NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
DE VOLLE WAARHEID.
No. 61.
Woensdag 2 Augustus 1899.
Acht-en-twintigste jaargang.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
ADVERTENTIËN:
Van 10 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Men kan niet zeggen, dat de ver
klaringen, die Chamberlain in hel
Lagerhuis, en Salisbury in het Hoo-
gerhuis Vrijdag hebben afgelegd, een
einde aan den twijfel hebben gemaakt,
of Engeland den vrede wil, dan wel
of het den tijd voor oorlog nog niet
gekomen acht. Men zou kunnen zeg
gen, dal, waar de beide woordvoerders
van het ministerie het zoo eens bleken,
en Salisbury verklaardo de politiek
van Chamberlain te zijn toegedaan,
er, gelet op de vredelievendheid van
den premier, geen oorlogskansen zijn.
Want dit is zeer zeker, dat zelfs de
ergste Jingo's beginnen in te zien,
dat een oorlog met Transvaal, en
dan waarschijnlijk ook met den Vrij
staat voor lange tijden voor geheel
Zuid-Afrika een ongekende ramp zou
zijn, wat Chamberlain zelf heeft ge
zegd. Wat ook wet tot deze houding
zal hebben aanleiding gegeven is het
optreden van den Afrikaander Bond,
die niet vóór alles uit Jingo's bestaat,
en vrij duidelijk zijn meening over
de onderhavige quaesties heeft te
kennen gegeven.
Dit alles maakt, dat liet tijdstip
van handelen niet geschikt lijkt, en
daarom, Chamberlain heeft hel ver
klaard, zal men wachten, geduld
hebben, terwijl men aldoor zedelijke
pressie op de Boeren zal blijven uit
oefenen.
Hieruit moet ook het belangrijke
plan worden verklaard, dat Chamber
lain in het Lagerhuis ontvouwde. Hij
wilde namelijk, dat de nieuwe Trans-
vaalsche kieswet aan de beslissing van
een gemengde Engelsche en Trans-
vaalsche commissie zou worden onder
worpen, althans op dit eene punt,
of de kieswet aan de Uitlanders eenige
doeltreffende vertegenwoordiging in
den Eersten Volksraad onmiddellijk
verschaft.
De Indépendance beige zegt over
het plan, dat hel duidelijk is, dat de
instelling dezer commissie een kans
te meer is voor eene vreedzame
oplossing van het geschil, en in dat
geval zou men president Kruger de
aanneming van het plan moeten
aanraden.
De Daily Chronicle beschouwt dat
plan als een lichtpunt in het debat
en tevens als een soort huldeblijk
aan liet beginsel der arbitrage, die
in den Haag is aangenomen.
De Daily Chronicle gaat nog verder,
en vertrouwt dat president Kruger
het denkbeeld zal aannemen der com
missie, waarin elk der landen drie
commissarissen zal benoemen om na
te gaan, welke werking de kieswet
heeft, want, toont deze internationale
enquête aan, dat bijzonderheden in
de kieswet inderdaad verbetering en
aanvulling behoeven, dan kunnen de
Transvalers daarvoor zorgen; toont
integendeel het onderzoek aan, dat
de nieuwe kieswet werkelijke ruime
concessiën aan de uitlanders behelst,
wat de Chronicle gelooft, dan moet
de uitspraak der gemengde commissie
den Uitlanders die zoo hard schreeu
wen het zwijgen opleggen, en de
zwaar belasterde Republiek rehabili-
teeren. Het blad beschouwt het com
missie-plan als een eervolle terugtocht
zonder Milner al te zeer te krenken.
Wij voor ons gelooveti hier niet
zoo grif aan, en zien in de commissie
meer een list van Chamberlain.
Wat tocli is het geval Laten wij
eens veronderstellen, dat er in Neder
land veel vreemdelingen woonden,
die begeerig waren het kiesrecht te
verkrijgen, en dat de regeering hun
dat kiesrecht schonk. Hoe vreemd
zou men dan niet opkijken, als b v.
