NIEUWE
Nieuws- en A d v er ten ti e h 1 a d
f®®r do Pr®¥iici© Utrecht
So. 02.
Zaterdag 6 Augustus 1898.
Zeveii-cn-twiutigstc jaargang.
VERSCIilJAT WOENSDAG M ZATERDAG.
BUITENLAND.
BINNEN LAND.
FEUILLETON.
Vóór de uitbarsting
lima:::': a
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door liet geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTIIOUWRR, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Donderdag te 10 uur des morgens
heeft in de Kaiser- Wilhelm-Gedacht-
nisskirche te Der lijn de plechtige lijk
dienst voor Von Bismarck plaats gehad
in tegenwoordigheid van den Keizer
en de Keizerin. Voorts waren aan
wezig de vertegenwoordigers van de
Duitsche bondsvorste'n en van ver
schillende Duitsche steden, alsmede
vele afgevaardigden voor den Rijksdag
en liooge ambtenaren. Ook de familie
Bismarck was tot het bijwonen van
deze plechtigheid uitgenoodigd, voor
haar was de Keizerlijke loge links
van het altaar gereserveerd, docli zij
liet zich verontschuldigen. Het pro
gramma van de plechtigheid bestond
in het uitspreken van een gebed voor
den grooten doode door den hofpre
diker Faber en het zingen van eenige
koralen, o.a. »Ik weet dat mijn Ver
losser leeft", door hot Domkoor en
door de gemeente.
Professor Franz Lenbach, die meer
malen Bismarck's portret schilderde,
is van Friedrichsruh in Berlijn terug
gekeerd, waar hij door een mede
werker van den Berl. Lok. Anz. werd
geintervieuwd.
De heer Lenbach gal zijne indruk
ken in 't kort aldus weer.
Hij was naar Friedrichsruh gegaan,
alléén om prins Bismarck nog eens
voor 't laatst te zien.
's Middags om 1 uur kwam hij aan.
De geheele familie was niet alleen
diep bedroefd, maar letterlijk rade
loos. De vrouwen weenden, prins
Herbert lag ongesteld te bed, en zelfs
graal' Rantzau, anders zoo kalm en
rustig, zag er bleek en vermoeid uit.
De twee laatste dagen hebben de
familie vreeselijk aangegrepen.
Verder is Friedrichsruh niet veel
meer dan een goed en gezellig inge
richt boerenhuis, daar Bismarck wei
nig gaf orn groote weelde van meu
bels en dergelijke.
In alle kamers lagen honderden
voorwerpen van dagelijksch gebruik
verspreidduizenden brieven en tele
grammen lagen op stoelen opgepakt,
waarvan vele nog onbeantwoord.
Hieruit blijkt wel ten duidelijkste
dat de familie niet in staat was, be
zoeken van vreemden af te wachten.
Zij beval dan ook niemand toe te
laten, daar er geen tijd en geen ge
legenheid was de honderden reporters,
deputaties en vereerders te ontvangen.
Lenbach heeft Bismarck nog op
zijn doodsbed gezien.
Hij lag op den rug, het hoofd een
weinig ter zijde, den mond hall ge
opend.
Alhoewel Bismarck's gelaat niet
verwrongen was, voelde Lenbach geen
neiging hem te teekenen. De gloed
en het leven, de bliksemende oogen
ontbraken toch aan het gezicht. En
hij was bovendien te diep getroffen,
te overweldigend aangedaan om den
grooten doode te willen schetsen.
Ten slotte betreurt Lenbach het
dat Bismarck te Friedrichsruh en
niet te Schönhausen, waar 't slot zijner
vaderen staat, begraven zal worden.
Friedrichsruh is, volgens hem. met
zijn banaten omgeving, geen geschikte
bedevaartplaats voor de talrijke Duit-
schers. die er in de toekomst komen
zullen om den stichter van het Duit
sche rijk te eeren.
Zondag zal een groote volksdemon
stratie ter eere van Bismarck bij het
gedenkteeken in liet Niederwald ge
houden worden. De Rijnsteden zullen
er deputatiën heenzenden.
