NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. HAAR EED GETROUW. No. 78. Zaterdag 1 October 1898. Zeven-en-twiiitigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG E,\ ZATEIIDAG. Een nabetrachting. FEUILLETON. Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonder 1 ijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever O. .1. SLOTHOUWER. Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden sleclits driemaal berekend- Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Gebluscht ziju de feestlichten en opge ruimd de eerepoorten. Wat nr.aaudenlang werd voorbereid, is in enkele dageu tot uit voering gebracht, en -/ootvcl de groote mid delpunten van het verkeer als de afgelegenste gehuchten hebben hun Koninginnedag gehad. Bijüa een maand lang is ons volk uit de plooi geweest, en vaak zal het gebeurd ziju in dien lijd dat de gedachten, anders zoo geheel eu al vervuld vau de zorgen voor het beroep en de beslommeringen van dc broodwinning, afgedwaald zijn naar een of ander toonecl van de feestelijkheden, waar van de courantcu dagelijks de uitvoerige be schrijvingen gaven, vooral wanneer do Vorstinnen zelve getuigen waren vau het geen te Harer ecre geschiedde. Thans keert alles in de oude voegen terug. Behoorlijk de bloempjes buiten gezet lieb- beude, vinden wij het heel best dat aan al deze dingen een eind is gekomen en de nor male stemming is wedergekeerd. Zoodat er van al die heerlijkbeden niets is overgebleven? Ja, daarover wenscben wij juist even te spre ken. Niet, om als koksjongens in de verlaten -feestzaal de overschotjes te gaan opzamelen, of een hokje te gaan timmeren uit de on ver brande latten van bet vuurwerk. Het schijnt ons toe dat. zoo er niet iets beters rest, sommigo économisch aangelegde personen wol een beetje gelijk hebben met hun klacht, dat tr zoo onzettend veel geld zonder werkelijke vrucht is uitgegeven. Een klaeht, die we onjuist, in elk geval zeer overdreven vinden, maar die schijn van waarheid zou hebben indien het inderdaad groote passief niet opgewogen werd door een actief van minder beteckenis. Er zijn dingen, die met cijfers precies zijn te berekenen, zoodat winst eu verlies op een halve cent zijn te bepalen. Maar andere moeten niet geteld, zij moeten gemeten en gewogen wordeu, met den maat staf van het vertrouwen of in de schaal van het geloof. De winst, die ons volk zal be haion uit zijn iuhuldigingsfeest, is niet zoo op eens te realiseeren; zij komt langzaam bijna onmerkbaar, als de plaut die opschiet uit weltoebereiden bodem, naar wTelke gij uren kunt staan kijken zonder er eenigen vooruitgang aan te kunnen waarnemen, m.iar die gij na eenigen tijd van afwezigheid kunt zien prijken in volle kracht en schoonheid. Een Engelsch journalist, wien wij gelegen heid haddeu op een uitstapje eeuige inlich tingen te geven, betuigde: „Gij hebt recht trotsch te zijn op de eenstemmige geestdrift van uw volk. Nergens hob ik iets dergelijks gezien." En toen wij hem wezen op het geen te zien is geweest bij het regeerings jubilaeum van Koningin Victoria, als bewijs dat do „Dutchmen" in dit opzicht niet alleen staan, antwoordde hij: „Neen, bij ons was de betooging ook grootsch, iudrukwekkend, maar zij bepaalde zich tot kleinen kring. Buiten Londen nauwelijks merkbaar, op eenigen afstand \an de hoofdstad, in de ge meenten van het platteland, ongeveer onzicht baar. Niet dat de liefde voor de Koningin met algemeen is, maar meu vond niet die opgewektheid om feest te vieren. Bij u is geen plekje dat uiet meedoet." Inderdaad, in de feestelijke hulde hebben wij ons vereenigd. Er was geen verschil vau stad eo land. De buiteumau en zijn vrouw en kroost voelden zich thuis to middeu vau de vroolijke stedelingen. Er waren geen politieke partijen, geen godsdienstige richtin gen. geen économische groepen, alles ireogde zich dooreen, als bezield door één gedachte, als aangevuurd door ééu streven, op krach tige wijze ziju blijdschap te toouen over het feit, dat de troon der Oranjes bezet is door een jonge vrouwe van zoo heerlijke gaven en schoonc verwachtingou .Men heeft altijd beweerd, en ook wij mcendea het te mogeu aannemen als een