NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor Provincie Utrecht. BUITENLAND. ARTHUR HARRISON. \o. 36. Zaterdag 7 Mei 1898. Zeven-en-twintigste jaargang. DE OPVOEDING- DER OUDERS F E U I L L E T 0 N. Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. AD VERTENTIËN: Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. 1\I. D. S. „De opvoeding der ouders" is een dezer dagen gratis verspreide brochure van 16 bladzijden. In dezen tijd van strijd over de leerpicht en de daarmede samenhangende plichten der ouders jegens de kinderen zal menigeen met ons liet genoemde werkje met belang stelling ter hand genomen hebben. Het is een moeielijke taak, de op voeding der kindei en. Dankbaar zul len de meeste ouders van iedere vingerwijzing gebruik maken, welke die taak helpt verlichten. »De op voeding der ouders" wil zulk een vingerwijzing zijn, zij wil aantoonen boe een vader en moeder zich zelf tot flinke degelijke ouders kunnen opvoeden. Of zij haar doel bereikt heeft? Er is geen enkel boek waar niet iels goeds uit te halen is. Ook de opvoeding der oudeis bevat hier en daar een goeden wenk, maar overigenshet is een vermake lijk gehaspel, een abrakadabra zonder eenheid en vaak zonder zin. Met de stoutste sprongen wipt de schrijver van den hak op den tak, nergens vindt hij rust en overal slaat hij door als een blinde vink. Taal en stijl zijn onbekende grootheden voor hem, logisch denken vindt hij een grooten last. Een enkel staaltje van zijn talent mogen wij den lezer niet onthouden, ofschoon eenmaal met aanhalen be gonnen, het moeielijk zal zijn op te houden. «Liefde" lezen we op bl. 6, liefde «vermag veel, maar liefde alleen is «niet voldoende en in staat, om bij «gebrek aan gezond verstand in de «plaats te treden van onbaatzuchtig- «heid, nauwgezetheid en orde. Even- «min wordt van het ouderschap ge- «eischt, dat het onfeilbaar zij, terwijl «ouders dikwijls'in den waan ver- «keeien, dat de kinderen aan hunne «onfeilbaarheid onvoorwaardelijk ge- «Iooven «De gaveom ouder te zijn valt niet bij de geboorte ten deel, even- «min als dit bij dichters het geval is «zij zullen en moeten zich langzamer- «hand die hoedanigheid verwerven. «Veel moeten zij dadelijk leeren, «willen zij over hunne kinderen kun- «nen heerschen." Is het niet grappig? Evenmin als iemand dichter geboren wordt men zou ook kunnen lezen: evenmin als een dichter als ouder ter wereld komt evenmin wordt bij ouder geboren. Terstond echter moet hij aan het werk en aan de studie om het ooit tot ouder te kun nen brengen. «Maar dat heeft de schrijver toch niet bedoeld?!" Waar schijnlijk niet, maar het staat er. Nog eene aanhaling van bl. 14. «Het gebeurt ook wel dat ouders met «weemoed en wanhoop neerzien op «een schaar ongehuwde dochters bij «de gedachte, wat van haar zal wor- «den. In geen geval ook mogen ouders «terug deizen voor de moeielijke zor- »gen, die op hun rusten, de tijd «blijft niet uit, waarop de jonge «vogels vleugels hebben gekregen, «waarmede zij bet nest" ontvlieden, «geprikkeld door een overmoed, waar- «tegen de innigste kinderliefde niets «vermag; en dan wordt er veel, zeer «veel van de zelfverloochening der «ouders geeischt. Een gehuwde dochter «schenkt der ouders een zekere waar- «digheid, al zij het ook alleen de eer- «bied van hun schnonzijn die genoeg- «doening hebben zij niet van de «ongehuwde dochter." Gij ziet hel, om het verband bekommert zich de schrijver al evenmin alsom nauwkeurig heid van uitdrukking. Hij moet overi gens al een door en door te vreden man zijn, daar bij zelfs al