JMIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. No. 87. Zaterdag 30 Oetober 1897. Zes-en-twiiitigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG WONING-TOESTANDEN. FEUILLETON. Toch gevonden! 2) oura ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzondert ij ke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Telkens als ik een verhaal lees van een ongelukkig gezin, dat, wegens het niet betalen van huur uit zijn huisje gezet, een korteren of lange- ren tijd onder den blooten hemel moet logeeren en, zooals men zich herrinneren zal, verschijnen der gelijke histories nogal eens in de couranten, komt er een gevoel van ergernis bij mij op. Niet vanwege het feit dat er in onze hedendaagsclie, beschaafde maat schappij lieden zijn, die niet zóóveel middelen bezitten dat zij zoo'n be trekkelijk gering sommetje niet gere geld wekelijks kunnen bijeenbrengen dat is wel bedroevend, maar het kan ons niet nijdig maken. Er zijn helaas! zooveel gelegenheden die ons in slaat stellen een blik te slaan in die wereld van ellende en ontbering, waarin een gedeelte der menschheid gedoemd is zijn treurig bestaan voort te slepen Bovendien weten wij volstrekt niet, of er bij zoo'n geval onmacht of onwil in het spel is; menigeen, die tijde lijk het dak boven zijn hoofd moet missen, heeft dit te wijten aan eigen gebrek aan voorzorg, wat voor hem de zaak nog erger maakt. Ook is het niet de huisbaas", op wiens schouders de zwijgende mani festatie van onzen tooin nederkomt. Zeker, het is erg hard een tiuisgezin met jonge kinderen op straat te zet ten, en diegenen mijner lezers, die nooitin deze noodzakelijkheid gekomen zijn omdat zij niet tot de bezitters van spanden" behooren, mogen wel van geluk spreken. Des huisbazen pad is dikwijls met scherpe steenen bezaaid en met puntige doornen be groeid Want heb maar eens huur ders, die het eenvoudig vertikken om te betalen of die geen centen hebben, week aan week en maand aan maand, en die op eiken vorm van aanmaning niets anders weten te zeggen dan: Ik heb het niet! Ge kunt daar toch niet in berusten onder toepassing van het evangelisch voorschrift hetwelk den eigenaar van twee mantels aanraadt er één te geven dengene, die er geen heeft Eenmaal komt er aan het rekbaarst geduld een eind, en dan volgt uitzet ting. Wat mij bij zulke dingen hindert is het vertoon, dat er van gemaakt wordt. De dakloozen «huizen" daar, op den openbaren weg inet hun arm zalig zoodje zoogenaamde meubelen, dat nauwelijks waard is aan brand hout te worden geslagen des nachts kruipen zij op of onder een kreupe len tafel, overdag zitten zij te kijk. Nu en dan wordt hun een aalmoes toegestopt, daar leven zij van. De correspondent van de courant is er nog het best aan toe, die ver dient er wat aan. Er zijn ook belang- looze medewerkers, die in een inge zonden stuk hun ergernis blootleggen Aanvankelijk schijnt de overheid er rnets aan te kunnen doen men laat de stakkerds waar zij zijn in de hoop waarschijnlijk dat zij het spoediger moede zullen worden dan gewoon. Doch zij houden liet langer vol dan verwacht werd, en om aan het schandaal een eind te maken, worden zij ten slotte door het plaatselijk armbestuur toch ergens ondergebracht. Waarom dan daar maar niet mee begonnen? Zelfs de meest verstokte aanhanger van het oude begrip, dat armverzor ging vanwege de burgelijke gemeen te de grens van politiezorg niet mag overschrijden, zal toch moeten erken nen dat die grens bereikt is, wanneer een familie als zigeuners op de straat kampeert, zonder tent wel te verstaan. Als