exioma, dat ons volk on vatbaar is voor uitwendig betoon vau geest drift; „van buiten ijs, van binnen gloed, zoo ziju wij in de Nederlanden,zoug eenmaal Heijc. Na de Septemberdagen vau 1898 zullen wij het ons uiet meer laten wijsmaken. En zou, nu we het hartverheffende van een sponlaau en flink „voor den dag komen" bij ervaring bobben leeren kennen, ook ver wacht mogen worden dat voor audere zaken, die onze hoogste nationale belangen van nabij betreffen, wat vervoering is overgebleven? Ziet, er worden iu onze dageu grootsebe denkbeelden uilgesproken, welker verwezen lijking de meuschheid ten zegen kau ver strekken, maar als er een koude wind over blaast, kristalliseeren zij tot doode plan nen. Laten wij toch ook eens wat warmte doen uitstralen, dat leven wekt in het edel strijdperk voor het goede en het schooue; de kampioenen hebben or behoefte aan; in de loejuichingeu der menigte vinden zij de kracht om te volharden en de bevestiging vau hun geloof in het goede hunner zaak. Vele kiemen zijn in Nedorland niet tot was dom gekomen, omdat het w inter bleef en het zonnetje van de geestdrift niet wilde door breken. Laat dit auders worden. Dat zou reeds één mooie en blijvende vrucht van ons Kouingiunefeest zijn. Dan ook die heerlijke eendracht die samen werking. Mcnsclicn, die gewoon ziju elkau der zwart aan te kijken als er de politiek bijkomt die elkander bijv. op verkiezingsdagen wel iets zouden toewenscbeu dat een gang naar de stembus onmogelijk maakt, die zag men nu naast elkaar in de menigte inot den hoed wuiven, samouloopeu in eea optocht, bodje bij bodje doen voor versiering en ver lichting van hun woningen, 'l Spreekt van zelf, als aanstonds dc molen weer aan 't draaien gaat, zal men hen niet aan den- zeJfdcQ kant zien staan, en wij, evenmin als onze tegenstander, hebben eenig besluit ge nomen om een zeker aantal van ouzc „be ginselen", of wat wij daarvoor houden, iu den steek te laten. Maar zciu er van bet toch zoo sterk sprekend gevoel, dat wo tocli iets gemeenschappelijks bezitieu, niets hebbeu stand gehouden? Z widen we in 't vervolg nog wel zoo van hcelerharte het land kunnen hebbeu aan den man, met wien we tocu zoo goed konden opschieten, alleen omdat hij geen zin heeft in onze candidateu eu het niet eens is met onze opvattingen en mee uingen? Kunnen wc ons niet opwerken tot de gedachte, dat wij niet alleen bezitten één Koningin, maar met Haar ook één Vader land, hetwelk zij minstens even lief heeft als één vau ous allen het op prijs stelt, en voor welks belangen, voor welks bloei en geluk, wij niet op voldoende wijze kunnen ijveren, indien wij niet op sommige punten één lijn trekken, eu ons in één richting zoeken te bewegen Voorzeker, partijen zullen er altijd zijn en mogeu nooit ontbreken, maar haar doel kaa niet wezen, elkander dood tc drukken, uit te wisschen, tot niets te maken Uit haar onderlinge wrijving moet een kracht geboren worden die voorwaarts stuwt. Zij zijn als wiud en stroom. Werken deze met gelijk vermogen tegen elkander in, wie moet dan het schip vooruit doen gaan? Als de heerlijke gloed, uitstralende van den Septemborzegcn, oens dat had uitgewerkt, dat in de sombere en duffe hoeken van ons partij leven de vele schimmelplanten waren vernietigd, en het overal frisch en helder bleef, zoodat w e, bij eiken strijd, om 't even of we den wedloop gewonueu of verloren hadden, elkander de hand bleven reiken als eerlijke medeburgers, dio wel niet geheel het zelfde willeo, doch ook w el zorgen zullen dat het Nederland van Koningin Wilhelmina zal leven, bloeien en groeien? Dit is wel zeker, onze kinderen behouden van het iuhuldigingsfeest een goede indruk die niet licht verloreu gaat. Maar het allereerste vervolg op de geschiedenis maken wij, later is het hun beurt Als zij nu aan de weet komen, dat die feestviering de prach tige morgen is geweest van een schoonen dag, schoon voor Koningin en Natie beide, dan zullen zij in hun verder leven aan die dageu een beteckenis hechten, hoogor dan aan eouig feit waarvan zij getuigen zijn ge weest. En dit is immers ook onsbegeeren? Wij herinneren aan een mooi woord uit do proclamatie van dc Koningin-Moeder, het