genoegen neemt met den eerbied van een schoonzoon liet wordt tijd dat we van de opvoeding der ouders iets hooren. De schrijver erkent dat hij een moeielijk vraagstuk behandelt. «Zooals wij reeds te kennen gaven, «de eerste rechten van bet kind zijn «duidelijk genoeg te ontdekken maar «niet duidelijk genoeg de plichten der «ouders." Natuurlijk verwachten we in dat duister voorlichting van den schrijver. IIij stelt ons wreed te leur. Zelf scharrelt hij in het donker rond. Vergelijken wij slechts enkele uitspra ken. Op bladz. I heet bet: «Recht- «vaardigheid zij bet fundament waarop «de opvoeding gegrondvest is. Meer «nog, dan de liefde, kan zij tot een «goede opvoeding bijdragen. Weest «rechtiaardig, ouders! dat is het eerste gebod der opvoedingsleer." Op bl. II staat: «Lief te hebben! «ziedaar de oplossing van het groote «vraagstuk der opvoeding." Weten we nu al niet meer te kiezen tusschen rechtvaardigheid en liefde, een paar regels verder raken wij geheel de kluts kwijt, als ook nog geduld, wijs heid zelfbeheersching de machtigste karaktertrekken voor ouders worden genoemd. Wie het nog zoo weinig met zich zelf eens is moest maar liever zijn meening nog niet zeggen. Niemand wordt er door verlicht, daar niemand weet waaraan hij zich te houden heeft. Het genoemde voor beeld van begripsverwarring is niet bet eenige. Wilt gij weten welk gedeelte van de opvoeding de schrijver het moeielijkst vindt? Op bl. 12 lozen wij: «Dit tijdperk als het «kind zelfstandig begint te denken «waarin wij ophouden voor onZe «kinderen een voorzienigheid te zijn, «zullen wij allen beleven. Zij zullen «onze hulp niet meer behoeven en «zich zeiven willen helpen. Zij zullen «ons als oude wonderlijke menschen «niet meer tot hun tijd behoorende, «kalm op zijde schuiven. Zie daar ontegenzeggelijk de moeielijlcste tijd, «waarin ons geduld onze liefde de «zwaarste vuurproef doorstaat." Als uw kind begonnen is te denken, is in uw opvoeding, zult gij dus meenen, het moeielijkste achter den rug. Mis. de schrijver zegt het wel, maar hij meent het niet. De tijd van het huwelijk der kinderen komt aan. Zij willen zus, gij wilt zoo. «Ten slotte," heet het dan «zal een van beiden «moeten wijken en dit vinden wij «het moeielijlcste vraagstuk in de opvoedingsleer der ouders, waarbij «van hun zijde de meeste toegevend- «heid moet komen." Nu weten wij dan wat het mopielijkste is! Wederom mis! Bladzij 15 leert u anders. «Na «de vele moeielijke en belangrijke «periodes op bet gebied.der opvoeding «komt de laatste maar tevens de zwaarstewanneer de ouderdom «ons overvalten wij onzen «kinderen veeleer tot last worden." Het wordt ons lastig verder bij al dien onzin stil te staan. Wie den moed bezit de 16 pagina's door te worstelen kan nog heel w at van dien aard vinden. Iets goeds, al is het weinig, zal hij er natuurlijk ook in ontdekken. Laten wij er ten slotte even op wijzen. Rechtvaardigheid moge al niet het fundament der opvoeding zijn. zeer zeker is het er een gewichtig gedeelte van. Velen houden er hun lievelings kinderen op na. Dat is verkeerd. Al worden de anderen niet bepaald ver waarloosd, zij voelen zich verongelijkt, hun vertrouwen wordt geschokt, zij woiden eenzelvig. Zoo wordt onge merkt de kiem gelegd tot ontevreden heid en haat. Weest rechtvaardig, het is een groot gebod der opvoedings leer. De rechtvaardigheid strekt zich verder uit dan inen oppervlakkig zou denken. Het is rechtvaardig allen dezelfde liefde te betoonen, maar het is ook rechtvaardig ieder kind naar zijn eigen karakter te behandelen en niet