Herbert von Bismarck spreekt in
de Duitsche bladen namens de familie
zijn dank uit voor de tallooze uitingen
van deelneming bij het overlijden van
zijn onvergetelijken vader. In alle vijf
werelddeelen wordt het leed dat de
lamilie aan de lijkbaar neergezeten,
ondervindt, meegevoeld, daarvan geven
de tallooze telegrammen blijk, zegt
hij o. a. Het is hem daarom onmoge
lijk allen persoonlijk zijn dank te be
tuigen on volgt hij dezen weg. Sedert
den dood van Bismarck zijn te Frie-
drichsruh dan ook 1800 telegrammen j
met 80,000 woorden saamgekomen, j
terwijl er 2120 zijn verzonden; 8001
pakketten (kransen cn bloemen) wer
den per post doch veel meer per
spoot aangevoerd.
De erfenis van Von Bismarck, welke
vtij groot moet zijn, zal waarschijnlijk
aldus verdeeld wordenHerbert krijgt
Schönhausen en Friedrichsruh, waai Gij
30,000 morgen land behoort. Wilhelm
het kasteel te Varzin en graaf Rantzau,
optredende voor zijn vrouw Marie von
Bismarck, een som in contanten.
De volgende legaten zijn aan hot
dienstpersoneel gemaakt: De trouwe
kamerdienaar Pinnow krijgt 5000
Mark de koetsier Patzke 30U0 Mark
de tweede koetsier John 2000 Mark,
een andere bediende 2000 Mark en
een paar dienstboden elk 1000 Mark.
Een eigenaardig licht laat de Soir
het blad dat het orgaan is van do
hoogere militaire kringen en hun be
langen. in een artikel vallen op het
kabinet-Bi isson. De ministerraad,
welke gisteren is gehouden, kondige
het blad aan als bijzonder gewichtig
omdat daarin vragen van groot be
lang betreffende de Dreyfus-zaak
zouden worden behandeld. Het is
bekend, aldus de Soir, welk een on-
wil Cavaignac bij sommige leden ont
moette en wat Brisson en Bourgeois
niet al beproefd hebben otn aan de
verantwoordelijkheid te ontkomen,
welke zij echter door do omstandig
lieden genoodzaakt, goed- of kwaad
schiks hebben moeten aanvaarden
Onlangs nog was de toestand zoo
geweest, dat er ernstig van een ge
deeltelijke vervorming van het kabinet
sprake was geweest, waartoe echter
de president met het oog op het recès
van de Kamer zijn toestemming ge
weigerd had. Het was zeker, dat het
ministerie-Brisson, door de fout van
zijn leider en eenige andere leden zich
in onontwarbare moeilijkhedeir bevond
waaraan Brisson zelf ten offer zou
vallen. In plaats van zekere bruta
liteiten tegen te gaan, aan de openbare
meening de genoegdoening te geven
welke door haar werd geëischt en het
leger tegen belsedigingen te bescher
men, had Brisson allen trachten te
sparen zoodat niemand hem nu
meer spaarde De ministerraad zou
de dingen wel anders aanpakken.
Daaruit moet men opmaken, dat
Brisson en eenige andere leden van
het kabinet, waartoe in de eerste
plaats Bourgeois en de minister van
justitie Sarrien behooren, wat de
Dreyfus-zaak betreft een anderen
weg op willen dan de minister van
oorlog Cavaignac. Cavaignac zou hen
echter gister het mes op de keel
zetten, zoodat zij slechts te kiezen
zouden hebben of zij hem wilden
behouden of niet Dat zou dan zijn
het land genoegdoening verschaffen."
Naar gemeld wordt is echter om
trent de te nemen maatregelen tegen
de Dreyfus-pers, zooals de Soir voor
spelde in den gister gehouden mini
sterraad tot nu toe niets uitgelekt.
Evenwei is de profetie van de Soir,
dat het kabinet-Brisson spoedig tot
het verleden zal behooren, niet al te
gewaagd. Aan den eenen kant toch
staat achter Cavaignac de aaneenge
sloten massa van besliste tegenstan
ders van Dreyfus, zonder onderscheid
der partijen, welke het kabinet drijft
in de richting der reactie en van het
geweld.
