelen. Maar 't is een groote bond, en die beesten lusten nog al wat.» »Je noemt hem Dollar, als ik goed geboord heb?» »Ja, zei Lars terwijl hij mij op mijn kop streelde, bij is zoo verstandig en zoo trouw.» Ik stond er als versteend bij. Lars zou weggaan zonder mij. Hij zou mij alleen achterlaten. Eu bij dien vreemden man, wiens uiter-

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1