een opvoedingssysteem voor allen er op na te houden. De schrijver gebruikt een niet onaardig beeld. Men moet niet zijn als een wegwijzer die een ander den weg wijst en zelf stil staat, maar als een gids die met iedereen mee gaat. Men moet met ieder van zijn kinderen meeleven, hun eigenaardigheden leeren kennen en hen daarnaar leiden, niet met ge weld maar met zachtheid en liefde. «Het jonge stekje heeft behoefte aan «een zonnige atmosfeer, waarin het «zich van uur tot uur, van dag tot «dag zeker en aangenaam kan ont- «wikkelen." Het spreekt van zelf dat in die atmosfeer de ouders ook be- hooren te zijn. Wat moet er van een kind worden dat meestentijds aan dienstboden wordt overgelaten? Wel is niet gelijk de schrijver meent, de ziel van het kind geheel en al als een blad wit papier waar slechts op komt wat er van buiten wordt opge bracht, maar toch die invloed van buiten op het kind is in de eerste jaren vooral zeer groot. Die invloed zij dus zoo goed en zoo edel mogelijk. In de omgeving van het kind ge schiede niets wat aan het kind zelf moet verboden worden. Men wachte zich het ooit met valsche beloften te vleien of met ijdele vrees bang te maken. Alles rondom het kind zij oprecht en waar opdat het zelf op recht en waar worde. Wie zoo op groeit, mag zonder vrees eenmaal aan zich zelf worden overgelaten. Koning Alfonso XIII trPedt op den 17den dezer maand zgn 13de lerensjaar in. Hg is zes maanden na den dood zgns vaders die 25 November 1385 overleed, geboren en aanstonds onder het regentschap zijner moeder tot Koning geproclameerd. Tegen het einde van 1874 had Martinez Campos de monarchie in Spanje weer hersteld en als eerste kabinetschef trad opCanovasdel Castille. In de 24 jaren nu, sedert dat tijdstip verloopen, hebben menigmaal conserva tieve en liberale ministeries elkaar ver vangen, gewoonlijk waren het Canovas en Sagasta, die elkaar opvolgden. De republikeinen hebben zich evenwel, zy het ook in kleiner getal, in de Kamer weten staande te houden. De conser- D. H. ENGELBERTS. 48) "U haten herhaalde Arthur lachend, it O neen, vader, ik zal u liefhebben. Maar hebt gij nooit eene poging ge daan, mij te vinden «Neen," antwoordde de baronet treurig het hoofd schuddende. «Neen, ik heb het nooit beproefd, en evenwel is er, sedert ik uwe geboorte vernam, geen dag voorbij gegaan, dat ik niet aan u gedacht heb. Ik dacht menigmaal, dat het drukkende van mijn geheim, "Rj nog waanzinnig zou maken. U gevonden te hebben, is mij eene onuit sprekelijke verlichting of beter, het zal mij zulk eene worden, wanneer ik kalmer geworden ben. Nu echter ben ik opgewonden, vreeselijk opgewonden." »Zal ik u verlaten, Vader, wilt gij ons gesprek liever een ander maal vervolgen «Neen, neen, wij moeten met el kander spreken. Ik moet weten, hoe gij mij gevonden hebt doch laat ik eerst mijne bekentenis ten einde brengen, u zeggen, waarom ik geene pogingen heb aangewend, u te vinden. Gij weet, Arthur, niet waar, dat ik uwe moeder verlaten heb Doch ge loof mij, ik had ook niet het geringste vermoeden van haar toestand. Toen ik naar Engeland terugkeerde, gaf ik mij, daar ik overtuigd was, dat mijne ge malin mijn spoor niet zou volgen, en het ook niet kunnen ontdekken, voor weduwnaar uit, om alle onnoodige en onaangename praatjes over mijne on gelukkige verbintenis te ontgaan. Toen mijn vader stierf, eene gebeurtenis, die zich een vierendeeljaars na den dood van den bloedverwant, van wien ik Westwalden Court en den titel erfde, plaats had zond ik een vertrouw den bode naar Australië, om naar mijne vrouw