ÏSIEUWl
Nieuws- en Advertentieblad
voor ie Provincie Utrecht.
IW BON
No. 54.
Zaterdag: 8 Juli 1899.
Acht-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATEI1DAG.
W. H. van Esveld.
A. A. Hamers.
J. Gertl. Kleber.
A. M. Tromp van Holst.
Mr. J. G. A. van
Sociale Wo!ken.
FEUILLETON.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPHIJS:
Pel' 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN;
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
G-roote letters en vignetten naar plaatsruimte.
uitsluitend voor de Lezers van dit Blad.
voor de praktijk. 50 Cent.
Een WOORDENBOEK van Kun
sten, Wetenschappen enz., verkla
rende 10.000 woorden voor slechts
50 cent. De Administratie van dit
Blad biedt tijdelijk aan
SERYAAS DB BRUIN. Woorden
boek, verklarende de beteekenis van
10,000 woorden op het gebied van
Kunsten en Wetenschappen, Industrie,
Geschiedenis, Aardrijkskunde, Mytho
logie, Techniek enz. Het geeft de
de verklaring van Kunstwoorden,
Vreemde termen, enz. In ruim 1000
kolommen druks geeft deze Eneyelo-
paedie opheldering op allerlei gebied.
Het is een onmisbare vraagbaak.
Dagelijks toch komen er in Couranten,
Tijdschriften enz. woorden, plaats
namen, geschiedkundige herinneringen
voor, die het geheugen ontschoten
zijn en dan heeft men in een oogwenk
de beteekenis hiervan in dit praktisch,
hoogst nuttig en spotgoedkoop Woor
denboek. Deze Encyclopaede kost na
tijdelijk voor onze Lezers slechts 50
Cent.
De periodieke verkiezingen voor
den gemeenteraad zijn ophanden.
Dinsdag 11 Juli zal ieder inge
zetene van Amersfoort, door zijn
maatschappelijke positie kiesge
rechtigd, den plicht hebben te
vervullen, voor het district waartoe
hij behoort, den man aan te wijzen,
volgens zijn oordeel het meest
geschikt om in den gemeenteraad
de belangen onzer stad en van
hare burgerij te behartigen. Ons
dunkt in dezen die keus niet
moeielijk. De aftredende leden toch
hebben alle gedurende den tijd,
dat zij zitting hadden, in meerdere
of mindere mate en ieder op zijne
wijze, getoond mannen te zijn, in
wier handen wij onze belangen
veilig kunnen nederleggen. Wel
worden door de Kiesvereeniging
«Eendracht" en eenige particu
lieren een drietal nieuwe leden
aanbevolen, maar afgezien van de
capaciteiten dier heeren, vinden
wij voor ons geen enkel argument
om ook slechts een der aftredende
leden los te laten en met vrij
moedigheid bevelen wij daarom
onze lezers aan a.s. Dinsdag hunne
stem uit te brengen op
in stcmdistrict I.
in stenidistrict II.
in stenidistrict III.
Met hetgeen gewoonlijk verstaan
wordt onder de benaming «sociale
wetgeving" is de Regeering tot dus
ver niet erg gelukkig geweest.
Ieder herinnert zich nog, hoe bij
den verkiezingsstrijd in 1897 de ver
schillende partijen het aan fraaie be
loften niet lieten ontbreken; 't schoen
wel een wedstrijd om kiezers te lok
ken, Vooral «do werkman" had liet
maar voor het zeggen; waro hij een
voudig genoeg geweest om alles voor
goede munt aan te nemen, dan nog
zou hij haast niet geweten hebben,
aan welken kant hem de mooiste en
de meeste bloemen werden toegereikt.
In elk geval scheen dit vast te staan
welke partij ook de overwinning mocht
behalen, de sociale wetgeving zou er
wèl bij varen.
