NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
Hei leveren van een all
FEUILLETON.
BUITENLAND.
No. 28.
Zaterdag 8 April 1899.
Acht-en-twiiitigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
BINNENLAND.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van I6 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Generaal Otis, die in het bezit
is van de stad Malolos, do vroegere
zetel der Filippijnsche republiek,
schijnt zich thans reeds als de over
winnaar der Filippijners te beschou
wen.
Hij heeft een proclamatie uitge
vaardigd waarin hij den Filippijners
bekend maakt, welke politiek de
Vereenigde Staten van plan zijn
tegenover hen te volgen. In de pro
clamatie heet het dat de opperheer
schappij der Vereenigde Staten in
den goheelen Archipel moet worden
erkend en dat ieder, die zich daar
tegen verzet, zijn verderf tegemoet
gaat. Overigens zal in de ruimste
mate zelfbestuur worden toegestaan
voor zoover dat met de hoogheids-
rechten van Amerika en een goede
economische regeling der openbare
aangelegenheden vereenigbaar is. De
burgerlijke rechten der Filippijners
zouden gewaarborgd en godsdienst
vrijheid worden toegestaan. Eer en
gerechtigheid verboden de Amerika
nen liet Filippijnsche volk en de
eilanden te beschouwen en te gebrui
ken als uitbuilingsobjecten.
Generaal Otis seint verder nog, dat
de Amerikaansche troepen de voeling
met de Filippijners hebben verloren,
dat Aguinaldo verdwenen is en dat
generaal Mc Arthur verder noord
waarts oprukt om het leger der
Filippijners te zoeken.
Dat dezen zich zoo grit aan het
Amerikaansche gezag zullen onder
werpen, is niet aan te nemen, veeleer
zullen zij den guerillakrijg tot het
uiterste voortzetten, een taktiek, welke
zij ook tegen de Spanjaarden hebben
gevoerd. Hoe sterk de troepenmacht
van Aguinaldo nog is, valt niet met
juistheid te zeggen. Het is echter
waarschijnlijk dat hij de verliezen,
welke hij in de gevechten en dooi
de vlucht geleden heeft, ten Noorden
van de Manilla-baai spoedig zal kun
nen aanvullen, aangezien daar de
bewoners den Amerikanen zeer vijan
dig gezind zijn. De hoofdmacht be
vindt zich vermoedelijk ten Noord-
Oosten van Malolos, waarheen het
den Amerikanen moeilijk zal vallen
haar te volgen, daar zij zich dan van
den spoorweg moeten afbuigen, welke
totnutoe hun voortrukken en provian
deering vergemakkelijkt heeft.
Of generaal Mc. Arthur zich dus
niet in een wespennest gaat steken,
zal de toekomst moeten leeren.
In Amerika zijn reeds herhaalde
stemmen opgegaan orn afstand van
de Filippijnen te doen. Thans is er
een voorstel gedaan om ze te ver
ruilen.
De New-York Herald drukt n.l.
een verzoekschrift af van de bewoners
van St. Kitt op de Leeward Islands
(Eilanden boven de Wind, in West-
Indië) waarbij dezen den Engelschen
minister van koloniën Chamberlain
vragen genoemde West-Indische
eilanden aan de Amerikanen af te
staan in ruil voor de Filippijnen. De
New- York Herald ondersteunt dit
verzoek, door inwilliging waarvan in
West-Indië het Amerikaansche en in
Oost-Azië het Britsche bezit zou wor
den afgerond. Hoe dit voorstel in
Engeland zal worden opgenomen,
dient men af te wachten. In elk
gevai ligt het niet in de lijn der
Britsche koloniale politiek, om gebie
den, welke reeds lang tot het rijk
behooren te verruilen tegen andere.
