NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. Haar Portret. BUITENLAND. No. 97. Woensdag 6 December 1899. Acht-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERT ENTIËN: Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend- Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Het kan nu wel als zeker worden aangenomen, dat de Engelsehen over de Modderrivier zijn. Van een over winning waarvan generaal Methuen in zijn eerste telegram op gaf, is echter geen sprake geweest. Zoowel de correspondent van de Daily Chro nicle als die van de Times erkennen dat de Boeren, in goede orde hun stellingen verlatend, terugtrokken. De correspondent van de Times voegt er zelfs uitdrukkelijk hij, dat er van geen besliste overwinning kan ge sproken worden. De stelling der Boe ren aan de rivier was hoefijzervormig, zoodat de Engelsclien aan twee kanten beschoten weiden. Na een gevecht van 14 uren dat tot den avond duurde, trokken de Boeren terug. Den vol genden morgen bezetten de Engel- schen hun verlaten stellingen aan de overzijde der rivier; ook het dorp Modderrivier was verlaten. Generaal Methuen oordeelde het, na de verschrikkelijke verliezen door zijn troep geleden, raadzaam om eenige dagen rust te nemen, versterkingen af te wachten en do door de Boeren vernielde brug te herstellen. Volgens de St. James Gazelle is het laatste reeds geschied en de Engelsche legermacht nu op weg naar Kimberley. De Boeren hebben echter sterke stellingen bij Spijtfontein bezet, waar zij de Kooineks nogmaals zullen afwachten. En de strijd die hier ge streden zal worden, beslist zeker over het lot van Kimberley. De Engelschen twijfelen er niet aan dat hun doel zal bereikt worden. De militaire medewerker der Times is zelfs van oordeel dat de stad feitelijk leeds ontzet is en dat generaal Methuen, weldra over Jacobsdal naar Bloem fontein zal kunnen oprukken, na eerst Kimberley van nieuwen mondkost voorzien te bobben, daar een krach tige bezetting te hebben achterge laten en de '10,000 zich in Kimberley bevindende vluchtelingen veilig naar Kaapstad te hebben weggevoerd. Er worden te Kimberley zelfs reeds aan stalten gemaakt om de ontzettings troepen feestelijk in te halen. En zoo weinig geven de belegerden om de granaten der Boeren, die nog dage lijks zonder schade te doen in de stad vailen, dat de Engelsclien liet maar niet eens de moeite waaid achten terug te schieten. Telkens als iie Boerengranaten hun doei missen, wuiven de Engelschen hen spottend met hun hoeden toe. Zoo althans meldt een telegram van den 24en uit de belegerde stad, waarin nu ook weer beweerd wordt dat dr. Jameson zich bevindt. 't Is voor Rhodes, Jameson c. s. nu maar te hopen dat zij niet te vioeg gejuicht hebben. Wij voor ons zijn er nog niet zoo vast van overtuigd dat de Boeren bij Spijlfontein hun posities zoo spoedig op zullen geven. De Engelschen kunnen er in elk ge val zeker van zijn, dat zij een moei lijke taak zullen hebben om de Boe ren in den nu spoedig te verwachten beslissenden slag te verslaan. In Natal zal nu ook welhaast hevig gevochten worden. De strijdmacht van generaal Clery daar, bedraagt nu 23,000 man, die voor 't grootste deel reeds tot dicht bij Colenso genaderd is, waar de eerste groote slag waar schijnlijk zal geslagen worden. De Westminster Ga:, is echter van oordeel, dat Joubert nog een laatste poging zal doen om generaal White's macht te vernietigen alvorens de geheele strijdmacht van generaal Clery voor Colenso is aangekomen hetgeen trouwens niet zoo heel lang meer kan duren. Doch al bevindt zich deze geheele macht ook daar, dan zal Clery nog niet zoo spoedig over de rivier zijn daar het bevestigd wordt dat althans de groote spoor brug door de Boeren is vernield. De voetbrug moet nog intact zijn, edoch ook deze zal, zoo noodig, wel de lucht ingaan. Het komt er dan voor Jou- beit maar op aan om Clery het oversteken van de rivier te beletten. En hoe ziet het er op het oogen- blik in de Kaapkolonie uit? Volgens de laatste berichten wordt het daar voor de Engelschen bedenkelijk. Er bestaat volgens de Standard een algemeene en openlijk erkende nei ging tot opstand. In het Noordelijk deel der Kaapkolonie hebben zich reeds verscheiden duizend Afrikaan- ders men zou kunnen aannemen, gedeeltelijk gedwongen omdat de Boeren daar de baas zijn bij hen aangeslotendoch ook in andere plaatsen als Middelburg, Paar!, Victo- iia West Worcester, Wellington en Malmesbury waar de Boeren zich nog niet