Duitschland het voorstel kwam doen
om een commissie te benoemen, die
zou nagaan, of het kiesrecht wel aan
zijn doel beantwoordde.
Zoo is 'took met Transvaal het
geval; Transvaal is een autonome en
onafhankelijke Staat, en nu zal er
een vreemde mogendheid komen die
hem voorschrijft, hoe hij zijn eigen
wetten moet maken.
-Wat Paul Kruger en de zijnen ook
doen, wij gelooven, dat Chamberlain
steeds succes zal hebben van zijn
werk, althans bij oneerlijke of niet
nadenkende lieden.
Als de Transvaal het plan aanneemt
dan erkent het zijn onmondigheid,
neemt het 't plan niet aan, dan zal
Kruger weer de «koppige ezel" wor
den, die van geen toegeven wil weten,
en die eens en voor al op zijn plaats
behoort gezet te worden.
Hoe deze zaak ook moge afloopen,
de eindbedoeling van de Jingo's is
de eindelijke verovering van de Trans
vaal. Balfour heeft hel in zijn bekende
rede van de vorige week duidelijk
gezegd: »Het vraagstuk, dat wij heb
ben op te lossen, is moeielijker en
gecompliceerder dan men denkt. Men
moet niet vergeten, dat de Trans-
vaalsche republiek te midden onzer
Zuid-Afrikaansche bezittingen ligt, en
dat zij niet van die bezittingen ver
schilt, noch door de gesteldheid van
het land, noch door het ras dei-
bewoners."
De annexatie-geest, die uit deze
woorden spreekt, bezielt ten slotte
alle Jingo's, en het kan best zijn, dat
blijkt waar te zijn, wat de Indépen
dance beige schrijft: «Blijft over te
weten, of het beschaafde en niet
geheel gedesinteresseerde Europa zal
toelaten, dat op deze wijze de Afri-
kaansche grond wordt bearbeid."
Tenzij er oorlog komt, en in Zuid-
Afrika een statenbond wordt gevormd.
Er zijn teekenen genoeg, die dit niet
zoo onaannemelijk maken.
In Rusland zijn de nihilisten weer
aan 't woelen. Verscheidene zijn er
in hechtenis genomen.
Vredesconferentie.
Zaterdag is de Vredesconferentie,
die gedurende twee en een halve
maand in het Huis ten Bosch heeft
vergaderd, gesloten. De koepel was
gevuld met dames van het corps
diplomatique en van gedelegeerden
en met vertegenwoordigers der pers.
In de zaal waren aanwezig de
meeste vertegenwoordigers, de vice-
president van den Raad van State,
deleden van het corps diplomatique, de
zaakgelastigde van Rusland, Berends;
van onze ministers alleen minister
Pierson en jhr (loeufft, intendant
der Koninklijke paleizen.
Nadat de eerste gedelegeerde van
Nederland jhr. Van Kaïnebeek had
meegedeeld dat alle delegatiën der
conferentie de slotacte hadden onder
teekend en de secretaris-generaal jhr.
Van Eys den brief had voorgelezen
welken II. M. Koningin Wilhelmina
tot Z. H. den Paus op 7 Mei jl. had
gericht, waarin de zedelijke steun
van Z. H. wordt gevraagd voor het
werk der conferentie alsmede het
antwoord van den Paus, sprak de
hoer De Staal, de voorzitter van de
conferentie een rede uit, waaraan
wij het volgende ontleenen:
Mijne heeren 1 Wij zijn aan het
einde van onzen arbeid gekomen.
Alvorens te scheiden en elkander voor
de laatste maal de hand te drukken
in dit schoone Huis ten Bosch, richt
ik tot u het verzoek, u met mij te
vereenigen om den cijns van dank
baarheid te hernieuwen welke wij
verschuldigd zijn aan de bevallige
Souvereine der Nederlanden voor de
gastvrijheid, ons in zoo ruime mate
betoond. De wenschen die Hare
Majesteit bij eene vorige gelegenheid
met zoo bekoorlijke en vaste stem
uitte, zijn een goed voorteeken ge
weest voor den loop van onze beraad
slagingen. Moge God de regeering
van Hare Majesteit de Koningin ten
hoogste zegenen vuor het welzijn van
het edele land, onder Haar bestier
geplaatst.
