NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
No. 89.
Zaterdag 6 November 1897.
Zes-en-twintigste jaargang.
VEIISCHIJAT WOENSDAG E.\ ZATERDAG
Verplichte Sclioolveriaöeriup.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Toch gevonden!
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per
3 mianden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzondert ij ke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever (i. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wat schoolvergaderingen zijn is
wel in de schoolwereld, maai lang
niet algemeen bekend, en daarom
achten wij liet tot onze roeping ie
behooren, aan liet dool van die nut
tige instelling meerdere bekendheid
te geven.
Artikel 21 der wet van 17 Augus
tus 1878 Staatsblad nu. 127) tot
regeling van het lager onderwijs,
luidt»De regeling van de school
tijden en van de vacantiën, de vast
stelling van het leerplan en van de
bij het onderwijs te gebruiken boe
ken en de verdeeling van de school
in klassen, geschieden door het hoofd
der school en, zoo de regeling voor
meerdere scholen gelijkelijk werkt,
door de hoofden dier scholen gezamen
lijk, onder goedkeuring van burge
meester en wethouders en van den
districts schoolopziener.
Bij verschil tusschen burgemeester
en wethouders en den districts
schoolopziener beslist Onze Minister,
die met de uitvoering dezer wet be
last is."
Zooals men ziet is bij de wet de
regeling van alles wat de school be
treft opgedragen aan het hoofd alleen,
die naar eigen oordeel dat alles kan
uitvoeren, behoudens het toezicht
der door boven hem geplaatste auto
riteiten. Aan niemand andere is hij
gehouden diens meening te vragen
ointreni het hoogste of geringste be
lang de school betreffende.
De aan de school verbonden onder
wijzers en onderwijzeressen hebben
dus, naar de wet, geen stem in het
kapittel en zijn verplicht alle bevelen
van het hoofd op te volgen, ook
wanneer die met de belangen van het
onderwijs in strijd zijn.
Reeds lang is men tot de overtui
ging gekomen dat deze bepaling
absurd moet worden geacht, en,
aangezien eene wijziging van de wet
op dit punt niet zoo gemakkelijk is
te verkrijgen, heeft men beproefd aan
het nadeel van deze met de beiau-
gen van bel onderwijs soms zóó zeer
strijdige bepaling tegemoet te komen,
en wel door het invoeren van school
vergaderingen vergaderingen van het
hoofd der school met de daaraan
verbonden onderwijzers. Enkele hoof
den van scholen voerden die ver
gaderingen in, zonder daartoe door het
personeel te zijn aangezocht, anderen
gaven gehoor aan het daartoe strek
kend verzoek van de onder hen werk
zaam zijnde onderwijzers, doch weer
andere hoofden zagen daarin eene
poging om de autocratie, de alleen-
huersching, die de wet hen waarborgt,
aanterariden, en wilden van school
vergaderingen niets weten.
Zooals elke andere goede zaak,
vond ook deze een groot aantal voor
standers, en nu is er eene beweging
onder de onderwijzers, geen hoofd
der school ontslaan om vverplichte"
schoolvergaderingen intevoeren, in.
a. w. dat door het gemeentebestuur
aan het hoofd, bij verordening, de
verplichting zal worden opgelegd, om
op zekere tijdstippen in het jaar met
het aan zijn school verbonden perso
neel te vergaderen, en daar de belan
gen van liet onderwijs, van leerlingen
en onderwijzers door bespreking te
behartigen. Dat scheen wel wat veel
gevergd, anderzijds werd zoodanig
voorschrift m strijd geacht met de
wet, terwijl anderzijds dat verlangen
van de onderwijzers werd beschouwd
als een poging om «den baas te
spelen."
Beide bezwaren missen wettelijken
en redelijken grond. Zutphen vaardigde
onlangs zoodanig voorschrift uit, doch
de burgemeester, de verordening in
strijd met de wet achtende, maakte
gebruik van de hem bij art. 70 dei-
gemeentewet verleende bevoegdheid,
voerde 'sraads besluit daarom met
uit en droeg het ter vernietiging aan
de Regeertng voor.