En dan is een stekelvarken het
woord is van de Iiöln. Zt., als
de Filippijnen, nu juist niet zulk een
begeerlijk iets. In afwachting van de
onderhandelingen daarover, hebben
de Amerikanen intusschen den tijd
om de mogelijkheid van een onder
werping der Filippijnen te consta-
teeren, de Engelschen om te over
wegen of zij hun stelling in West-
Indië opgeven zullen en de Filippijnen
of en met welke Europeesche saus
ze gegeten willen worden.
Aan de Times wordt uit Konstan-
tirropel geseind, dat daar in de moskeeën
heftige revolutionaire geschriften ver
spreid gevonden zijn, waarbij de Turk-
sclre bevolking woi dt aangespoord, de
regeerende dynastie omver te werpen.
De Spaansclre minister-president
had dezer dagen een onderhoud met
een advocaat uit Manilla, die giooten
invloed op de Tagalen moet hebben.
Het onderwerp van gesprek was de
toestand der Spaansche gevangenen
en de middelen, die gebruikt kunnen
worden om hen te bevrijden. Men
kwam ook daarbij weder slechts tot
het resultaat, dat de quaestie uiterst
moeielijk was. Overigens schijnt het
gerucht bevestigd te worden, dat
verscheidene Spaansche officieren, die
men gevangen waande, zich bij de
opstandelingen hebben aangesloten
om de Amerikaansche indringers te
bestrijden
De Pol. Corr meldt uit Petersburg,
dat berichten uit verschillende bron
overeenstemmen, dat Japan een toe
nadering zoekt met China, welke
gericht zou zijn tegen de Europeesche
mogendheden.
Vredesconferentie.
In de officieele uitnoodigingen voor
deelneming aan de internationale
vredesconferentie, verzonden door be
middeling der Nederlandsche diplo
matie, wordt aan de wordingsgeschiede
nis der conferentie herinnerd en aan
het lofwaardig initiatief van den Czaar
om door internationale bespreking de
zegeningen des vredes te verspreiden
en zoo mogelijk te komen tot matiging
van de overdreven wapeningverder
wordt herinnerd aan de algemeen gun
stige ontvangst van het voorstel en
verzekerd de ingenomenheid van
H. M. de Koningin met het denkbeeld
om 's Gravenbage als plaats van samen
komst aan te wijzen. Verder wordt
meegedeeld dat de tweede nota dei-
Russische RegeerIng den grondslag der
beraadslagingen zal uitmaken.
(Jitgenoodigd zijn: Rusland, Zwe
den en Noorwegen, Denemarken, Enge
land, Nederland, België, Luxemburg,
Duitschland, Oosten rijk-Hongarije, Ser
vië, Roumenie, Montenegro, Turkije,
Griekenland, Italië, Spanje, Portugal,
Frankrijk, Zwitserland, de Vereenigde
Staten van Amerika, Siam, Perzië,
China en Japan.
Uit Iridic.
In een correspondentie van de
Deli Cl. lezen wij nog over het sneu
velen van Toekoe Oemar:
»Het overschot van Oemar werd
door Saiil Panoed naar een nabijge
legen pepertuin in veiligheid gebracht.
»'s Avonds van den Hen Februari
transporteerde men het overschot
naar de Merbau-rivier en bracht het,
met vermijding van ons bivak te
Marit, naar de bovenstreken, waar
Tjoet Nja Din het den '13en in ont
vangst nam.
«Zij was met een driehonderdtal
gewapenden door Boven-Boeboen naar
Betong getrokken, waar men baar
de droeve tijding bracht.
«Ofschoon Oemar bij zijn leven
meermalen had verklaard dat bij te
Poe-oe bij zijn moeder begraven
wilde worden, en dit daar hij een
voorgevoel van zijn naderend einde
had nog onlangs in herinnering
had gebracht, zoo verbood Tjoet Nja
Din toch aan zijnen wil gevolg te
geven, uit vrees dat later zijn lijk in
onze handen zou kunnen vallen.
«Volgens betrouwbare berichtgevers
werd het lijk, den 19en 's avonds ten
7 ure in tegenwoordigheid van enkele
uitverkorenen ter aarde besteld.