Aan den anderen kant daarentegen
drijft de radicale partij het kabinet
door haar verbitterde journalistieke
campagne en door den loop, dien de
zaken thans nemen tot de revisie van
het vonnis, liet ministerie, dat wel
geneigd is aan het recht zijn loop te
laten, gevoelt zich te zwak de teugels
vast ter hand te nemen en het voer
tuig der gerechtigheid voorzichtig
doch met zekerheid te leiden, en aan
den anderen kant evenmin sterk ge
noeg om de hoop schreeuwers en
het leger te weerstaan.
Reeds meermalen is gemeld dat
de gezondheidstoestand onder de
Amerikaansche troepen bij Santiago
zeer slecht was. Het schijnt dat hij
echter als beter werd opgegeven
dan hij werkelijk was. Althans een
zeer verontrustend telegram wordt
thans uit New-York aan de Times ge
seind. Het luidt:
De generaals van het leger bij
Santiago hebben de verantwoorde
lijkheid op zich genomen om den
toestand der troepen bekend te maken.
In een adres aan Shafter verklaren
de generaals, dat het leger onmid
dellijk dient te worden gerepatrieerd,
als men niet wil dat het geheel om
komt.
De troepen zullen nu onmiddellijk
naar de Vereenigde Staten worden ge
zonden.
Professor Dc Louter eindigde
gisteren zijn onderricht aan H. M. de
Koningin en ontving zijn benoeming
tot ridder in de orde van den Neder-
latidsclien Leeuw en van H. M. de
Koningin-Regentes ontving hij een
souvenir.
Aan de groote najaarsmanoeuvres
van 15 tot 22 September in Gelder
land te houden zullen deelnemen de
2e divisie infanterie, bestaande uit
het le, 5e en 8e reg. inf., elk a 4
veMbataljons, de koloniale reserve uit
Nijmegen, 5 eskadrons van het le
reg. veld-art 2 batterijen der rijdende
artillerieën I compagnie genietroepen.
3e divisie inf. bestaande uit het
2e, 5e en 6e reg. inf. elk a 4 veld-
bataljons, 5 eskadrons van het 2e reg.
huzaren, 6 batterijen van het 3e reg.
veld art. en 1 compagnie genietroepen,
zoodat totaal aan de manoeuvres zullen
DOOR
ISOLINE.
4)
Ik herinnerde inij toen de voorspelling
een of twee jaren te voren gedaan.
Zie, als men zóó iets heeft bijgewoond,
gaat men wel eenigszins hechten aan
voorspellingen van Javanen. Ik seinde
aan den heer B. en kreeg de tijding
terug, dat hij met zijne geheele fa
milie er ongedeerd was afgekomen,
maar dat hun huis bijna geheel ver
woest was, en dat ze in tenten op
het erf kampeerden; dat de toestand
te D. overigens ellendig was en dat
er verscheidene Europeanen bij de
ramp waren omgekomen. Later ver
nam ik nog, dat een meisje, dat ik
drie jaar te voren ook met mijn schip
naai Indië had gebracht en die gouver
nante was hij den heer E., met diens
geheele familie omgekomen was. Ik
geloof dat er slechts een kind, een
meisje gespaard is. Arme Constance
B.Ik vernam dat men haar vond,
hangende tusschen de balken, bloedige
tranen liepen langs hare wangen. Een
jong Europeaan, de heer Oskar L r,
haar bijna ontkleed ziende hangen,
klom met levensgevaar tegen het wan
kelende gebouw op, zeggende: »'tis
een Europeesche vrouw, die zal door
geen Javaansche handen aangeraakt,
door geen Javaan bespot worden. En
teeder als eene vrouw zorgde hij dat
het lijk ergens neergelegd en bedekt
werd Verschoon mij, dat ik mij
geheel door mijn gevoel liet medeslee-
pen, kapt. Staverman zeide: ik heb dien
jongen man nooit gezien, nooit ont
moet; maar toen ik het hoorde kan
ik u zeggen dat ik schreide als een
kind."
»Doch om nu op uwe vraag terug
te komen: geheel geruststellen kan
ik u niet; ik heb evenwel, toen wij
langs Krakataö voeren, niets buiten
gewoons bespeurd. Zulk eene hooge
golf als daar strakt, midden in eene
overigens stille zee, heb ik meermalen
waargenomen; dat noemt men een
zeebeving."
