NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
vo@r I© Pr®¥iiici® Utrecht. pt
ARTHUR HARBISON.
No. 95.
Zaterdag 27 November 1897.
Zes-en-twintigste jaargan g.
VËItSCHIJAT WOENSDAG EN ZATERDAG.
INSULINI) E.
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Wie, die dit opschrift leest, denkt
hierbij niet aan het schoone land,
de parel aan Neérlands Kroon, met
zijn millioenen inwoners van verschil
lende. rassen en godsdiensten.
Aan dat land \an zonneschijn en
van stortregens en overstroomingen,
dat land van natuurschoon, met zijn
vuurspuwende bergen en aar I bevingen.
Dat land, eenmaal dooi Multatuli
zoo dichterlijk geschilderd als «Insu-
linde", dat zich slingert om den
evenaar als een gordel van smaragd."
»Insulinde" zoo rijk gezegend dooi
de natuur maar ook vaak zoo vreese-
lijk geteisterd wanneer een Krakatau
zijn aschregen en gloeiende lava-
stroomen in de vruchtbare dalen
neêrstort, en menschep en dieren
verdelgende, in een oogwenk een
welvarende landstreek herschept in
een woestijn, of wanneer vreeselijke
bandjirs den oogst van den nijveren
landman verwoesten.
«Insulinde" met zijn zachtmoedige
Javanen, maar ook met zijn oorlogs
zuchtige en krijgshaftige bevolking
van Atjehers, die, na een kwart eeuw
strijdens, zich nog wanhopig verzetten
tegen den blanken kafir, en. hoe vaak
onderworpen, telkens het juk van
den gehalen overheerscher trachten
af te schudden en daardoor Ons dap-
pei Indisch leger en niet minder
heldhaftige Marine handen vol werk
geven.
Welk rechtgeaard Nederlander,
wiens hart klopt voor vorstin en
vaderland, denkt hierbij niet aan de
duizenden helden, die hun trouw aan
het vaandel, dat heilige svinbool vooi
elk oprecht soldatenhart, met een
eervollen dood op het slagveld moesten
bekoopen, of aan hun bekomen won
den bezweken, dan wel door ver
moeienissen en ontberingen of epide
mische ziekten den dood vonden.
Wie gevoelt zich niet diep begaan
met het lot van zoovelen dier dappe
ren, die voor hun geheele leven onge
lukkig zijn gewordenom een paar
voorbeelden te noemen wijzen wij op
den luitenant Confurius, sergeant
Roghair en fuselier Tolstra, die allen
door een vijandelijken kogel van hun
gezicht, het edelste zintuig.den mensch
geschonken, werden beroofd.
Wie denkt met met weemoed aan
zoovele vrouwen en kinderen, die hun
echtgenoot en vadei met een beklemd
hart zagen vei trekken naar het oor
logsveld om hem nimmer weder te
zien, gevallen als hij was als offer
van zijn plicht. Maar ook wie ge
voelt geen medelijden met zooveel
brave onderofficieren en soldaten,
die, in het vaderland teruggekeerd,
tengevolge van de iu Indië doorgestane
vermoeienissen, ontberingen of ziekten
hier een vroegtijdigen dood vinden
en hunne weduwen eu weezen onver
zorgd achterlaten.
liet gagemuut of pensioen is niet
ruirn genoeg om de piemie vour een
levensverzekering te betalen, die. daal
de meesten bij hun terugkeer reeds
op eenigszins gevoi derden leeftijd zijn,
tamelijk hoog is, wil men zijn vrouw-
een bescheiden jaarlijksche uitkeering
waarborgen. Een wekelijksche premie
als lid van een zieken- en begrafenis
fonds is meestal het hoogste wat zij
kunnen bestrijden, zoodal bij den dood
des echtgenoots de weduwe en hare
kinderen met een overschot van slechts
enkele guldens den strijd om het be
staan moeten aanbinden.
Een pensioenfonds voor militairen
beneden den rang van officier bestaat
niet helaas.
