NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. Oil Imerika naar Ooiland." Mo. 68. Woensdag 25 Augustus 1897. Zes-en-twintigste jaargang. VËRSCHIJM WOENSDAG EN ZATERDAG. BINNENLAND. BUITENLAND. Feuilleto n. 25) Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Yrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. AD VERTENTIËN: Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Grroote letters en vignetten naar plaatsruimte. H. 11. M. M. de Koninginnen zullen Zaterdag a.s. per trein van 12,18 stadstijd van het Loo vertrek ken voor het bezoek aan Arnhem, waar zij te 1.22 zullen aankomen. II. H. M. M. keeren des avonds tus- schen half zeven en kwart voor zeven per spoor naar het Loo terug. Men schrijft uit Apeldoorn: Hier arriveerden gisteravond, per trein van 8 33 H. H. D. D. II. H. de Vorst en de Vorstin van Waldeck met gevolg, die eenige dagen, als gasten van H. H. M. M. op het paleis Hel Loo zullen vertoeven. Beide Koninginnen waren met ge volg ter begroeting op het perron aanwezig, waar ook de Burgemeester van Apeldoorn tegenwoordig was. De Minister van Buitenlandsche Zaken heeft ter kennis gebracht van het bestuur van den Nederlandschen Wielrijdersbond, dat, blijkens een van den gezant der Fransche Repu bliek ontvangen mededeeling, de leden van den A. N. W. B. voortaan de tot hun gebruik dienende rijwielen, tegen vertooning van een identiteits bewijs, vrijelijk in Frankrijk zullen kunnen binnenvoeren. In de Indische bladen deden ten vorige jare geruchten de ronde, dat ons Indische leger zóó uitgeput zou zijn, dat het eenvoudig onmogelijk was op den in Atjeh ingeslagen weg voort te gaan. Er bestond werkelijk gevaar dat het Indische leger totaal weerloos zou worden. Reeds zijn door den minister van koloniën deze zwartgallige beschou wingen eenigszins weerlegd in zijn antwoord op het verslag der Eerste Kamer over de in Atjeh aan te leggen trambanen. Een afdoende weerlegging is echter nu te vinden in de pas ver schenen vellen van het koloniaal verslag. In het laatst van Maart 1896 werd Toekoe Oemar afvalligalle nadeelige gevolgen van de operatiën in Atjeh voor de kracht onzer legermacht zijn dus in den loop van 1896 het meest gevoeld. Welnu, ziehier eenige cijfers, die aantoonen dat het Indisch leger ten slotte, gedurende het jaar 1896, niet onbelangrijk is vooruitgegaan. De sterkte bedroeg op 31 Dec. 1895; 38,593, op uit0. 1896: 40,195 man. Maar onder dit laatste getal zullen veel zieken, geëvacueerden enz. zijn NTeen, er waren 500 recruten meer, doordien in den loop van 1896 veel Amboineezen waren aangeworven het cijfer der zieken en geëvacueerden was op het einde van '96 nog iets layer dan op uil". 1895 De veldbataljons telden aan voor werkelijken dienst geschikte en beschik bare onderofficieren en manschappen op uit0. 1895: op uit0. 1896: 4848, 4974 Europ. 1669, 1751 Amboin. 5102, 6044inlan. Bij de infanterie in haar geheel steeg het totaal cijfer der hierbedoelde categorie van 24 408 tot 25 296 man. Vooruitgang dus overal. Dat ons leger den strijd nog geruimen tijd zonder buitengewone aanvulling zou kunnen volhouden, was dus omstreeks een jaar geleden zeker maar geen los daarheen geworpen woord van minis ter Bergsma. Tijdens een openluchtmeeting, die Zondag j.l. te Sneek werd gehou den, viel de tribune, waarop tal van personen stonden naar beneden. Om zich tegen den regen te be schutten waren eenige knapen onder de tribune gekropen, waar liet gezel schap zich, inplaats van aan de stich telijke woorden boven hen alle aan dacht te wijden, bezig hield met 't leggen van een kaartje. Pas was het ongeluk gebeurd, of de kaartspelers vonden nog juist den tijd de plaat te poetsen. Maar zes jongelui werden kort daarna in deer- niswaardigen toestand weggedragen. Twee jongens waren geducht aan 't achterhoofd gewond, een ander had een been gebroken, een vierde was bijna plat geknepen, zoodat hij haast onkenbaar was. Drie doctoren belastten zich met de behandeling der patiënten, die hoogst waarschijnlijk 't leven er zul len afbrengen. De kleine Jacob Keijzer, lang 82 c.M., die voor deze Christelijke meeting als reclame dienst moest doen, benevens al de anderen op de tribune, kwamen niet den schrik vrij. Uit Friesland schrijft men Het buitengewoon regenachtige weder der laatste dagen is zeer na- deelig voor de aardappelvrucht in de Zevenwouden (Fr.) Heerscht de ziekte reeds vrij erg in de vroegrijpe soorten, liet wordt er niet beter op, nu ook de latere soorten reeds de ziekte vertoonen. Dit vorschijnsel mag treurig worden genoemd, omdat