die lui wat gingen stelen zoodra zij uit hun woning verdreven waren zou men hen toch onder dak moeten brengen, en boven dien was de justitie dan nog genood zaakt voor de bewaring van hun «in boedel" de noodige maatregelen te nemen. Ja maar, en daar zit, [geloof ik, de knoop, dan zou het een en ander geschieden op kosten van het rijk, terwijl, zoolang de menschen eerlijk blijven, de gemeen te moet opdraaien Van deze bijzondere soort van dakloozen tot de ontzettend groote klasse dergenen, die in een akelig, ongezond krotje moeten «leven", is de overgang niet groot. Het aantal der eersten is betrekkelijk gering, en men zou kunnen volstaan met in de steden een enkil verblijf voor hen beschikbaar te houden totdat de hulp van menschenvriendeneenig lichtzon gebracht hebben in hun zwarte duis ternis. Maar wie zal het middel aan wijzen, waardoor in den ergsten nood dier vele honderden, wier woning den naam van hok ter nauwernood verdient, kan worden voorzien. Van alle maatschappelijke vraagstuk ken, die ons beletten met een gerust hart de toekomst-te gcmo°t. to gaan, is dit wel het meest dringende. Ach, het leven is zoo kort, kunnen wij liet met gelatenheid aanzien, dat zoovele onzer medemensclien de span ne tijds, die er ligt tusschen komen en verdwijnen, doorbrengen in een omgeving waaraan alle denkbeeld van behagelijkheid vreemd is? Men zegge niet dat die lieden er zich in schikken, want juist dat is het vree- selijke van den toestand, en dooi er u op te beroepen erkent gij te vens, dat er menschen zijn, die door omstandigheden, voor welker voort during heel de maatschappij verant woordelijk is gehouden worden beneden het peil, waar het eigenlijk mensch-zijn begint, Ook wordt maar al te veel gebruik gemaakt van zeker vermeend recht om het argument van «eigen schuld" te berde te brengen; eerst dan wanneer de tekortkomingen van ben die den maatschappelijke!! wel stand en de hedendaagsche beschaving vertegenwoordigen, geheel zijn te niet gedaan, kan de vraag, wat aan die anderen ontbreekt, met ernst over wogen worden. In de meeste gemeenten zijn de gezagbebbenden niet op de hoogte van den toestand. De voor eenige jaren gehouden algemeene enquête heeft veel aan liet licht gebracht, en de toen verkregen kennis is niet zonder vrucht geblevenhier en daar zijn werkelijk eenige maatregelen geno men om de ergerlijkste misstanden te doen verdwijnen. Doch die bewe ring wordt niet krachtig doorgevoerd, Zij moest toenemen, en ze dreigt te verflauwenliet toen wakker ge schudde volksgeweten moest met luider stemme zich doen liooren, en het laat zich, zoodra er maar iets gedaan is, te spoedig tot zwijgen brengen Overal behoorden gezondheids commissiën in de weer te zijn, om de slechte woningen aan te wijzen en de eigenaars dier krotten zou men niet met rust mogen laten, vóór zij ze zoo hebben ingericht dat de .uenschen er in kunnen leven. Er is in de openbare besprekingen over dat onderwerp een nieuw ele ment gekomen. Tot mijn wezenlijke verrassing doen zich stemmen verne men, die van deernis met de eigen- naars getuigen. De onbewoonbaar- verklaring, waartoe de wet den ge meentebesturen de bevoegdheid toe kent, en die in sommige plaatsen met succès is toegepast, wordt een harde maatregel genoemd, voor welke een tegemoetkomende houding op billijk- heidsgronden wordt bepleit. Er zijn bijvoorbeeld van die eigenaars, wier levensonderhoud geheel afhankelijk is van de verhuring hunner huisjes; door hun die verhuring te beletten ontneemt men hun het brood. Als iemand in Amsterdam en in tal van