Wij verzoeken den lieer de Beau
fort, in zijn hoedanigheid van eere
voorzitter van de conferentie, onze
huldewenschen wel aan Hare Majes-
liet te willen overbrengen.
Wij verzoeken evenzeer aan zijn
Excellentie en aan de Nederlandsche
regeering wel te willen aanvaarden
de betuiging van onzen hartgrondi-
gen dank voor de welwillende mede
werking die zij ons verleend hebben
en die onze taak zoo zeer vergemak
kelijkt heelt.
Van ganscher harte maak ik mij
tot tolk van uw warmste dankbetui
ging aan de staatslieden en hoogbe
gaafde juristen, voorzitters van
onze commissiën, subcommissiën en
comité's. Zij hebben er de zeld
zaamste begaafdheden ontplooid en
wij achten ons gelukkig hun daar
mede te kunnen gelukwenschen.
Gehoor gevende aan de oproeping
van den keizer, mijn verheven meester,
heeft de conferentie het programma
aangenomen, vervat in de circulaires
van graaf Moerawjew en heeft ze
zeer langdurig en zeer aandachtig
overwogen. Indien de eerste com
missie, die de militaire vraagstukken
behandelde, de beperking van de
strijdmiddelen en van de begrootin
gen, niet tot belangrijke stoflelijke
uitkomsten is gekomen, dan is dat
omdat zij zich aan technische moei
lijkheden heeft gestooten en aan een
reeks van daaraan verwante over
wegingen, waarvoor zij toch niet be
rekend achtte het onderzoek aan te
vangen. Maar de conferentie heeft
aan de verschillende regeeringen ge
vraagd de studie van die onderwer
pen te hervatten. Zij heeft zich een
stemmig vereenigd met het besluit,
voorgesteld door den eersten gedele
geerde van Frankrijk te weten »dat
de beperking van de militaire lasten
die thans op de wereld drukken,
hoogst wenschelijk is voor de bevor
dering van de stoffelijke en zedelijke
welvaart der menschheid".
De Conferentie heeft evenzeer aan
genomen al de humanitaire voorstel
len, die aan het onderzoek van de
2e commissie waren onderworpen.
(Verhaal van een Procureur)
Naar het Engelsch
HUGH CONWAY.
5)
Dat een mensch op klaar lichten dag in een
der drukste stadswijken in zijn bed werd ver
moord, en men geen spoor van den moorde
naar vond, was nog nooit gebeurd, en de
dagbladen waren reeds begonnen met de on
macht der politie te bespotten en de meening
uit te spreken, dat verandering van stelsel
voor de politie driDgend noodzakelijk was.
Vóór alle dingen evenwel koesterde ik den
wensch, dat geen woord van dat alles ter
ooren van Roland's verloofde mocht komen,
geen woord, dat haar in haar overtuiging kon
schokken, dat Roland het slachtoffer was ge
worden van een moordenaar die kwam om te
stelen en al deze gronden versterkten mij
in mijn voornemen, te zwijgen tot dat het
onderzoek zou zijn afgeloopen.
Zoodra dit het geval was, liet ik een ambte
naar der veiligheidspolitie bij mijkomen, om
aan hem de zaak over te dragen. Mijn ver
langen, den schuldige in de handen der straf
fende gerechtigheid te zien, was zoo onstui
mig mogelijk, en dien ten gevolge haastte ik
mij, om de politie zoo mogelijk op het rechte
spoor te brengen.
«Ik hoop, dat gij uw uiterste best in de
zaak zult doen, Mijnheer Sharpe,» zeide ik
tot den beambte.
«Wat gedaan kan worden, zal gedaan wor
den, verlaat u daarop,» antwoordde de man.