De minister van binnenl. zaken
heeft echter den burgemeester van
Zutphen medegedeeld, dat hij geene
termen aanwezig acht om liet besluit
van drn raad dier gemeente van 7
September jl. tot instelling van school
vergaderingen aan de Koningin, we
gens strijd met de wet, ter vernietiging
voor te dragen. Volgens den minister
wordt op geen ongeoorloofde wijze
beslag gelegd op den vrijen tijd \an
de onderwijzers, evenmin als zulks het
geval is in een voorschrift voor de
onderwijzers oin eenigen tijd voor den
aanvang der school lat is hinten
den tijd waarin zij hunne wettelijke
taak vervullen - ter bevordering der
goede orde, in de schoollokalen aan
wezig te zijn Voorts wordt volgens
den minister, aeen inbreuk gemaakt
op de zelfstandigheid van het hoofd
der school, aangezien aan de besluiten
der vergadering geen bindende kracht
wordt toegekend
Wettelijk bezwaar bestaat alzoo
tegen de invoering van «verplichte"
schoolvergaderingen niet Blijft nog
over het hersenschimmige bezwaar,
dat liet de onderwijzers te doen zou
zijn om vden baas te spelen." Aller
minst wordt dal door hen beoogd
met hun verzoek. Het is hen alleen
te doen om meer in het belang van
liet onderwijs werkzaam te zijn dan
zij thans kunnen wezen, en zulks met
opoffering van hun vrijen tijd, doch
ook met de zuchi ieder ontwik
keld man eigen om zooal geen
beslissende slem te hebben over den
gang van zaken, toch in de gelegen
heid te zijn, zijn oordeel hetwelk hij
over hetgeen hij bij het vervullen van
zijn taak over dien gang va" zaken,
zich vormt, te kunnen uitspreken, en
van ambtsbroeders hunne meerling
over de zaken te kunnen liooren Eii
waar kan dat beter geschieden dan
op eene vergadering, waar het ge
heele personeel aan de school ver
bonden tezamen is? En waar en op
welke wij/e kan liet belang van de
school beter worden behartigd dan
daar? De leerlingen, de leerstof, enz.
kan en moeten daar worden bespro
ken. Het belang van den leerling
in de eeiste plaats brengt mede, dat
de onderwijzer in wiens klasse hij
overgaat, hem kent, weet wat er in
zit. van heigeen hij onkundig blijft
als niet de onderwijzer van wiens
klasse hij nog deel uitmaakt, iu de ge
legenheid is daaromtrent met zijne col
lega's te spreken. Wat de keuze van de
leermiddelen betreft: deze zal tocli
zeker wel bet geschiktst kunnen ge
schieden »in gemeen overleg" en kan
dan niet anders dan de school zeer
ten goede kornen.
Vooral ook de verschillende me
thodes van onderwijs kunnen daar van
alle zijden worden bekeken, en zóó
zal zeker zij, die de beste is gebleken
te zijn, worden ingevoerd. Dooi'
schoolvergaderingen wordt nog meer
verkregen. De onderlinge waardeering
van persoon en meeiiingen wordt er-
zeer door bevorderd, en het bij den
onderwijzer zoo noodige gevoel van
eigenwaarde opgewekt of verhoogd.
Tegen de invoering van i>verplichte"
schoolvergaderingen kan, dunkt ons,
geen enkel schoolhoofd die hel belang
zijner school boven autocratie stelt,
gekant zijn. Het houden van school
vergaderingen kan hem zijn veelom
vattende taak zeer verlichten en het
dragen der verantwoordelijkheid ge
makkelijk maken. En ieder gemeente
bestuur dat «verplichte" schoolver
gaderingen invoert, zal daardoor
zichzelf in staat stellen met meer
kracht dan thans het belang van het
onderwijs, de volkszaak bij uitnemend
heid, te kunnen behartigen, liet
moet toch boven eiken redelijken
twijfel worden geacht, dat een ge
meentebestuur meer waarde zal hech
ten aan een advies van eene vergadering
uit zaakkundige mannen bestaande,
dan aan dat van een enkel persoon,
ook al is hij nog zóó bekwaam
en geschikt voor zijne betrekking te
achten. Zooals de «verplichte" school
vergaderingen door de onderwijzers
w orden gevraagd, voere men ze in
niet als beslissende, maar als advisee-
rende colleges. Het hoofd der school
blijft, zooals de onderwijzers de zaak
willen geregeld zien vrij om volgens
het advies van de schoolvergadering
te handelen, doch bij afwijking ver
plicht in het jaarverslag betredende
de school, aan B. en W. de redenen
dier afwijking op te geven.