Het is geen kleinigheid, wat er
alzoo onder dien algerneenen naam
doorgaat. Al wat de onderlinge be
trekkingen der menschen in het maat
schappelijk verband regelt, behoort
er toezoo hebben we er den per
soonlijken dienstplicht bij zien brengen,
omdat hij de sociale gelijkheid be
vordert, en den leerplicht, omdat hij
de maatschappelijke welvaart zal ver-
hoogen. Zelfs hij de beraadslagingen
in de Tweede Kamer over de Sche
veningsche bommenhaven kwam de
sociale rechtvaardigheid zich eventjes
in het debat mengen.
Maar dat is liet toch eigenlijk niet
Om voet bij stuk te kunnen houden,
is het noodig de begrippen niet te
benevelen met een wolk van alge
meenheden. Sociale wetgeving, zoo
wordt het in alle beschaafde landen
opgevat, heeft ton doel den toestand
der arbeidende klassen te verbeteren
door middel van bindende voorschrif
ten, die van invloed zijn op het loon,
den werktijd, tiet behoud en den
waarborg voor liet verlies vaij de ar
beidskracht. Daarbij treedt liet laatste,
als zijnde van liet meest overwegend
belang, het meest op den voorgrond.
Want heeft de werkman zijn arbeids
vermogen geheel of gedeeltelijk ver
loren en derhalve niets of weinig
meer aan te bieden, dan is hij aan
ellende prijs gegeven, hij en de zij
nen terwijl toch het werk, dat hij
geleverd heeft, mede strekte om de
maatschappij te verrijken, en hij al-
zoo, dooreen gerekend, iets meer heeft
gegeven dan hem in den vorm van
loon en andere genietingen is terug
betaald. In dat meerdere, waarvan de
som den maatschappelijken vooruit
gang vertegenwoordigt gedurende den
tijd dat hij mede werkzaam was, zit
iets van het zijne; het is dus een
eisch der billijkheid dat hij ook in
staat wordt gesteld te leven geduren
de den tijd hij meer verteert dan
inbrengt.
Dit is, naar het mij voorkomt, de
zuiver staathuishoudkundige grond
slag, waarop het recht van den werk
man verzekering tegen de geldelijke
gevolgen van invaliditeit, ouderdom
en ongevallen berust. En nu is het,
wat het beginsel betreft, van onder
geschikt belang, of door hem of door
anderen de gelden worden bijeenge
bracht, noodig om de kosten dier
verzekering te dragen. Laat men ze
hem betalen, dan zal door een gere
gelde économische werking het kosten-
bedrag terecht komen bij de produc
ten, en wie daarvan geniet, betaalt.
Kan de Staat in die kosten voorzien,
dan zal, wat anders aan verhoogde
produclenkosten wordt betaald, we
naar het kantoor van den ontvanger
worden gebracht. Natuurlijk is, om
die verhoogingen te doen terecht ko
men ter plaatse waar zij wezen moe
ten, tijd noodig, gelijk voor eiken
overgang, en zulke overgangsperioden
zijn weieens lastig om door tc komen,
daar er altijd hier of daar een tijde
lijk te kort ontslaat. Voorts zal het
van een samenstel van omstandighe
den afhangen, inzonderheid van den
financieëlen toestand van een land en
van de werking zijner belastingwet
ten, of de mogelijkheid bestaat, on
middellijk een groot aandeel van do
uitgaven voor verzekering ten laste
der openbare kassen te doen Komen
Dewijl nu in het algemeen do staat
der publieke geldmiddelen niet schit
terend is, moeten we daarin de voor-
uaamste hinderpaal zien tegen het
vaststellen van regelingen, die door
ieder gewenscht worden geacht.
De Regeering, voortgekomen uit
de verwante pai tjjgroepen, die in
1897 bij de stembus de meerderheid
hebben verkregen, beeft getrouw woord
gehouden en met de sociale wetge
ving een goed begin gemaakt. Daai bij
moest echter gedacht worden aan de
omstandigheid, dat in hetgeen wij
de linkerzijde der Tweede Kamer
zullen noemen, groepen zijn vereenigd
die verschillende graden van geavan
ceerdheid vertegenwoordigen, hetgeen
de Regeering noodzaakt om, wil zij
in voorwaartsche richting zich bewe
gen, den stap niet te groot te nemen.