andere steden beproefde, vleesch te verkoopen dat schadelijk is voor de gezondheid, en hij wordt betrapt, dan ontneemt men hem zijn eigendom om het te vernietigen. Scha deloosstelling krijgt hij niet. Niemand vraagt, of hij ook altemet in de handel met die soort van «eetwaar" zijn bestaan meende te moeten zoeken men ontzegt hem eenvoudig het recht en beneemt hem de gelegenheid, zijn medeburgers kwaad te doen. Even min wordt de vraag in overweging genomen of er ook misschien menschen zijn, die, wanneer zij niet voor een klein prijsje bedorven vleesch kunnen koopen, in 't geheel geen vleesch zullen bekomen. Een dergelijke gedachtengang is op de slechte woningen van toepassing. Wie er zijn kapitaaltje in steekt moet de gevolgen van zijn onvoor zichtigheid om geen harder woord te gebruiken, maar afwachten geen meewarigheidsgronden mogen hem veroorloven, de gezondheid zijner onvermogende medeburgers in gevaar te brengen. Eigenlijk is hij er nog beter aan toe dan de vleeschverkooper van zoo even wat hij aanbiedt wordt, bij ondeugdelijk-bevinding, niet ver nietigd men laat hem de gelegen heid, bet in goeden staat te brengen. Heeft mj getu geld daarvoor, dan kan hij zijn «pand" verkoopci. iemand die wèl in staat is voor ver betering te zorgen. Reeds onder de tegenwoordige wetgeving kan veel gedaan worden om het kwaad te beperken. Vindt de gemeentelijke bouwpolitie een huisje ongeschikt ter bewoning, dan treedt zij eerst in bespreking met den eigenaar, om van hem gedaan te krijgen dat hij binnen een bepaal den termijn de door haar aan te wijzen veranderingen aanbrengt. Wordt daaraan niet voldaan, dan gaat er een schrijven naar Burge meester en Wethouders. Deze bren gen de zaak in den gemeenteraad, en stellen voor een commissie van onder zoek te benoemen om binnen een maand te rapporteeren. Zoo dit rapport ongunstig luidt, dan besluit de Raad tot onbewoonbaarverklaring met bevel tot ontruiming. Wel is hiermede de zaak niet opgelost, doch in verreweg de meeste gevallen komt zij toch tot oplossing. De eigenaar zal zich liever in het onver mijdelijke schikken, dan zijn bezitting voortaan waardeloos te laten liggen. Oorspronkelijke novelle DOOK MAARTEN VAN 't STICHT. Levenslustig en vroolijk van aard, zou zij, onder de leiding en zorg van haren vader, met zijn vroolijk en echt liefhebbend hart, tot een dartele wildzang opgegroeid zijn, nu had des levens ernst zijnen stempel reeds op haar, met zwart golvend haar om strengeld voorhoofd gedrukt, en met een diepernstig waas haar geheele persoonlijkheid overtogen. Of zij hare moeder niet liefhad? o zeker ze had haar lief als het beste wat ze op de wereld bezat, en trachtte haar zooveel mogelijk te doen verge ten, dat hun beider leven niet was, wat het kunnen zijnMaar diep in haar hart bewaarde zij nog de kinder lijke liefde voor de nagedachtenis haars vaders, en dikwerf, als ze zijn beelte nis aanschouwde, die boven de door hem in zijn leven gebruikte schrijf tafel hing, parelde een traan in haar donker oog, en ze weende bij de gedach te h o e haar leven had kunnen zijn, en hoe wreed, hoe nameloos wreed en pijnigend het voor haar j ong gemoed nu was! Mevrouw de Wed. Kleinbole bemerk te van dat alles niets I Misschien had ze er ook geen tijd voor, want, al is het waar dat ze van het pensioentje haar toegelegd, misschien zou hebben kunnen rondkomen, zonder meer ze had het noodig geacht haar inkom sten te vermeerderen, door een gedeel te van het huis, dat ze te D. betrok ken had, te verhuren. En de jong- geman die zijn apartement hoven had