hebben vertoond vallen de Afrikaanders do Engelsclien af. Te Kaapstad maakt men zich daar over niet weinig ongerust. Volgens de Evening News zou de gouverneur der Kaapkolonie, sir Alfred Milner reeds een proclamatie hebben uitge- vaaidigd waarbij alle schietvereeni- gingen in de kolonie onder de wa pens worden geroepen en de vrijwil ligers worden gemohiliseei d. Men gelooft niet, dat de eerste minister Schneiner deze maatregelen heeft gecontrasigneerd, want tot dus ver had hij geweigerd daartoe over te gaan, wat aan de juistheid van dit ernstig bericht doet twijfelen. Hoe dit zij, de berichten zijn reeds ei nstig genoeg. In verschillende ste den, waar de Afrikaanders de overhand hebben, dwongen zij de Engelschen te vertrekken. Zij gaven hun de bood schap mee, zegt de correspondent van de Standard, dat zij te Kaapstad de koffie alvast voor hen klaar moesten houden, wijl zij spoedig op die stad zouden aanrukken. Uit het feit van een opstand schijnt ook de werkeloosheid van de generaals French en Gatacre verklaard te moeten worden. Zij zijn omringd door een hun vijandig gezinde bevolking, en hun troepenmacht is voorloopig nog niet groot op te rukken. Van de Penelope". Een krijgsgevangene op de Penelope geeft in een brief aan een vroeger dorpsgenoot in ons land een uitvoerig verhaal van zijn wedervaren bij Elandslaagte. Door de overmacht op de vlucht gedreven, had hij nog 't geluk een paard te grijpen, doch dit werd spoedig onder hem neergeschoten. Hij viel en hield zich dood. Toen de vijand langs hem heen was gehold, en het terrein veilig scheen, stond lui op en ontmoette in zijn nabijheid een lotgenoot Beiden besloten te voet verder te vluchtten. Weldra ontdekten zij een zwaar gewonden landgenoot, die zij naar de ambulance -brachten. Doch hier werden zij gevangen ge nomen en naar Ladysmith gevoerd, waar zij het niet best hadden, en o a. werden uitgejouwd. Te Durban hadden zij liet beter en ook op de Penelope worden zij goed behandeld. Zij mogen echter alleen briefkaarten schrijven, die onder censuur staan. Onze «evangelie had echter zijn brief op behendige wijze van 't schip welen te smokkelen. In de Hamburger Correspondenz komt een blijkbaar door de regeering geïnspireerd artikel voor, betredende de politiek die Duitschland zal volgen en die, nu het gepubliceerd wordt, na liet bezoek van den Keizer aan Engeland beteekenis krijgt. Het artikel dat in uittreksel door den Berlijnsche correspondent van de N. R. Cl. ge seind wordt, begint met de aandacht te vestigen op de rede, die de Fran- sche minister van buitenlandsche zaken, Delcassé de vorige week in de Kamer hield en waarin deze zeer beleefd was tegenover Engeland doch koel tegenover Duitschland. Men schijnt zegt de Hamb.Corr. te Parijs Fashoda te willen ver geten om beter aan Elzas Lotharingen te kunnen denken. Te Berlijn is men niet vergeten, dat in het begin van 1890 de Fransclle gezant te Londen aan lord Salisbury hulp van Frankrijk in uitzicht stelde, als Engeland oor logsgevolgen zou willen geven aan de opwinding daar te lande ontstaan wegens het telegram van den Duitschen Keizer aan president Kruger. Ook thans zal Duitschland er zich niet toe laten brengen voor anderen de kastanjes uit het vuur te halen en met Engeland in conflict te geraken, opdat Frankrijk het in de flank zou kunnen vallen. Delcassé maakt daarom liever een voorkomende buiging voor Engeland, ondanks de brutale streek met Fashoda, dan dat hij de jaren lang loyale en vredelievende staat kunde van Duitschland recht laat wedervaren omdat hij de openbare meenitig in zijn land maar al te goed kent. De Duitsche staatkunde wordt door deze, dicht aan onvriendelijkheid grenzende officiëele bekendmaking in de Fransche Kamer, noch verrast noch tot verandering genoopt. Leer rijk en duidelijk is echter de ver klaring van Delcassé betreffende dë mogelijkheden die zich zouden voor doen als Duitschland naar een breuk met Engeland streefde. Onloochenbaar is de stemming van het Duitsche volk tegenwoordig in hooge mate vijandig tegen Engeland en zijn de Engelsche vriendelijkheden, thans aan den Keizer en de Keizerin bewezen, uit al te egoïstischen grond ontsproten, om de beleedigingen van 1896 en de gra naten van Apia van 1898 te vergeten. Maar de politiek eener groote mo gendheid wordt niet door gevoelens van toegenegenheid of wraakzucht bepaald. Als Engeland, welks handen door Zuid-Afrika gebonden zijn, onze vriendschap tracht le verwerven, zijn