«Thans wordt te Latigo in Boven-
Melaboe ijverig vergaderd onder pre
sidium vau Tjoet Nja Din, die haren
zoon Radja Batak tot hoofd van 't ver
zet wil aanstellen en maatregelen
beraamt om den oorlog voort te
zetten.
«De laatste berichten doen ver
moeden dat Tjoed Nja Din naar
Boven-Senagan zal uitwijken."
PLAATSELIJKE BERICHTEN.
Op de Donderdag jl. gehouden
paardenmarkt waren aangevoerd 160
paarden, 40 hitten en 10 veulens.
Men besteedde voor paarden van
f 100 tot f450, voor veulens van f90
f 100, voor hitten f 50 tot f 120. De
handel was vlug; over het algemeen
werden flinke prijzen betaald Buiten-
landsche kooplieden kochten veel.
Wegens de periodieke aftreding
van eenige bestuursleden van den
«Roomsch Katholieken Volksbond"
en het verzoek van den President om
niet herkozen te worden, is het Be
stuur thans saamgesteld als volgt:
W. G. Klomp, President; N. C. de
Wit, vice-president; D. Filer Sr., lste
Secretaris; W. Steenbeek, 2deSecre
taris; H. G. Putman, lste Penning
meester; J. Groenhuizen, 2de Pen
ningmeester; J. van Hoeijen, lste
Commissaris van toezicht; M. Pijpers,
2de Commissaris van toezicht en A.
van Druten, Bibliothecaris.
Uit den regenmeter hier zijn
in de vorige maand afgetapt 17.4
m.M. neerslag, op 7 regendagen, alle
vallende in de week van 20 tot 27,
daarin vergaard.
In 1896, 79 en 98 waren er tel
kens 12 regendagen en werd afgetapt
62 m.M., 69 m.M. en 246 m.M.
Nu de lichtingen onder de wapens
zijn, bestaat de militaire bevolking
van Amersfoort uit 128 officieren 320
onderofficieren, 1430 minderen, met
587 paarden.
Infanterie85 officieren, 241 on
derofficieren, 134 korporaals, 28 tam
boers en hoornblazers, 873 soldaten
totaal 1361, rnet 7 paarden.
Huzaren: 2 officieren, 12 onder
officieren, 21 korporaals, 96 soldaten
L. F. MEADE EN R. EUSTACE.
8)
iiWat is er aan de band?» vroeg hij.
Ha er is Mr. Bell James,» klonk het antwoord,
de Heer, die den ganschen avond op bet
Kasteel werd verwacht; hij is nu gekomen,
en wenscht dat gij hem binnen laat.»
De oude man zeide, dat hij naar beneden
zou komen. Hij deed dit, en een deur openende,
plaatste hij er zich vóór en belette mij binnen
te treden.
Zijt gij werkelijk de heer, dien Mr. Cressley
verwachtte?» vroeg bij.
»Die ben ik,» was mijn antwoordik miste
den trein, en was verplicht naar hier te rijden.
Ik heb een dringende reden, waarom ik uw
meester onmiddellijk moet sprekenwiliir is bij
»Ik hoop in bed, sir, en slapende; het is
omstreeks drie uur in den morgen.»
Hoe laat het is, doet er niet toe,» hernam
ik; »ik moet Mr. Cressley terstond spreken.
Wilt gij mij naar zijn kamer brengen?»
"Indien ik zekerheid heb, dat gij Mr. John
Bell r.ijt,antwoordde de oude man, mij met
een verklaarbaren achterdochtigen blik op
nemende.
Stel u op dat punt gerust. Hier hebt gij
mijn kaartje, en hier is een telegram, dat ik
gisteren van uw meester ontving.»
»Maar mijnheer verzond gisteren geen tele
gram.»
»Gij vergist u zeker, dat is van hem.»
»Dat begrijp ik niet, sir,-maar gij ziet er
fatsoenlijk uit, en ik meen, dat ik u moet
vertrouwen:»
«Daar zult gij wel aan doen,» hernam ik.