onderzoek te doen. Door hem vernam ik den dood mijner gade, uwe geboorte en het verdwijnen van Misstr. Harrison met u en het geld, dat ik voor mijne vrouw had achter gelaten. Intusschen Arthur had ik mij met mijne geheele ziel in mijne tegenwoordige vrouw verliefd, en daar ik mij nu vrij wist, deed ik om hare hand aanzoek, vast besloten, haar de volle waarheid te bekennen, hoewel het mij buitengewoon zwaar viel te bekennen, dat ik gelogen had. Niet tegenstaande mijn voornemen, kwam het niet tot deze bekentenis, daar zich hare familie, ter wille van Cecil, on genegen toonde, onze vereeniging toe te staan, terwijl immers door mijn zoon uit het eerste huwelijk, haar eventueele zoon van de hoofderfenis uitgesloten werd. Nevens deze be zwaren te bekennen, dat er nog een tweede zoon bestond, ging mijne i kracht te boven. Het zou mijn huwe lijk onmogelijkgemaakt, zelfs iedere on derhandeling daarover, afgebroken heb ben. Zoo besloot ik dan uwe existentie 'jaren heb ik in toenemends mate onder den verteerenden wensch geleden, om te weten, wat er van u geworden was, u te zien, u te leeren kennen. Mijne foltering bereikte het toppunt toen voor ongeveer twee jaren, 1 mijne zuster, misstr. Dalrymple van een bezoek uit Londen terugkeerende, mij vertelde, dat zij in de komedie 1 zijnde, door de buitengewone gelijkenis j van eenjonge muzikant met mij, boven mate getroffen was geworden, zoo zelfs, dat zij den generaal verzocht had, naar den naam van den vioolspeler te vragen; de jongeling heette Arthur Harrison. Ik wist, dat mijn tweede zoon te Waralapolo Arthur gedoopt was geworden en ook dat Harrison de naam was van die vrouw, die hem in te verzwijgen, en nooit en nimmer een zekeren zin weggevoerd had. In stinctmatig voelde ik mij overtuigd, dat die jonge man, die mijne zuster te Londen gezien had, mijn zoon was. Maar zooals misstr. Dalrymple mij 1 mededeelde, was hij slecht, j a zelfs armoedig gekleed geweest, en zijne betrekking eene zeer ondergeschikte. Mijn zoon was dus geen gentle 1 naar u onderzoek te doen. Ik heb dit besluit gehouden, hoe zwaar het mij dat die gevallen is, hoeveel het mij gekost heeft, God, mijne valschheid werd zwaar gestraft, mijne vaderlijke ver onachtzaming bitter gewroken. Menigmaal heb ik onder den vreese- lijksten angst geleden, dat gij, of dat anderen voor u, uwe rechten zouden laten gelden, en waarlijk, in de laatste Dat was het, wat ik al dien tijd gevreesd hadHoe zou ik ook kunnen verwachten, dat eene een voudige boerenvrouw hem als zoodanig had kunnen opvoeden? Toch hoopte ik, dat de 3000 pd. st. die zich mrs. Harrison had toegeeigend, hem ten minste voor den druk der armoede zouden bewaard hebben. Arthur op den dag, toen mijne zuster mij deze mededeeling deed, leed ik aan eene beroerte, die wel door den vreeselijken schok, die mij hare onschuldige ver telling veroorzaakte, ontstaan was. Maar zelfs toen nog nam ik geene maatregelen, iets meer van u te ver nemen. Kunt gij mij dit ooit vergeven, mijn zoon?" «Ik vergeef het u onmiddelijk en van ganscher harte," verzekerde Ar thur. Bezorgd voegde hij er bij. «Maar ik vrees, dat gij ziek zijt, gij ziet er ontzettend bleek uit. Kan ik u ook een middel ter versterking verschaffen, wilt gij u niet ter rust begeven?" «Neen wij moeten nog meer spreken, ik ben volkomen wel," ant woordde Sir George ongeduldig. «Gij moet mij van uw leven vertellen, ik wil vernemen, hoe gij mij gevonden hebt, hoe gij leeraar geworden zijt, op welke wijze gij u uwe beschaving

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1