In Frankrijk staat tegenwoordig
op den voorgiond de vraag, of
Dreyfus schuldig is of niet. Daar
over maakt men zich warmer zelfs
dan over Crispi's brief in de Nineteenth
Century. De Fransche bladen zijn
er in de eerste plaats vol van. Som
mige halen natuurlijk de geschiedenis
van voren af op. Toch zijn ze het
over hetgeen er voor drie jaar ge
beurd is, niet alle eens. De historie
is dan ook zeer verward en zeer
geheimzinnig.
Op twee documenten, zoo wordt
rij algemeen beweerd, steunde de
aanklacht tegen Dreyfus. Het eene,
een schrijven zonder adres en zonder
onderteekening, meldt de verzending
van vijf geheime militaire stukken.
Vijf deskundigen beraadslaagden er
over, of de ongeteekeiide brief van
de hand van Dreytus was; drie ver
klaarden van wel, het antwoord van
twee luidde ontkennend; verzwegen
mag hierbij niet worden, dal één
der vóórslemmers later als onbetrouw
baar moest worden uitgesloten van
de jury!
Intusschen werd nóch aan den be-
scbuligde, noch aan diens verdediger
meegedeeld, boe het document in
handen der autoriteiten was gekomen.
Toen de rechters op grond van dit
bewijsstuk niet de overtuiging ont
vingen wat men na het boven
tei haalde nog al begrijpelijk kan
.inden dat Dreyfus schuldig was,
liet men hun de fotografische afbeel-
ling zien van het tweede document,
een brief naar het heette, geschreven
door den Duitschen militairen attaché
te Parijs lan zijn Italiaanschen collega.
Oorspronkelijke novelle
DOOE
MAARTEN VAN 't STICHT.
1)
Aan wie beter, dan aan baar, die,
in schijn bet welzijn van baar kind
bepleitende, inderdaad alleen dacht
om het voordeel, dat een verbintenis
van Marie met mijnbeer Hooper baar
zelf brengen kon aan het onbe
zorgde leven, dat ze tegemoet ging,
want, al was baar bovenbewoner niet
rijk, zóóveel bad ze wel opgemerkt,
dat hij uit geen bekrompen beurs
leefde. En bovendien een advokaat
tot schoonzoon
En Marie
Haar teervoelend hart had, reeds
vroeger misschien dan haar moeder
opgemerkt hoe de houding van mijn
heer Hooper ten baren opzichte ver
anderd was. Ze gevoelde bet, dat hij
baar met meer dan gewone opmerk
zaamheid gedesloeg, haar met meer
vriendelijkheid, dan de uiterlijke be
leefdheidsvormen vereischten, behan
delde. Of ze harerzijds hem weder-
keerig liefhad? Zeker neen, althans
niet toen haar moeder haar eerst zijde
lings, daarna rechtstreeks, over dit
onderwerp sprak.
Wat was het dan dat haar bewoog,
om haar toestemming te geven tot
een onderhoud tusschen haar en mijn
heer Hooper? Wat dreef haar het
jawoord uit te spreken, toen hij haar
de vraag deed, die voor haar leven
beslissend zou zijn? Ze wist het mis
schien zelve niet neen, ze wist het
niet! Alleen gevoelde ze, dat ze haar
moeder met dit offer een genoegen
deed, het was alsof haar vader
haar daartoe bewogen had, want
hij had haar immers zoo lief gehad,
en dan, misschienmisschien
dat ze hem nog wel eens liefkreeg
zooals een echtgenoote haren man
liefhebhen moet.