Zij hoeft daar ook wel op gelet, en
zoowel bij de ongevallenwet als bij
het ontwerp tot regeling van arbeids-,
en rusttijden regelingen voorgesteld,
die, zullen zij geheel voldoen, nog
wel aanvulling zullen behoeven.
Nu spreekt liet vanzelf dat een
wetsvoordracht, waarbij hierop acht
geslagen is, geenszins aan allen kan
geven wat zij wenschelijk achtenzij
is een soort van vergelijk tusschen do
partijgroepen. Een verstandige poli
tiek zou dat erkennen, en, teneinde
zooveel mogelijk de eenmaal afge
legde beloften na te komen, aan de
totstandkoming van in dien geest
ontworpen wetten mede willen wer
ken, zij het ook, dat daartoe eenig
offer van eigen voorkeur noodig zou
wezen. Maar nu is, in de heden-
daagsche Parlcmenters, gewoonlijk
te weinig practisch verstand verge
zeld van een tekort aan offervaar
digheid; men wil nu eenmaal geen
afstand doen van eigen inzichten op
welke men, om ze onaantastbaar te
maken, het étiquet «beginselen"
plakt. Als dut ergens op staat, blijf
er dan maar af.
Met de Ongevallenverzekering vooral
is de Regeering in een wespennest
van bezwaren terecht gekomen, en
het zal zeer de vraag zijn of zij er
zich zonder ongeval weet uit te
redden. Dat komt, omdat die zaak
te laat is bij de hand genomen,
eerst nadat reeds tal van werkgevers,
uit eigen beweging hun werklieden
op voldoende wijze hadden gewaar
borgd. Ja, nu is het wel niet aan
genaam, dat alles weer ongedaan te
zien maken en genoodzaakt te wor
den tot aansluiting bij een rijksin
stelling, en wanneer de zaak zóó had
kunnen geregeld worden dat alleen
aan degenen, die nog niet op een
voldoende, door het Rijksgezag te
contróleeren wijze voor verzekering
hunner ondergeschikten hadden ge
zorgd, tot deelneming aan de Rijks
bank verplicht werden, dan zoh
W 1JM
Naar bet Engelscb
van
DAYRELL TRELAWNEY.
7)
Hoe ik bet kantoor bereikte, weet ik mij
nauwelijks te berinneren. Wat mijn chef zeide,
zou ik, indien ik bet beproefde niet weer
kunnen geven. Ik leverde mijn verslag bijtijds
in voor de avond-editie, en kwam zoo uitgeput
naar lichaam en geest op mijne kamers terug,
dat ik mij, zonder sinds mijn ontbijt eenig
voedsel gebruikt te hebben, in een gemakke-
lijken stoel liet vallen, en rustig sliep tot zeven
uur. Ik werd hoogst verkwikt wakker en nog
juist bijtijds om mij te kleeden en, volgens
afspraak bij een vriend te gaan dineeren. Het
was niet voor den volgenden morgen, dat ik
mijne gedachten bij de gebeurtenissen van de
laatste dagen bepaalde. Ze in kalmer stemming
overwegende, kwam bet mij voor, dat ik een
ontzettende dwaasheid bad begaan, door Lord
en Lady Howard niet onverwijld op de hoogte
te hebben gebracht van bet zonderlinge gedrag
van de gouvernante, die hunne woning onder
mijn geleide bad verlaten. Toen ik mij herin
nerde, boe ik mij bad laten overhalen, de
politie geen kennis te geven, en hoe, dien ten
gevolge, Mrs. Gordon Lietb, eene vrouw van
booge geboorte en onbevlekte reputatie in
verdenking was gekomen, zag ik in, dat ik
mij schandebjk bad laten beetnemen door een
knappe en gewetenlooze vrouw.
