NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
Hei leverei vai een all
Teekenen des tijds.
FEUILLETON.
No. 27.
Woensdag 5 April 1899.
Acht-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Amersfoortsche
ourant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het gelieele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER. Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 1-6 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Ik vind den staatkundigen toestand
in ons vaderland op dit oogenblik wei
nig geruststellend.
liet zij mij vergund hier mede te
deelen, op welke gronden die meening
is gevestigd.
In de eerste plaats zij dan gewezen
op den uiterst tragen voortgang van
den wetgevenden arbeid. Dien te wijten
aan het Ministerie' zou" beslist onrecht
vaardig zijn. Van den eersten tijd van
zijn optreden af, heeft het zich be
ijverd, in flink uitgewerkte wetsont
werpen uitvoering te geven aan de
hoofdpunten van het pi ogramma der
politieke pat tij, waaruit het is voort
gekomen, voldoening te schenken
aan de behoeften, sinds vele jaren al
gemeen gevoeld en als dringende
eischen des tijds voorgesteld. Maar
zonderde krachtige medewerkingeener
Volksvertegenwoordiging, die liet besef
beeft van haar hooge verantwoorde
lijkheid. vermag het uit de kundigste
en ijverigste mannen samengestelde
Kabinet zoo goed als niets.
En welke groote maatregelen zijn
er eigenlijk sedert Juli 1897, tijdstip
van de jongste portefeuille-aanvaar
ding, tot stand gekomen? Ik wil
dien naam geven aan de invoering van
den persoonlijken dienstplicht eri aan
de, nog door de Eerste Kamer te be
handelen mijnwet voor Nederlandscli-
Indië, maar al het overige is klein
goed, geschikt om de openingen te
vullen, en dat, als dagelijks voor
komende zaken, door elke Regeering
op ongeveer dezelfde wijze zou zijn
behandeld. Stel daar eens tegenover
de massa arbeid, door liet Ministerie
in gereedheid gebracht, - ongeval
lenwet, leerplichtswet, en, om het
allermoeielijkste liet laatst te noemen,
de drie wetsontwerpen van den Minis
ter van Financiën, hoofdzakelijk strek
kende om betere waarborgen te ver
krijgen voor een geschikte opvoeding
van verwaarloosde en zedelijk-acliter-
lijke kinderen. Denk eens aan betgeen
nog verwacht mag worden van een
Kabinet, dat een generaal Eland onder
zijn leden telt, den eenigen man van
wien wij een goede wet op de nationale
militie, met opheffing van de pruike
rige en harkerige schutterij, en zonder
overmatige lasten voor de schatkist,
mogen hopen Onder dergelijke om
standigheden, zou men zeggen, moest
het oen ware wedloop worden van
Regeering cn Parlement, om maarzoo
gauw mogelijk den arbeid voort te
zettende molen op het Haagsche
Binnenhof moest geen dag behoeven
stil te staan.
Toch is dit niet zoo. Ondanks liet
tot ruimer kringen uitgebieide kies
recht waaraan haar leden hun man
daat ontleenden, in weerwil van het
meer opgewekte politieke leven het
welk men in de Nederlandsche natie
meent te bespeuren, behoort onze
Kamer van Afgevaardigden tot die het
minst verrichten. Met tergende lang
zaamheid gaan de afdeelingen voor
het onderzoek der aanhangige wetsont
werpen haar slakkengang, en als de
heeren weer een poosje bijeen zijn ge
weest. gaan zij naar huis alsof er niets
meer te doen is. Dat wijst op een
treurig tekort aan verantwoordelijk
heidsgevoel bij een vereeniging van
mannen, aan wier zorgen de beharti
ging van de hoogste belangen des lands
is opgedragen. Het zijn geen personen,
wien wij hiervan een grief kunnen
maken, het is misschien ook geen be
paalde politieke partij, die er de meeste
schuld aan heeft; het is het geheel, dat
door een geest van verslapping schijnt
te zijn aangetast aan welken wij mede
hebben toe te schrijven dat de Kamer
geen kans ziet te geraken tot een werk
wijze, die althans den lijd gedurende
welken men bijeen is, wat nuttiger
kan doen gebruiken. Er is weieens
gezegd Iedere natie heeft de vertegen
woordiging, die zij verdient. Dat be
hoort ook zoo: de laatste behoort zoo
getrouw mogelijk den geest der eerste
te weerspiegelen. Welnu, dan schijnt mij
onze nationale verdienste op politiek
gebied niet groot toe.