Maar dikwijls, als hij het huÏ9
der weduwe verliet, want hij was nu
elders gaan wonen, en zijn apartement
was nu door een oude dame betrok
ken dikwijls als hij van haar had
afscheid genomen, met een hartelijk:
Tot ziensging ze naar haar kamer,
en dan, met het hoofd in de kussens
schreide ze uit, met stille, krampach
tige snikken en dan gevoelde ze,
dat ze met hem niet gelukkig was,
dat ze het nooit zijn zou
Betsy van Vliet was een der weinige
kennissen van Marie, die het weinig
minzaam kajakter van de weduwe
Kleinbole nog niet had verdreven.
Ze was er ook het meisje niet naar
om zich om een knorrig gezicht en
een onaangenaam woord te bekreunen.
Vroolijk, luchthartig, vrij oppervlakkig
was ze geheel Marie's tegenhanger,
en met de meest ernstige zaken dreef
zij gewoonlijk den spot. Toen Marie
het dan ook gewaagd had haar eeD
klein, zeer klein tipje op te lichten
van den sluier, die over haar schijn
baar geluk, zulk een droevige schaduw
wierp, had Betsy van Vliet met wat
zij noemde Marie's «dwaze melancho
lie" den draak gestoken. Zeker, 't was
goed iemand lief te hebben, zóó, dat
voor die liefde alles zich buigt, maar
dat overkwam niet iedereen. De
meeste huwelijken, en dat was dan
toch het doel en het besluit van een
engagement werden, zoo beweerde
Betsy, juist door zoo'n platonische
wederzijdsche liefhebberij vergald. Ver
gald ja! want de een zou gewoonlijk
niets velen van den ander! «Hoor
eens, Mariezoo besloot ze, «zet je
die gekheden uit het hoofd, meid
Doe als ik en verheug je dat je bin
nenkort in je eigen woning zitten
1 zult
I Marie had hierop maar niet geant-
j woord. Ook van deze zijde behoefde
ze op geen medevoelen van haar leed
te hopen, en dus zweeg ze.
Betsy vau Vliet was sedert kort
geëngageerd. Zij had haren aanstaande
reeds jaren gekend. Samen hadden
ze school gegaan, samen waren ze
opgegroeid, naast elkaar hadden de
wederzijdsche ouders hun woning ge
had wat was natuurlijker dan dat
ze samen trouwden? En zoo zou
't dan al reeds spoedig gebeuren. Toen
Marie Kleinbole voor 't eerst met den
aanstaanden echtgenoot harer vriendin
kennis maakte, was die kennismaking
haar, en ze dacht hierbij alleen aan
de luchthartige Betsy slechts matig
bevallen.
George van Aarlen was de zoon
van een rijken ijzerfabrikant, die hem
voor het ingenieurs-vak had bestemd,
teneinde later de technische leiding
der groote fabriek op zich te kunnen
nemen. En die werkkring van onder
zoek, van studie en proefnemingen
had den jongen man zoo bizonder
aangetrokken, dat hij spoedig in het
bezit van zijn ingenieurs-diploma was,
en bovendien zich door een paar zeer
ingenieuse vindingen op het gebied
der werktuigkunde, reeds eenige naam
had gemaakt. Eenmaal zóóver, leefde
hij bijna uitsluitend voor zijn studiën.
Tot diep in den nacht zat hij meestal
in zijn werkkamer te teekenen of te
studeeren, steeds voort willende op
den roemvollen weg van wetenschap,
't Was hem niet genoeg, dat hij nu
in staat was aan de wenschen zijns
vaders te voldoen, boven alles wilde
bij zich een naam maken. In dezen
roes van studiezucht was hem de
voorslag zijns vaders om Betsy van
Vliet, die reeds lang in stilte hem
liefhad, tot vrouw te vragen, weinig
meer dan een handelszaak, die, naar
hij meende, eigenlijk even goed buiten