geregeld thuis kwam om te dineeren en te soupeeren, vereischte zorgen, had alles noodig en nam daarom een groot deel van den tijd der weduwe in beslag, daar ze alles van de don kerste zijde zag en alles zwaarder opnam dan iemand anders, lieten haar «zorgen" haar geen tijd om op te merken wat bijna iedereen, die Marie gadesloeg, vrij duidelijk was I Zelfs de dienstbode, een meisje van een goede twintig jaar en dartel als de meeste dienstboden, kom somtijds niet nalaten, de «jonge juffrouw" met een meewarigen blik aan te zien, als ze bemerkte, hoe Marie's liefde voor haar moeder deze volkomen koud en onverschillig liet. Zoo kreeg mevrouw de Wed. Kleinbole na eenigen tij donder haar kennissen, en in gansch den praatkring eener kleine stad, mede door de mededeelzaamheid van Anna de meid, geen al te goeden naam. Dan bleef de een, dan weer een ander weg, en die maar een eenigszins verschoon bare reden had, vermeed haar huis zooveel mogelijk. De zelfzuchtige natuur dezer vrouw maakte haar omgeving doodsch en deed haar als 't ware ver- stijvenden adem op alles neerstrijken. Nog regende het, en nog steeds zat mevrouw de weduwe Kleinbole onbeweeglijk voor haar tuinvenster. Het tuintje zag er, verwaarloosd als het was, onprettig uit, hetwelk te meer uitkwam, wijl in een der hoeken zich een fraaie rozenboom verhief, die blijkbaar een goede verzorging genoot. Doch overigens dekte geen kiezelzand de kleine ruimte, waar geen gras groeide, zoodat de regen van het grootste gedeelte een modderpoel had gemaakt. Hier en daar schoot het gras ongelijk op, en een tweetal spar- reboomen stond mistroostig in een hoek. Hier ontbrak de hand, die regel aanbrengen kon, maar en dit was juist wat de weduwe het meest ergerde er ontbrak ook het noo dige om van een woestenij al is die ook nog zoo klein een even kleinen lusthof te maken. De rozen- boom, die door haar dochter met liefde werd verzorgd, was volgens haar een sta in den weg en een ergernis, omdat die haar herin nerde aan de goede dagen toen haar man nog leefde, en hij den tuinman de zorg voor zijn grooten bloemhof opdroeg. Yoor haar zouden die goede onbe kommerde dagen van weleer nimmer meer aanbreken; voor haar had de gelukszon voor altijd uitgeschenen, en niemand was er die zich om haar bekommerde. Marie? Wel neenI Zij was immers als alle j onge meisj es slechts denkend aan een mooie japon, ofaan zoo'n simpelen rozeboom ofvul zelf in, lezeres, waaraan een jong-meisjeshart nog meer aan dacht schenken kan. En toen dit der peinzende weduwe plotseling in de gedachte kwam, stond haar denkvermogen bij dit punt een oogenblik stil dddr was iets, daar kreeg zij een gedachte, die haar reeds wegsmeulend vuurtje van hoop plotseling weer deed opleven, zoodat het wild, maar onmerkbaar voor ande ren, opsloeg tot een laaie vlam Haar dochter moest een goed huwelijk doen! Dat was de eenige weg om weder terug te kunnen keeren tot den ouden gang van zaken, tot een leven zonder zooveel beslommeringen en zorgen als die haar thans drukten. Een goed huwelijk voor Marie hoe dom dat ze er niet eer aan ge dacht had I Maar nu wilde ze haar verzuim goedmaken, ze wilde trachten weer gelukkig te zijn, en tot dat ge- luk moest Marie de brug zijn. I De stap, die op de met een looper j bedekte trap der kamers boven, klonk, leidde haar gedachten in 't minst niet 1 af. Ze wist, wie daar naar boven ging, ze wist, dat 't niemand anders was, dan mijnheer Hooper, de jonge advocaat, die haar kamers bewoonde.

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1897 | | pagina 1