Ik was juist bet kantoor van de Epoch
binnengetreden, toen een klerk Lord Howard
aandiende, en daar de redacteur nog niet ver
schenen was, ging ik in het andere kantoor
om zijn lordschap te begroeten, daar ik nieuws
gierig was, of hij iets nieuws, omtrent de
gestolene diamanten wist mede te deelen.
«Zoo gij in bet kantoor van den redacteur
wilt komen, zullen wij vrijer kunnen spreken.»
De deur was nauwelijks gesloten, of Lord
Howard zeide:
«Daar gij zoo groot belang in ons verlies
steldet, Mr. Forbes, meende ik dat bet kantoor
van de Epoch ook bet eerst bet nieuws
moest weten. De rose diamant is gevonden
geworden."
Ik kon geen woorden vinden om de gedachten
uit te drukken, welke in mij opkwamen. Doch
Lord Howard liet mij nauwelijks den tijd tot
antwoorden.
«Ja, bij is gevonden. Lady Howard stapte
gisteren namiddag in bet rijtuig, toen zij een
flauwen gil gaf, op baar knieën viel en uit
bet grint vlak vóór onze stoep den verloren
steen opraakte, welke ons zooveel moeite beeft
bezorgd. Hoe bij dddr is gekomen blijft een
geheim. Maar er bestaat een nog grooter ge
heim. Wij weten nu, wat Mrs Gordon Lieth
en Miss Alexander zagen, dat baar deed ont
stellen, toen zij enkele uren na elkander in
bet rijtuig stapten. Het was de glans van de
rose diamant. Kunt gij nu een geldige reden
bedenken, waarom die twee vrouwen, die bei
den onze gastvrijheid genoten, behoedzaam
over den steen gestapt zouden zijn, zonder ons
op de hoogte te brengen van baar wetenschap,
wadr hij zich bevond, terwijl een enkel woord
van een van beiden Lady Howard en mij uit
onze onzekerheid zou gered hebben?»
«Dat kan ik inderdaad niet,hernam ik met
warmte.
«Nu,» ging Lord Howard opstaande voort,
«ik zal u niet langer ophouden; deel den
redacteur mijn nieuws mede, en vergeet niet
ons een bezoek te brengen, als gij weder naar
Starborough komt.«
Het bleek me nauwelijks aan twijfel onder
hevig te zijn, dat Miss Alexander en Mrs.
Gordon Lietb in zeker opzicht door dezelfde
beweegredenen werden gedreven, en bet scheen
meer dan waarscbijnbjk, dat zij medeplichtigen
waren. Daar de diamant teruggevonden was,
bestond er voor mij geen enkele reden voor
eenigen stap van mijne zijde, en bet geheele
voorval van mijne kennismaking met de gouver
nante van Lady Howard zou weldra vergeten
zijn geweest, ware het niet dat ik bet volgende
briefje bad ontvangen:
«Longfords' Hotel.
«Waarde Mr. Forbes! Mijne vermoedens zijn ge
bleken juist te zijn. Ik hoop u weldra nadere
bijzonderheden mede te deelen.
Marie A 1 e x a n d e r."
Met bet oog op de mededeeling van Lord
Howard, dat bet juweel was gevonden, en
verder bij de zekerheid, dat Miss Alexander
den steen bad gezien op bet grint van Howard
Park, wekte deze nieuwe poging om mij op
de ombescbaamdste manier te misleiden in
booge mate mijn toorn op. Het kwam mij ook
voor, dat ik, al was ik ook geen vriend van
Majoor Lietb, niet mocht dulden, dat de ver
denking van diefstal op zijn onschuldig jong
vrouwtje werd geworpen door eene vrouw, wier
plannen mij zoo onverwachts in bet ware Hebt
waren geplaatst.
Ik reed naar Longford's Hotel, en na enkele
oogenblikken toeveüs werd mij bericht, dat Miss
Alexander bij mij zou komen. Zij trad bleeker en
kalmer dan ooit de kamer binnen, en droeg
betzelfde zwarte, gewaad. Ik groette baar stijf.
(Wordl vervolgd.)