de oogst juist een goed beschot zou opleveren van vele perceeleri zal de opbrengst niet minder zijn dan een korf ('li H.L.) uit de roede, waarvan er 690 in de hectare zijn. Blijft het regenachtige weder aanhouden, dan ziet het er met den oogst ongunstig uit en zou het wel eens kunnen gaan als met de vroegrijpe soorten, waarvan sommige liet rooien niet waard zijn. Bedroefde erfgenamen toonden zich gistermorgen de neven en nichten van een voor eenige dagen gestorven weduwe te Utrecht. Reeds te negen uur begon men te twisten en te redekavelen over de erfenis. De overledene had bij testamentaire be schikking aan den een meer toebe dacht dan aan den ander, waardoor ontevredenheid ontstaan was. Deze liep ten laatste zoo hoog, dat men na de begrafenis, te ongeveer half drie uur, aan het vechten geraakte, waarbij de noodige klappen niet ontbraken. Ook aan kijklustigen was geen gebrek. 't Is voor menigeen wellicht niet onaardig te weten hoe 't verhaal om trent de reeds zooveel besproken en vermeende gevonden schat bestaande uit oude gouden munten, onlangs bij hetopiuimen van den grooten steen in de Zuiderzee nabij Harderwijk, in de wereld is gekomen. Dienaangaande leest men in de Zw. Cl. liet volgende. Ziehier de toedracht der zaak. Op een van de warme dagen in 't begin dezer maand gaf de visscher M. aan zijn zoon den last, om de kachel, die aan boord was en dient tot verwar ming en toebereiding van het mid dagmaal, van boord te verwijderen, omdat de wijze van verwarming hem bij de hooge temperatuur te benauwd was. Alvorens aan dien last te voldoen heeft de jongen toen dat voorwerp opgepoetst en in een zak gewikkeld toen hij het nu bij aankomst aan den wal op een kruiwagen huiswaarts wilde brengen, vroeg een van de daar aan wezige leegloopers »wat hij daar wel had," waarop het gekscherend ant woord luiddennu, dat is een stuk van groote waarde." Dit gezegde, rijk geïllustreerd, deed weldra de rondte door den visscheis- hoek en bereikte ook het brein van den goedgeloovigen nieuwtjesjager, die het met kleuren en geuren, zonder nader onderzoek, de wereld inzond." Uit Berlijn wordt aan de Hamb. Correspondent geschreven, dat men daar in regeeringskringen overtuigd is, dat de benoeming van den heer Von Bülow tot staatssecretaris van buitenlandsche zaken eerstdaags zal geschieden. De omstandigheid, dat de keizer op zijne reis naar Peters- burg en terug den gezant in zijne onmiddellijke nabijheid hield, is eene aanwijzing, dat daarmóde een nau were omgang en eene vertrouwelijke wisseling van gedachten werd ingeleid. Mot de benoeming van den gezant Von Bülow tot staatssecretaris van het departement van buitenlandsche zaken zou de crisis, die in de maand Juni ontstond in de hoogste rijksbe trekkingen, beëindigd zijn. in Engeland begint men zich ein delijk ongerust te maken over de woelingen in Voor-Indië en de Engel- sclie regeering schijnt in te zien, dat de toestand er ernstiger is, dan ze aanvankelijk wilde bekennen. Voort durend worden er troepen naar de noordwestelijke grenzen gezonden, er zijn twee nieuwe brigades van 10.600 man gevormd, de verloven van in Engeland vertoevende officieren wor den ingetrokken en 21 officieren van gezondheid hebben last gekregen zich naar Indië te begeven. Of de Emir van Afghanistan wer kelijk de hand heeft m de opstanden, is wel aan te nemen, doch nog niet uitgemaakt. In elk geval hebben oproerige benden zich op Afghaansch grondgebied verzameld, wat door de overheden oogluikend toegelaten is, en hebben Afghaansclie soldaten met en zonder uniform deelgenomen aan den aanval op het fort Schabkadr. De Afghaansche bevelhebber te Jella- labad, Gholam Haider, heeft zelfs niets gedaan om hen terug te houden en moet in verstandhouding staan met den „gekken Mollah," die de oproerlingen aanvoert. Hoe 't zei, de Emir van Afghani stan heeft een firman uitgevaardigd, waarbij hij zijn onderdanen verbiedt zich bij de opstandelingen te voegen. Ook heeft de Afghaansche bevelheb ber Van Khott betel gekregen alle Afghanen te straflen, die zich nog schuldig maken aan het rooven van kameelen, welke tot de Engelsche expeditie behooren. Het is niettemin een feit, dat de Fidelis usque ad mortem. DOOR BLACK. Middelerwijl ging het discours druk voort onder de Heereu, er werd nu iets voorgedragen dat Stoltz vertaald had naar Byron. Ik luisterde er uiet aandacht naar. Hij had een monument opgericht voor zijn hond, en door het vers, dat hij op dat dier maakte is hij, meen ik onsterfelijk geworden. Toen vertelde een ander een geval van een hondje