Voorts wordt de tijd, dien de heeren
in openbare vergadering bijeen zijn,
nog verbruikt tot veel p ra tens. Het
is steeds een bron van klachten ge
weest, dat de lengte en de veelheid
der redevoeringen geheel niet in
evenredig gevolg tot daden voeren,
en sedert het optreden van een drie
tal social is lische volksvertegenwoor
digers is het er niet beter op gewor
den. De vierde, pas gekozen, zal
ongetwijfeld ook het zijne bijdragen
om de glorie der parlementaire wel
sprekendheid lot het hoogst mogelijke
peil op Ie voeren.
Als oorzaak van dien ijver in het
praten mag ik wel aannemen, dat de
lieei en als het ware immer hun kie
zers in de nabijheid gevoelen. Zij.
bekend geworden onder hun partij-
genooten juist om die niets ontziende
welsprekendheid, moeten het bewijs
leveren dat zij, op het Haagsche Bin
nenhof aangeland, de dingen net zoo
goed durven en kunnen zeggen als
in de dagen toen zij nog alleen in
volksvergaderingen hun talent konden
doen uitblinken. En van de honder
den grieven en griefjes, die een
socialistisch aangelegd man natuur
lijk hebben moet tegen elke maat
schappelijke regeling, mag niet eeii
enkel bewaard blijven tot misschien
de gelegenheid gunstig is om er mede
voor den dag te komen De tijd
mocht later eens ontbreken.
Doch ook bij andere partijen is de
sprcekwoede een tot grooteri omvang
uitgedijd kwaad. Als wij de lijst der
Kamerleden nagaan, dan zijn er, die
alleen deelnamen aan het debat wan
neer zij inderdaad persoonlijk iets te
zeggen hebben, en liet dan ook doen
zonder de duidelijkheid aan de kort
heid op te olleren, maar toch, in
deze vergadering van honderd man
nen zijn er te veel die geen onder
werp schier kunnen laten voorbijgaan,
zonder er het hunne van te zeggen
in een rede, waarvan minstens de
helft, als opvulling tusschen de denk
beelden in, kon gemist worden. Ook
dat is een manier van poseeren voor
de kiezers, waarbij het alleen jammer
is, dat dezen van al die woordenpraal
zoo weinig notitie nemen Want
hoeveel rnenschen zouden eenigszins
geregeld de «Handelingen" lezen
Wij bemerken, in hetgeen van
Regeeringswege werd en nog wordt
gereed gemaakt ter voortzetting van
den wetgevenden arbeid, de werk
zaamheid van elk liberaal bewind.
Bespeuren wij ook de aanwezigheid
eener liberale regeeringsparlij.
Ook dat meen ik te mogen in
twijfel trekken. Uit niets blijkt dat
de Regeering, bij de verdediging van
haar wetsontwerpen, alleen de rech
terzijde als oppositie tegenover zich
zal hebben, en hoogstens op eenige
ondergeschikte punten een of andere
rectificatie van liberale zijde te ver
wachten heeft. Bij welk der thans
aanhangige wetsontwerpen heeft men
eenige zekerheid, dat niet een vijandig
amendement, van zoogenaamd be
vriende zijde ingediend of gesteund,
de oorzaak zal kunnen worden van
een politiek ongeluk
Wij hebben weieens mogen verne
men dat het voordeel is, belangrijk
voor een goede verstandhouding tus
schen Kabinet en Regeeringsparlij,
wanneer een of meer der Ministers
ook Kamerleden zijn. Weid mij opge
dragen, een betoog tegen die veree
niging van functien te schiijven, 'tzou
mij niet moeielijk vallen hieraan te
voldoen. Thans, nu twee Ministers
tevens afgevaardigden zijn, zou men
moeten verwachten dat er van de
Groene Tafel eenige drang tol werk
zaamheid uitging, al ware het slechts
op de zoogenaamd vooruitstrevende
liberalen, die van hun invloed gebruik
zouden maken om wat spoed achter
de wetgeving te zetten. Maar wie
bespeurt daar ooit iets van. Ook kan,
in het algemeen, streven heel goed
genoemd wordendoen is evenwel
nog iets beter.