Hij ging achteruit en ik trad het huis bin
nen. Hij leidde mij door een gang en bracht
mij daarop in een booge kamer, welke waar
schijnlijk de oude eetzaal was. Yoor zoover ik
bij het licht van een kaars kon zien, was de
kamer met donker eikenhout beschoten. In het
ront stonden tegen de wanden ridderbeelden
in volle wapenrusting met vlaggen en banieren,
welke van de zoldering afhingen er boven. Ik
volgde den ouden man een breeden trap op
en langs tallooze gangen naar een meer ver
wijderd gedeelte van het gebouw. Wij wendden
ons nu eensklaps rechts, eu bestegen weldra
een torentrap.
»In welke kamer is uw meester? vroeg ik.
»Dit is zijn kamer, sir,» zeide de man. Hij
stond stil en wees op een deur.
«Blijf waar gij zijt, ik mocht u noodig
hebben,» zeide ik.
»Ik greep zijn blaker, en trachtte, terwijl ik
dien boven mijn hoofd hield, de denr te openen.
Zij was afgedraaid. Ik riep, maar niemand
antwoordde.
We moeten die deur intrappen,» zeide ik
tot Mitchell.
"Wacht, sir, ik heb dubbele sleutels,» ant
woordde hij. »Ik zal ze halen.»
Hij verliet mij, en was binnen weinige mi
nuten terug. Wij waren nu in staat de deur
te openen. Het was een groote kamer, waartoe
zij toegang gaf, en toen ik ze binnentrad, was
zij in diepe duisternis gehuld. Ik meende op
een afstand eenig geruisch te hooren, maar
kon niemand zien. Daarop, toen mijne oogen
aan het zwakke kaarslicht gewend raakten,
ontdekte ik aan het andere einde der kamer
een groot ledikant. Onmiddellijk merkte ik
er iets zeer zonderlings aan op, en wendde ik
mij tot den ouden huisbewaarder.
»Gij zeidet immers, dat Mr. Cressley in deze
kamer sliep?» vroeg ik.
Ja, sir, hij moet reeds eenige uren geleden
naar bed zijn gegaan. Ik liet hem achter in
de bibliotheek, waar hij naar oude papieren
zocht, en hij zeide me, dat bij vermoeid was
en vroeg ter ruste zou gaan.»
»Hij ligt niet in bet bed,» zeide ik.
"Niet in bet bed, sir? Goeie Godeen toon
van ontzetting kwam er in 's mans stem, »wat,
in 's Hemels naam, scheelt er aan bet bed
Terwijl de man sprak, vloog ik vooruit. Was
het werkelijk wel een bed? Zoo het er al een
was, dan had ik nooit een zonderlinger gezien.
Boven op lag een dikke matras, welke het
van bet hoofd- tot het voeteneinde bedekte,
en van welker zijden kwasten afhingen. Er
lag geen mensckelijk wezen op de matras, en
zij was ook niet opgemaakt met lakens en
dekens, zooals een gewoon bed. Ik keek naar
boven. De steilen aan de vierhoeken van het
ledikant stonden als kale masten. Ik zag ter
stond, wat er bad plaats gehad. De hemel
was op bet bed gezakt! Lag Cressley er
onder? Ik riep den ouden man Daderbij te
komen; wij pakten samen de matras aan en
spanden al onze krachten, in om ze van het
bed te trekken. In een oogwenk zag ik, dat
zij met touwen was vast gemaakt, welke ze
stevig op elkaar bielden. Ik haalde mijn mes
voor den dag en sneed de touwen door en
slingerde vervolgens het zware voorwerp van
het bed. Dadr lag Cressley zoo goed als dood.
Ik legde mijn hand op zijn hart en slaakte
een kreet van vreugde. Het klopte nog. Ik
was nog bijtijds gekomen ik had hem gered.
Wordt vervolgd.)