in Wales, voor wie ook een grafmonument was opgericht te He well yn. Daar ging in een stren gen winter een reiziger te voet van de eene stad naar eene andere plaats. Zijn tocht ging over bergen heen langs afgronden. De sneeuw lag zeer hoog en hij viel in een afgrond en kwam daar om. In de lente vond men daar zijn geraamte, en daarne vens zijn bijna tot een geraamte uit geteerd hondje. Ik vond dat ook zeer treffend. Hector was er ook zeer door aangedaan. Nu komt er weer iets, dat men tot mijn nadeel kan uitleggen, als men er kwaad in wil zoeken. Mijn meester was gewend, als hij de courant, soms ook wel 't een of ander boek las, om dan zoo onbemerkt eventjes in te dommelen, zooals men dat noemt, zoo eventjes een uiltje te knappen. Dit deed hij dan gewoonlijk zoo slim dat niemand er iets van merkte. De cou rant bleef hij dan in de hand houden even als of hij er in las. In 't begin, als ik dit zag, werd ik er altijd eenigs zins akelig van. Als ik hem dan zoo doodstil zag zitten in zijn stoel, be greep ik niet dat hij eventjes was ingesluimerd, dan deed hij mij altijd aan Karin denken hoe ik die even stil had zien slapen en hoe die nim mer meer ontwaakt was. Dan sprong ik zacht kreunend tegen hem op waar op hij dan dadelijk ontwaakte, srms lekte ik even zijne hand of raakte met mijn poot even zijn knie aan, dan zag ik zijne oogen opengaan en naar mij kijken. Ik was er dus reeds aan gewend, omdat hij het gedurig deed. Nu nam mijn meester mij op zekeren Zaterdagmorgen mede, dan is het markt te L Wij gingen eerst naar de bloemmarkt toen naai de kippenmarkt. Ach, daar zag ik karren staan, waarnaast heel magere afgebeulde honden lagen. Als ik mijn toestand eens met de hunne vergeleek, wat had ik dan toch een heerlijk le ven, ik besefte dat nu pas, als ik zoo eens in de wereld rondkeek en zag hoe andere honden het wel hadden. Ik was geheel vervuld van dankbaar heid jegens mijn meester. Hij hield even stil voor een korf vol mooie jonge kippen en begon met een boer over den prijs daarvan te onderhandelen. Wij stonden stil vlak bij eene kar, waarvoor twee magere zeer kleine honden lagen, zij zagen er zeer vermoeid uit, de tong hing hen uit den bek. «Twee oude juf frouwen stonden er hij stil. »Ach, wat zien die dieren er uit, hoe uitge hongerd, hoe ellendig zei de eene." »De andere zei niets, doch stapte een bakkerswinkel binnen op den hoek van eene steeg daar, zij kwam er uit met een roggebrood aan stukken gesneden en begon daarmeê de honden te voe deren. Eerst bleef er één jongen stilstaan, om er naar te kijken, daarna nog twee jongens, toen kwam er een man aan- loopen, die vroeg wat of daar ge beurde. Een juffrouw die de honden roggebrood geeft, antwoordde een boer die er ook hij kwam staan. Wat zeg je antwoordde eene vrouw, geeft ze de honden te eten, zou ze voor de menschen ook even goed zijn. "Juf- trouw riep ze uit pas op dat ze je niet in de vingers bijten. Ik zou zoo'n vreemden hond niet vertrouwen. "Eeu hond dien men wel doet, bijt niet, dat doen alleen de menschen, ant woordde de juffrouw kalm, terwijl zij voortging de honden stukken rogge- 1 brood te geven. "Hoor je wat dat mensch zegt, zei een andere vrouw, wat eeu mal wijf." Ik keek die vrouw i eens aan en had grooten lust haar te bijten. »Mal wijf, noemde ze haar. De j juffrouw was armoedig gekleed, ze droeg eeu blauwen bril, in de oogeu der menschen was zij misschien lee- lijk, maar ik vond ze mooi, zoo als ze daar stond en daar die ellendige houden te eten gaf. "'t Mensch heeft waarachtig gelijk zei een boer, dat heb ik ondervonden.» O zei eene vrouw tot een ander mensch als ik je daar van wou vertellen, van de ondank baarheid der menschen, dan kon ik wel tot morgen voortgaan, "Juffrouw zeide mijn meester die opmerking van u is ongelukkig maar al te waar.» »Kom Black,» terwijl hij mij aan mijn halsband trok om verder te gaan. YVij stapten een koffiehuis binnen dat ge heel gevuld was met menschen van buiten. Mijn baas ging aan een tafel tje in een hoek der zaal zitten, en ging de courant lezen. Eerst deed hij mij mijn muilkorf af, want ik mocht nooit zonder uitgaan. Ik ging naast hem liggen. En vol over die opmer king van de juffrouw o\er de slecht heid der menschen, sluimerde ik in. Zoo iets had ik nu nooit achter hen gezocht, dat moet ik bekennen. Mijn meester was zoo als meer gebeurde zoo langzaam ingesluimerd onder 't lezen der courant. Ik zag een kell- ner die langzaam naar mijn meester toekwam. Ik begon op te letten. Mijn

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1