Het valt niet te ontkennen, de
Tweede Kamer staat ongeveer op liet
doode punt. Als de liberalen van alle
scliakeeringen het niet gezamenlijk
weten te verhoeden, dan zal men op
een mooien dag de schuit weer in de
biezen zien varen. Op de socialistische
leden valt niet te rekenen: reeds
heeft één hunner doen doorschemeren
dat zij bij de leerplichtswet hun
eischen omtrent kleeding en voeding
van overheidswege zouden doen gel
den, en, wordt er niet aan voldaan,
dan zou men wellichtdoor
tegen de wet te stemmen een crisis
te voorschijn roepen. Het is altijd
noodlottig, als het leven of sterven
van een Regeering in de handen van
een paar personen liggen; dan is men
geen oogenblik van de toekomst zeker.
Hoe is wijders de verhouding der
partijen buiten het Parlement?
Veendam is Nederland niet, maar
toch geeft hetgeen daar is geschied
bij de laatste verkiezing wel een blik
op den toestand. Hetisaltijdbeschouwd
als een eisch der betamelijkheid, dat
het mandaat van een afgevaardigde
die wegens bevordering in den staats
dienst moest aftreden, vernieuwd
werd; de tegenpartij eerbiedigde die
gewoonte. Niet alzoo de socialisten;
met kracht van redevoeringen het
kiezersvolk bewerkende, hebben de
heeren Van Kol en Troelstra gedaan
weten te krijgen, dat de radicalen
revanche hebben gehaald op het
niet-kiezen van den heer Treub in
1897, de antirevolutionairen heb
ben zich meerendeels onthouden, en
zoo kreeg de vooruitstrevende liberaal
mr. Smidt 900 stemmen minder dan
de vorige keer. Van liberale zijde is
niet veel gedaan om dat te voorko
men optimistisch als zij gewoonlijk
zijn, hadden zij \ermoedelijk niet ge
dacht dat het zulk een vaart zou
loopen.
Wanneer de liberalen, al of niet
willen begrijpen, eer het te laat is,
en wezenlijk, de tijd dringt
dat er van hun kracht moet uitgaan,
VAN
7) L. F. MEADE EN R. EUSTACE.
nWe moeten paarden hebben, en terstond,»
zeide ik. »Het tweede telegram geldt niet;
het was een vergissng.
«Peaeh, de voerman, uitte een vloek.
»Ik begrijp niet, wat er aan de band is,»
zeide hij. Hij zette een ontevreden gezicht en
liet er opvolgen
»De paarden kunnen geen tweeden rit doen,
sir.»
»Zij moeten indien we geen andere kunnen
krijgen,» zeide ik. Ik ging naar hem toe en
begon hem in het oor te fluisteren.
»'tls een kwestie van leven en dood, mijn
goede vriend. Alleen de dringendste nood
zakelijkheid deed mij deze reis ondernemen.
Het tweede telegram, werd zonder eenigen
twijfel afgezonden door een man, wien ik tracht
te dupeeren. Ik weet, wat ik zeg. We moeten
paarden zien te krijgen, of anders moeten deze
ons verder brengen. We hebben geen oogen
blik te verliezen. Er is een zamenzwering
gesmeed tegen den eigenaar van Cressley Hall.»
«Wat! Tegen den jongen mijnheer,"die zoo
pas uit Australië is gekomen? Gij wilt toch
niet te kennen geven dat hij in gevaar ver
keert?» vroeg Peach.
»Hij verkeert in ernstig gevaar. Ik heb
reden voor mijn vrees.»
Terwijl ik sprak kwam de kastelein naderbij.
Hij hoorde ten deele mijne laatste woorden.