Terwijl de toekomst der weduwen
van burgerlijke landsdienaren, in welke
nederige betrekking ook geplaatst,
verzekerd is, houden voorde weduwen
van onderofficieren en soldaten, die
toch hun beste krachten, dikwerf hun
leven voor het Vaderland veil hadden,
met den dood van den echtgenoot
alle inkomsten op.
Dat deze toestanden treurig zijn,
begrepen ook de oprichters van den
Bond Insulindete Amsterdam, en
van den Algemeenen Bond Insulinde
te Rotterdam, die vereenigingen sticht
ten van gepensioneerde en gegageerde
militairen beneden den rang van offi
cier, met liet doel van de Regeermg
te verkrijgen een pensioen voor de
weduwen van de hierboven genoemde
categorie van militairen, terwijl de
vereeniging Eendrachtic Amersfoort,
ditzelfde doel -tracht te bereiken voor
de weduwen van actief-dienenden.
Het denkbeeld van deze vereeni
gingen is der Regeering te verzoeken,
om tegen inhouding van een, dooi
de Regeering te bepalen bedrag, van
het pensioen of van de soldij, een
fonds te vormen, om daarvan, bij
overlijden der echtgenooten, den we
duwen een bescheiden pensioen te
vei leenen op de wijze zooals dat bij
burgerlijke beambten in 's Rijksdienst
plaats vindt.
Zullen deze pogingen met een gun-
stigen uitslag bekroond worden Wij
verineeneu hieraan niet te mogen twij
felen.
De krachtsinspanning, die van het
Indische leger in de laatste jaren ge
vraagd wordt, de bewijzen van helden
moed en trouw aan Vorstin en Vader
land, bij zoo menigvuldige gelegenheid
door Leger en Vloot gegeven, en op
zoo waardeerende wijze door H.M
onze geëerbiedigde Koningin-Regentes
bij meer dan een gelegenheid her
dacht, en door de pers met zooveel
lof besproken, wettigen de hoop, dat
wij in onze pogingen tot verbetering
van het lot onzer eventueele weduwen,
door alle weldenkendcn in den lande
zullen gesteund worden.
Wij kunnen ons bovendien beroepen
op mannen van gezag die voor ons
uitspiaken wat wij gevoelden. Een
paar aanhalingen uit hot werk «Ne
derland-Lombok," uitgegeven door de
firma F. B. van Ditmar Rotterdam,
ten voordeele van de nagelaten be
trekkingen van de op Lombok ge
vallenen zullen dit aantoonen:
«Ik wensch hier een lans te breken
«bijzonder voor de onderofficieren en
«mindere militairen bij het Ned. Ind.
«Leger, die toch zoo dikwerf geroepen
«worden aan hoogst gevaarlijke expe-
«ditiën in onzen Indischen Archipel
«deel te nemen en het groot risico
«beloopen gedood te worden door het
«moordend lood van den vijand
«Nu bestaat er wel een weduwen-
»en weezenfonds voor de Officieren
«van het Ned. Ind. Leger, maar niet
«en ook niets van dien aard voor de
«onderofficieren en minderen bij dat
«leger. Men zal moeten erkennen
«dat zij in zoover misdeeld zijn
«Laat men ook voor hen een we-
«duwen- en weezenfonds op goed
«wetenschappelijken grondslag goves-
«tigd, oprichten
En ook om het beginsel van zelf-
«liulp bij de hierbij betrokkenen tot
«zijn recht te doen komen, zou het
wellicht ik leg den klemtoon op
«het woord wellichtoverweging
«verdienen, die onderofficieren en
«minderen eene kleine jaarlijksche
«bijdrage voor het door mij gewenschte
«fonds te doen betalen."
Den Haag, 10 Sept, 1864.
M. Henriquez Pimentel.
Aan het Nederlandsche volk!
«Aan u allen, landgenooten, zij het
«vergund de bede te richten:
«Helpt den Staat van Nederland,
«om al de dapperen gerust te stellen,
«omtrent het eventueel noodzakelijk
«zorgen voor hunne achtergelaten be-
«trekkingen en laat ons aaneensluiten,
«voor dat doel eenig geld bijeen te
«zamelen.