Wij hadden gehoopt den dader reeds eerder
te vatten, maar tot onze groote verbazing
hebben wij niet het geringste spoor van het
gestolen goed gevonden. Ik vrees, dat horloge
ketting naar den smeltkroes zijn verhuisd.
«Eer gij u in die richting verder moeite
geeft, zou ik u gaarne van de opgevatte mee
ning trachten af te brengen, dat de moord
ter wille van diefstal is gepleegd,» merkte ik op.
De politiebeambte glimlachte, als wilde hij
zeggen: «Ja, dat kennen wij al. Dergelijke
zaken wil altijd ieder beter weten, dan wij.»
«Als er mij bij voorbeeld aangelegen was,
de uitgeloofde hooge belooning te verdienen,»
ging ik voort, «dan zou ik mij in de eerste
plaats moeite geven, om mij op de hoogte
van het leven en de gewoonten van den ver
moorde te stellen; ik zou vóór alles aan de
weet zoeken te komen, of hij betrekkingen
onderhield, waarvan zijne vrienden niets wisten
in nauwere betrekking tot iemand, bijv.
een vrouw, stond, en zoo voort. Ik wil tegen
over u volkomen oprecht zijn, mijn waarde
Heer Sharpe ik weet, dat mijn arme vriend,
voor hij vermoord werd, een brief ontving,
waarin men hem voor den echtgenoot van eene
dame waarschuwde. Meer kan ik u niet zeggen,
maar ik denk, dat het voor u ook genoeg is.
«Deze verklaring hadt gij voor den ambte
naar, die met het onderzoek belast was, moe
ten afleggen, Mijnheer Maitland.»
«Ja opdat de schuldige daardoor een
waarschuwing zou ontvangen hebben, op zijn
hoede te zijn. Thans waant hij- zich veilig,
en het zal u niet moeielijk vallen, hem op
het spoor te komen.»
Deze gevolgtrekking was zoo overtuigend,
dat de beambte er niets tegen in wist te bren
gen, en daar ik hem geen verdere inlichting
wilde of kon geven, verwijderde hij zich ein
delijk in de vaste overtuiging, dat hij de uit
geloofde belooning binnen acht dagen in den
zak hebben. Gedurende eenige dagen hoorde
ik daarop niets meer, dan de gewone verzeke
ring, dat de politie den misdadiger op het
spoor was en hem ijverig vervolgde.
Toen ik Sharpe terugzag, liet hij leelijk de
ooren hangen.
«Ik heb alle mogelijke nasporingen gedaan,
maar ben geen enkel schandaal aan de weet
gekomen, waarin de vermoorde zou kunnen
zijn betrokken geweest, en ik vrees, dat gij u
met uwe vermoedens op een dwaalspoor be
vindt,» zeide hij.
«Dat vrees ik niet,» gaf ik ten antwoord.
«De misdaad werd uit wraak gepleegd, en de
dader houdt zich hoogst waarschijnlijk in Lon
den op.»
Maar dat alles leidde niet tot het doel. De
belooning werd niet verdiend, en de moord
van Roland verrijkte de lange lijst van niet
ontdekte misdaden met een nieuw nommer.
Na eenigen tijd verdrong een zoo mogelijk
nog ontzettender voorval de treurige zaak uit
het geheugen der groote menigte, en alleen
zij, die in nauwere betrekking tot den ver
moorde hadden gestaan, hielden haar trouw
in gedachtenis.
Ik van mijne zijde had gedaan, wat ik doen
kon, en borg derhalve het geheimzinnige blad
papier in mijn schrijftafel, benieuwd, of het lot
of het toeval den naam der schrijfster eens
nog aan het licht zou brengen, en tevens vast
overtuigd, dat de zaak geheel verkeerd was
aan gegrepen geworden, want met de mede-
deelingen, welke ik Sharpe had gedaan, had
men iets moeten bereiken, ten minste iemand
hebben, dien men verdacht.
Wordt veroolgd