woord van de Regentes aan haar laudgenooten. Het Land zij groot in alles, waarin ook een klein volk groot kan zijn. Do bedoeling is niet geweest, het volk, op zoo uitnemende wijze door Haar gedu rende acht jaren geleid, een nieuwen weg aan te geven. Er is iu dat woord een wensch uitgesproken, een wensch u tgaande van een groot Koninklijk hart. Hot ligt aan ons, het is ons allen zonder onderscheid op het gemoed gedrukt dat wij dieu hebbeu iu ver hulling te brengen. Als een weerklank op dat woord vernamen wij. als eerste officieele begroeting der jonge Koningin, dit heerlijk gezegdelk hoop en verwacht, dat Uw aller steun, in welken ambtelijken of ma.itscbappe- lijken werkkring binnen of buiten het Konin krijk Gij zijt geplaatst, Mij daarbij nooit ont breken zal. Daarbij, dat is bij de uitvoering der heiligste voornemens, waarmede ooit een Vorst den troon aanvaardde, bij liet be trachten van rechtvaardigheid, bij de ver hooging van het geestelijk en stoffelijk welzijn des geheelen volks. En dat Zij grond heeft voor die verwach ting, daarvan getuigde wederom het woord, gezegd vóór de eedsaflegging: Ik ben gelukkig eu dankbaar, om over een volk te mogen regeeren als het Nederlandscho, dat, hoewel klein in zielental, groot is iu deugden en krachtig in aard en karakter. Al die woorden, die elkander als hot ware aanvullen, wij moeten ze nederlcggeu in ons hart en ze nooit vergeten, want zij zijn het richtsnoor van ouze toekomstige handelingen, de zede lijke basis van ons nationaal leven. Dc feestdagen hebben de liefde voor onze Kouingiu tot hot hoogste toppunt doen stijgen. Geen wonder: Zag men ooit vriendelijker beantwoording van de blijde begroeting, har telijker aanvaarding van de aangeboden hulde? Maar als die liefde zich niet nog in iet9 anders openbaart dan een haastig heenspoeden naar de plek, waar men hoopt een blik to kuuuen slaan op Haar verschijning en een geduldig wachten op Haar komst, dan heeft zij slechts een betrekkelijke waarde. Er wordt veel meer van ons verwacht. Do Ko ningin vraagt onze medewerking bij de ver vulling van Haar verheven taak. Niet alleen van de weinigen, die tot oenig aandeel iu het bestuur van land, gewest of gemeeute wordeu geroepen, doch van allen zonderon derscheid van rang of fortuin. Een volk van broeders en zusters moet Haar troon omringen, een volk van welgezinde, ijverige maunen en vrouwenmoet Haar omgeven, om mede -te zaaien en mede te oog9ten op den \ruchtbaren akker van den nationolen arbeid. Er zijn goederen van hooger orde dan rijkdom en wapenroem en uitgebreidheid van grondgebied. Die goederen, onze vaderen hebben ze onder de leiding der Oranjes voor ons reeds voor een deel verworven en ons nagelaten als een kostbare erfenis. Laten wij met elkaar ze vermeerderen en tot zegen van allen doen strekkenzij zijn heerlijker dan de parelen, die foukelen in de kroon van Wilhelmina In de werken des vredes, in rle beoefening van kunst en wetenschap, in dc bevordering van handel en bedrijf, in de opvoeding van het opkomend geslacht, in een trouwe handhaving van het wettig gezag, in een gepast gebruik van onze vrij heid en van onze rechten, bovenal in het geen strekkou kan om het welziju vau de minder bedeelden onder ons tc doeu toenemen, om armoede te weren eu misdaad tegen te gaan, in dat alles vinden wij de stof om van den eersten dag der Regeering van Koningin Wilhelmina, tot op den, God geve zeer ver verwijderden stond waarop ook dit tijdperk naar bet gebied der historie zal zijn ver wezen, Haar een gedenkteeken op te richten, dat zal blijven voortbestaan, ook als hot graniet van de stevigste monumenten verweerd eu hot brous van standbeelden omherkenbuar f geworden zal ziju. En er is niet écu onder 10) "Een man." »Een man fluisterde Signe. "Vraag hem, wat hij wil neen, wacht waar is de brief "Ga toch naar boven," smeekte Margit ongeduldig en angstig. Zij liet het verdiende geld in den zak rammelen en lachte zenuwachtig. "Spreek, Margit ik wil weten wat dit alles te beteekenen heeft. Denk je, dat je met mij kunt spotten? Ik heb geen vriend." "Ook geen vreemdesiste Margit. Zij had gezien dat een man, als razend op hear