«Ook zou er uit die gelden, gevoegd
«bij een jaarlijksche subsidie van den
«Staat, een vast fonds moeten gesteld
«worden, om alle militaii en, die reeds
«sedert jaren het Indische Leger op
«wettige wijze hebben moeten ver-
Blaten, jaarlijks met hunne gezinnen,
«in Nederland, te ondersteunen."
's-Hage, 17 Sept. 1894.
De Casembroot.
Waar nu door eminente mannen
als dezen de noodzakelijkheid bepleit
wordt van een fonds voor weduwen
en weezen, mogen wij daar niet hopen
dat de Regeering aan ons eerbiedig
verzoek gevolg zal geven?
Bovendien vragen wij geen aalmoes,
wij wenschen alleen dat er tegen
inhouding van een gedeelte van ons
pensioen een fonds gevormd worde,
onder beheer van den Staat, waaruit
den weduwen na overlijden van den
gepensioneerde een vast pensioen zal
worden verleend.
Door in dat fonds allen te doen
deelnemen, zoowel gehuwden als onge-
huwden, evenals zulks bij de officieren
het geval is, zal die bydrage niet
hoog behoeven te zijn, en wij stellen
genoeg vertrouwen in de loyaliteit
van onze ongehuwde kameraden, dat
zij ook gaarne hun penningske zullen
offeren om de weduwen en weezen
hunner krijgsmakkers te steunen.
Van becijferingen wenschen wij ons
te onthouden, maar der Regeering,
in het bezit zijnde van alle noodige
gegevens, en voorgelicht door haar
wiskundige adviseurs zal het zeker
niet moeielijk vallen een berekening
te maken van het bedrag dat een
ieder van zijn pensioen zou moeten
afstaan.
En zoude het blijken dat in de
eerste jaren een subsidie noodig mocht
zijn, zou dat dan zulk een groot
bezwaar zijn. Zou het niet een plicht
van dankbaarheid zijn als het vader
land den mannen, die hun beste
levensjaren voor de eer en den bloei
van dat vaderland ten offer brachten,
eenige tegemoetkoming schonk. Met
trots zouden wij onze zonen hierop
kunnen wijzen, hen aansporende hun
krachten te wijden aan den dienst
D. H. ENGELBERTS.
1)
Het was eene vrij ruime, maar
armoedig ingerichte kamer, die een
jonge muzikant met een angstig hart
binnentrad, want in die kamer lag
zijne moeder ernstig ziek. Daar hij
als vioolspeler in het orkest der kome
die eene plaats vervulde, zoo moest
hij eiken avond daar spelen. Heden
avond was het hem zwaar gevallen
zijne moeder te verlaten, hoewel eene
buurvrouw hem beloofd had, gedurende
zijne afwezigheid, goed voor haar
te zullen zorgen. De uren, die hij
in het orkest spelen moest, waren
pijnlijk voor hem geweest. Met eon
droefgeestig oog had hij in het kome
diegebouw rond gezien. Niets dan
blijde en vroolijke gezichten, had hij
daar ontwaard. De schitterende en
kostbare toiletten der jeugdige en
schoone dames, die door hem anders
gaarne bewonderd werden, hadden
hem heden koud gelaten, en wanneer
er pauze was en hij niet behoefde te
spelen, had hij zijn blik peinzende
vóór zich gericht, en hoewel hij zich
in een schitterend verlicht komedie
gebouw bevond, had hij in zijne ver
beelding alleen de armoedige kamer,
waar in een hoek een bed stond,
waarin zijne moeder ernstig ziek neder-
voor oogen gehad. De uren, die
hij in het komediegebouw vertoefd
had, waren hem als dagen voorgeko
men. Eindelijk was toch het oogen-
blik aangebroken, dat hij zich uaar
zijne zieke moeder begeven kon. Met
vlugge voeten liep hij over de straat,
en tien minuten later was hij al de
trap eener achterwoning opgegaan,
waar hij met zijne moeder twee armoe
dig gemeubelde kamers bewoonde.