Den volgenden dag zou kapt. Staver
man vertrekkenhij nam dus 's avonds
afscheid van mij, en zoo leefde ik stil
en eenzaam voort tot den 24sten,
tusschenbeiden mijne vrouw en kin
deren opzoekende, die er uitmuntend
uitzagen.
Op zekeren dag kwam mijn koetsier
mij zeggen, dat de meid van Njonja
er was om de dos-Jl-dos te bestellen.
Die moe3t er den volgenden morgen
vroeg zijn; en nu wilde hij, als ik
het goedvond, liever nog dienzelfden
avond gaan, dan kon Tasimah meê-
rijden Ik gaf mijne toestemming.
Mijne lieve paardjes, dat is uwe red
ding geweestToen de ramp gebeurde
waren zij iu de stallen van den Resident
en bleven behouden.
In den nacht van 25 op 26 Augustus
kon ik volstrekt niet slapende lucht
was zoo drukkend alsof er vuur nit
den hemel viel. Eene lichte aard-
schudding gevoelende stond ik op, en
ging in de buitengalerij zitten, 's Was
alsof een dikke mist of donkere rook
wolk geheel Anjer omringde; 'twas
om te stikken, overal even benauwd.
Maar wat was dat Werd ik duizelig
Neen mijn stoel bewoog zich, alles
schudde om mij henen. "Lindoe! (aard
beving) Lindoe I" hoorde ik roepen,
terwijlalmijne bedienden hunne kamers
uitstormden, en het erf, sommigen
zelfs den weg opliepen. Tevens hoorde
ik, naar ik meende, ver uit zee doffe
kanonschoten. Zou er een schip in
nood zijn? Wat beteekende anders
dat schieten, midden in den nacht De
schoten volgden elkander nu suel op.
"t Was ook als zag ik iu de verte vuur
flikkeren. Nu, het was vier uur, spoedig
zou de dag aanbreken, dan zouden wij
weten wat het was. Maar geen dag
brak er dien morgen aan voor Anj er.
Geen daglicht, geen zonneschijn ver
scheen. Duisternis, diepe, verstikkende
duisternis omringde ons. En wat viel
daar neder op mijn hoofd, toen ik mij
naar buiten begaf. Een warm poeder,
het geleek wel aschHet was gloeiend
heete asch. Eene uitbarting van
een vulkaanMaar er was er geen
zoo dicht bij ons. Wddr kwam dan
toch die asch van dan Groote hemel
Krakataö! riep ik uit. Mijn hoofd
duizelde. Was het dan toch waar?
Spoedig naar het telegraafkantoor,
misschien werkte er wel een vulkaan
ergens elders. Naar Batavia seinen.
Dat was reeds gedaan. Geen antwoord
kwam, geen antwoord zou komen
de communicatie was dus verbroken.
Daar zagen wij op eens, ver in zee,
door de donkere lucht heên, gloeiende
strepen, roode vlammen zich hoog ten
hemel verheffen, 't Was dus dicht bij
ons, dicht bij Anjer.
Verstikkend werd de lucht, ik kon
bijna niet meer ademhalen. Duizelig
liep ik mijn erf op, duizend gedachten
doorkruisten mijn brein, och, geregeld
denken kon ik niet. Ik herinnerde
mij gelezen te hebben hoe Herculanum
en Pompeji verwoest waren; had ik
dat niet vertaald op school Was dat
niet geschreven door Plinius den Jon
gere? Was niet zijn oom, de geschied
schrijver van Plinius, de Oudere ge
naamd, daarbij omgekomen, omdat hij
rondkeek en niet spoedig genoeg
vluchtte I Vluchten dus I Ook ik zou
vluchten.
Vóór ik heenging, wilde ik toch nog
eenige papieren en geldswaarden van
het gouvernement redden. Ik ging
dus het kantoor binnen. Doch daar
op eens was het of de geheele aarde
dreunde, 't was of donderslagen of
kanongebulder mijn gehoor verdoofden.
Ik keek naar den zeekant en zag daar
een hemelhooge vuurzuil, welke op
het strand toe scheen te komen.