en Signe toestormde en zij begreep wie het was, wie het moest zijn. "Gunnar!" gilde Signe. "Gunnar, mompelde Margit, knikte glimlachend met het hoofd en ging de gelagkamer binnen Gunnar'a gelaat was verwrongen van haat en woedeiedere spier, iedere zenuw in hem trilde. »God helpe mij," kreunde Signe en leunde, voor het eerst van haar leven door schrik verlamd, tegen den kouden muur. Hij trok haar onmeedoogend mee in de zwak verlichte gelagkamer. "Nu heb ik je," riep hij heesch uit. "Ha, ha, de wijze Signe! Waarom berg je je brieven niet beter op? Vooral als zij van vrienden zijn?" - "Ik weet niet van wien hij is," fluisterde Signe, "ik zweer het je!" "Wat doe je dan hier?" En tot Margit, »waar heb je den ellendeling verstopt? Spreek of ik sla je bont eD blauw!" Het roode meisje was van angst onder de tafel gekropen en huilde. »Op den hooizolder snikte zij. Zij begon te weenen, dat zij er nu zelf was ingeloopen en sloop onhoor baar weg. Gunnar hief dreigend zijn arm op tegen Signe: Blijf!" Deze had haar kalmte herkregen. Gunnar liet haar staan en verdween. Een poosje was het stil, doodstil. Toen hoorde zij een oorverdoovend ge stommel op de trap en eer zij wist wat er gebeurd was, zag zij Gunnar met een vreemdeling onder aan de trap worstelen. Was hij haar vreemd Met één sprong stond zij tusschen de strijdenden en scheidde hen met bovenmenschelij ke krachtsinspanning. „Halt "Niet eer ik hem gewurgd heb," hijgde Gunnar, terwijl hij opstond. »Je hebt je een fijnen minnaar uit gekozen," hoonde hij, "een dapper man Denzelfden ellendeling, die je bij mij verried foei "Ben je van zinnen, Gunnar Denk je dan dat ik er iets van begrijp, wat dezeman hier wil, dien ik aan zijn lot heb overgelaten, dien ik geslagen en beleedigd heb "Margit, valsche slang," siste de vreemdeling bevend, "O dat volk is niet beter dan de verscheurende dieren «Zie je je dapperen vriend? Kijk eens, hoe hij beeft, de-brave man!". "Waarom hebt ge dien brief ge schreven?" vroeg Signe barsch. «Hebt gij het lidteekea van den zweepslag op de hand vergeten?" "De brief was niet voor u bestemd antwoordde de vreemdeling het zweet van het voorhoofd vegend. "Leugenaar!" donderde Gunnar. Alles werd hem zwart voor de oogen. «De brief was voor Astrid Guls- datter, de duivel heeft u den brief iu handen gespeeld Geen woord meerLuister Sigue Deze schurk heeft mij op dien morgen, toen ik hem alleen in het bosch vond en naar Humledalen geleidde, verraden,1 dat hij je 'snachts op de bergen met! een vreemden man heeft aangetrof fen Signe wankelde. Nu begreep zij alles. "Dat was hijzelf!" kreet zij. «Wee zij trad op den vreemdeling toe, die zwijgend achteruit week. Hij was op het punt zijn bewustzijn te verliezen. "Hij zelfherhaalde Gunnar. "Nu heb je het zelf bekend hij keerde zich om, ging aau het venster staan en snikte zoo hevig, dat zijn krachtige gestalte er van beefde. Het bittere onrecht echter, dat hij Signe had aangedaan, was voor deze bijna te zwaar om te dragen. De vreemdeling had zich achter een groote tafel verschanst en waagde het nauwelijks adem te halen. Allen schrikten op, toen Margit eerst met een duivelachtige uitdruk king op haar gelaat om de deur keek en vervolgens Astrid Gulsdatter naar binnen schoof. «Wat is er?" vroeg zij gejaagd. "Wie wordt er vermoord? Margit heeft mij geroepen. Wie het woord bestierf haar op de lippen. Met den kreet "Johnsnelde zij op den vreemdeling toe en sloeg hare armen om hem heen. Signe kon nu eindelijk schreien. Het volgend oogenbiik had Astrid den brief in de hand, dien Gunnar haar toewierp en las hafluid: "Kom terstond in de NordstjernenEen vriend." "Hoe komt Larssen aan dien brief?" riep Astrid uit. "En wat zijn dat voor mededeelingen? Wat heeft er je toe gebracht, de plaats weer op te zoeken, die je bij nacht en nevel hebt verlaten uit vrees voor mijn vader en met in spanning van al onze krachten." "De tijd ik dacht, dat de tijd die onbeduidende gebeurtenis reeds lang uit je geheugen zou gewischt hebben," stamelde John. "Ik »De waarheidriep Astrid bevelend. "Geduld!" smeekte hij. "Als ik

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1898 | | pagina 1