Met een beklemd hart deed hij zacht
de deur open. De buurvrouw had
woord gehouden en de zieke moeder
niet verlaten. Toen zij den jongen
man, dien wij Arthur Harrison zullen
noemen, de trap hoorde oploopen,
kwam zij hem halverwege te gemoet
en zeide hem fluisterend
«De dokter is er zooeven geweest
en vond de zieke ernstiger en de
koorts toegenomen. Nu echter is zij
kalmer en zij zeide mijwanneer
Arthur te huis komt, moet gij mij
met hem alleen laten.»
«Ik dank u hartelijk, buurvrouw
voor uw hulp,» zeide Arthur en drukte
dankbaar hare hand.
Deze verliet nu de kamer, tot zich-
zelve zeggende: «De beste jongen zal
weldra alleen op de wereld staan. Hoe
treurig, daar hij zijne moeder zoo
liefheeft."
Aan het bed der moeder gekomen,
drukte hij haar een kus op het voor
hoofd, dat hevig gloeide.
«Zijt gij het, Arthur?» vroeg de
zieke.
«Ja, moeder, hoe gaat het nu?»
vroeg hij.
«Niet goed, mijn jongen. Ik ga
sterven."
«Neen, moeder, gij gaat niet sterven,
gij zult herstellen,» zeide Arthur, ter
wijl een traan langs zijn wang rolde.
Een treurige lach verscheen op
liet gelaat der zieke, en zeide toen:
«Kom, Arthur, mijn jongen, zet je
I naast mij neder, ik moet je een ge
heim mededeelen.»
«Lieve moeder, wees toch kalm,
spreek nu niet, deel het mij later
mede,» zeide Arthur.
«Neen, Arthur, nu moet gij het
weten, voor de dood mij verrast,»
hernam de moeder. «Kom dicht bij
mij, op dat gij alles duidelijk verstaan
kunt.
Arthur voldeed aan haar verlangen
en zij begon
»Gij weet, dat wij niet altijd armoede
geleden hebben, maar dat eens een
zeker welvaren in onze woning ge-
heerscht heeft, maar door het bankroet
van den bankier, bij wien ons vermo
gen belegd was, werden wij plotseling
arm. Hoe wij aan het vermogen
kwamen, zal ik je zeggen. Wij woon
den twintig jaar geleden te Warala-
pola in Australië, en leefden van eene
boerderij, die echter weinig opbracht
en moesten ons zeer behelpen. Eens
op een dag hield er een rijtuig voor
onze woning stil, waarin zich een
heer en eene dame bevonden, die een
klein kind, een jongetje van twee
jaar, bij zich hadden. De vrouw liet
zich niets aan het kind gelegen liggen,
hij daarentegen had het hartstochtelijk
lief. Het waren voorname menschen,
vooral zag men dit aan den heer.
Deze vroeg ons of wij genegen waren
eenige kamers van ons huis tegen
een hoogen huur aan hem te willen
verhuren. Daar wij ruimte voldoende
hadden en de huurpenningen onze
positie verbeterden, zoo besloten wij
zijn voorstel aan te nemen. De jonge
vrouw was beeldschoon, en toch kon
men zien, dat zij van een anderen
stand afkomstig was, dan haar echt
genoot, die in alles een echte gentle
man was. Onmiddellijk vatte ik het
vermoeden op, dat dit huwelijk iu het
geheim gesloten was, en het bleek
later, dat ik gelijk had. De heer was
meestal afwezig en wanneer hij te
huis was, hoordeu wij voortdurend
twisten en volgens mijne overtuiging,
droeg de vrouw er meestal de schuld
van. Toen zij ruim een half jaar bij
ons geweest waren, verliet de heer
haar en nam het kind mede. Een
paar dagen later ontvingen wij een
brief van hem, waarin zich een engel-
sche banknoot van 100 Pd. st. bevond
voor een paar jaar huur vooruit, en
tevens een brief, om aan zijne vrouw
te overhandigen. Een half uur later,
nadat wij haar den brief gegeven