De kastelein en Peach gaven elkander nu een
wenk met de oogen. Een oogenblik later zeide
de eerste:
Een buurman van me heeft twee goede
paarden. Het is de dokter, en woont hier
dichtbij. Ik vertrouw, dat hij ze zal leenen,
indien de zaak zoo dringend is als gij zegt.»
»Ga het hem vragen!» riep ik. »Je krijgt
tien pond als we binnen vijf minuten op wegzijn.»
Na het vernemen van deze toezegging vloog
de kastelein weg. Hij kwam in ongeloofelijk
korten tijd terug, vergezeld van den koetsier
van den dokter, die de paarden leidde Zij
waren spoedig vóór het wagentje gespannen,
en nogmaals zetten wij onzen tocht voort.
«Rijd nu zoo hard als je je geheele leven
nog niet gereden hebt!» zeide ik tot Peach.
«Geld is geen bezwaar. We hebben nog vijftien
mijlen af te leggen, en door een woeste streek.
Je kunt op een behoorlijke belooning rekenen,
als j e me binnen 'tuur te Cressley Hall brengt
»Dat kan niet, sir,» hernam hij maar daarop
keek hij me aan, en iets van de beslistheid
van mijn gelaat weerspiegelde zich op het zijne.
Hij legde de zweep over de paarden. Het
waren goed doorvoede beesten, die flink liepen
als zij aangezet werden.
Wij bereikten het hek van Cressley Hall
tusschen twee en drie uur in den morgen. Ik
achtte het het best hier uit te stappen, en
deelde mijn koetsier mede, dat ik zijne diensten
niet langer behoefde.
«Zoo gij bang zijt voor moeielijkheden, zou
het dan niet goed zijn, dat ik hier in de buurt
bleef?» vroeg hij. »Ik was dan bij de hand,
in geval gij mijn hulp noodig mocht hebben.
Ik stel belang in deze zaak, sir.»
Je kunt gerust zijn, mijn vriend. God geve,
dat de zaak zoo ernstig niet zij. Maar 'tis
goed, stap hier met de paarden op en neêr als
je wilt. Als je in de twee eerste uren niets
van me ziet, houd het er dan voor, dat alles
in orde is, en keer met de paarden naar Carlon
terug.»
Toen dit was afgesproken, verliet ik Peach
en trad het hek door. Onmiddellijk binnen het
hek stond een laag huisje door hoornen om
geven. Ik bleef een oogenblik stilstaan om te
overwegen, wat mij te doen stond. De vraag
was thans, hoe binnen het kasteel te komen,
want op dit uur zou het natuurlijk gesloten
en al de bewoners in slaap zijn. Ik besloot
eindelijk de bewoners van het huisje op te
kloppen en hun hulp in te roepen. Ik ging
naar de deur en slaagde erin hen wakker te
krijgen. Er verscheen een oude vrouw van
omstreeks vijftig jaar. Ik bracht haar op de
hoogte van mijn toestand en verzocht haar,
mij haar hulp 'te verleenen. Zij aarzelde in den
aanvang hoogst verbaasd; maar daar zij ver
volgens naar ik veronderstel iets op mijn gelaat
zag, dat haar van de waarheid van mijn ver
haal overtuigde, want het was noodig haar
ongerust te maken ten einde er haar toe te
bewegen iets uit te voeren, verklaarde zij
eindelijk, dat zij zou doen wat ik wenschte.
»Ik weet de kamers wddr Mitchell, de oude
huisbewaarder slaapt,» zeide zij, »en dien kun
nen wij gemakkelijk wekken door steenen tegen
zijn venster te werpen. Zoo gij een oogenblik
wilt wachten, zal ik een doek over mijn hoofd
doen en met u gaan.»
Zij ging naar binnen en keerde een oogen
blik daarna terug. Te zamen volgden wij de
laan, welke, voor zoover ik kon zien, door een
park met oud geboomte liep. Wij gingen naar
den ingang in den achterkant van het gebouw,
en na verloop van twee of drie minuten, ge-
j durende welke ik op heete kolen stond, gelukte
het de oude vrouw Mitchell, den huisbewaarder
wakker te krijgen. Hij kwam vóór het venster,
wierp het open en stak er het hoofd uit.
(Wordt vervolgd.)