wij niet zoo dwaas het ten genoegen van Frankrijk moedwillig voor liet hoofd t9 stooten. Toch geeft Duitsch land, al beantwoordt het ook be leefdheden met beleefdheid, geen jota van zijn rechten en aanspraken op. Op het vasteland behartigt de Duitsche politiek, op liet Drievoudig Verbond Uit het Duitsch VAN H. VON ZOBELTITZ. Vóór het station wachtte hem ten minste reeds een elegante equipage, en bij het por tier stond de commissionair van het «Hotel de Rome» met de gegalonneerde pet in de hand. «De per telegraaf bestelde kamers zijn gereed. Heer Baron," deelde hij met een diepe buiging, mede. Hij knikte eenvoudig zwijgend, en daarop reden wij in gestrekten draf door de König- gratzerstraat naar de «Linden». Een halfuur later zaten wij in een weelderig ingericht salon der eerste verdieping van het hotel. «Gij verwacht zeker uwe familie nog?« vroeg ik, met het oog op de bestelde kamers. Horst glimlachte min of meer verdrietig, naar het mij voorkwam. «Dat vermoedt gij waarschijnlijk, omdat ik mij hier op zeer rui men voet heb ingericht? Neen, mijn vriend, ik hen ongehuwd ook gij zijt nog vrijge zel, naar ik reeds meen opgemerkt te hebben. De vele kamers zal zeker de portier van het Parijsche Hotel bij het doen van zijne bestel ling voor Mijnheer noodig hebben geacht. Maar laten wij thans aan tafel gaan, Wagern uw Noordsche lucht en de lange reis hebben mij een buitengewonen eetlust bezorgd.» Onder het soupér werd ons onderhoud gaan deweg vertrouwelijk, en Horst begon tamelijk te ontdooien. Doch toen daarop de sect in de kristallen glazen schuimde, werd hij tot mijne verbazing weder ernstig. «Het is reeds laat geworden, maar onder de tropen zijn wij nachtbrakers, en als gij er niet tegen hebt, Karei, zou ik u nog wel een uurtje bij uw kleed willen houden,» zeide hij, zich op zijn gemak achterover in zijn stoel latende vallen, terwijl Tuli, zijn Maleische bediende, hem een lucifer aanbood. «Je moet weten, Wagern, ik brand van begeerte, je een overzicht van mijne levenservaringen te geven, het is toch sinds geruimen tijd de eerste maal, dat ik mijn hart voor een v r i e n d kan uitstorten. Goede kennissen, handelsvrien den heb ik daarginds genoeg gevonden, maar een warm deelnemend vriend nooit. «Ik ben eigenlijk een gelukskind geweest, het meerendeel der menschen zou mij teu minste zóó noemen. Het ging mij den eersten tijd in de Koloniën ontegenzeggelijk erbarme lijk slecht, maar nadat mijn ijzeren gestel de koortsaanvallen gelukkig had doorstaan en ik mij de taal des lands eenigszins had eigen gemaakt, avanceerde ik snel. «Daarop begonnen in het voorjaar van 1873, zooals je je herinneren zult, onze zeer afwisse lende expedition op Sumatra, welker doel het sultanaat van Atsclie was. Wij leden onmid dellijk in April, niet zonder eigen schuld, bij een overijlden aanval op de stad Atsche zelve, een volkomene nederlaag, moesten aftrekken, en eerst aan eene tweede expeditie in Decem ber gelukte het, de versterkte residentie van den Sultan te veroveren. Di dien tusschentijd was ik met mijn compagnie, ter bescherming van eenige aan Sumatra's westkunst in de onmiddellijke nabijheid der Atschinesche gren zen gelegene plantages gedetacheerd gewor den. Ik voor mijn persoon lag op de bezitting van een ouden Mijnheer von Streeten, een goed, dat, tusschen twee haakjes gezegd, on geveer zoo groot als een klein Duitsch Vor stendom is. De aanvankelijke nederlaag onzer wapenen had de Atschinezen bovenmate overmoedig gemaakt; herhaalde malen ondernamen zij een inval in ons gebied, verbrandden enkele hoeven, plunderden, moordden en roofden op een ronduit ontzettende manier. Trumon, aldus heet de kleine plaats, waarom de plan tages van von Streeten gegroepeerd lagen, was tot hiertoe verschoond gebleven. Doch op zekeren dag hadden wij een tienmaal ster keren vijand vóór de poorten. De strijd, welke eenige dagen duurde, was ernstig; herhaalde lijk deden er zich toestanden op, welke ons het ergste deden vreezen, en zonder de rijke ervaring van onzen beminnelijken gastheer, die altijd een uitweg wist, waren wij wellicht verloren geweest. Daar hij met de gewoon ten en de wijzen van vechten vertrouwd, be wonderenswaardig kalm en, in spijt van zijnen hoogen leeftijd, moedig als een leeuw was, was von Streeten de beste strijdmakker, dien men zich wenschen kon. Gedurende de dagen van rust verkeerden wij reeds op vertrouwe- lijken voet met elkander, het gevaar haalde den vriendschapsband nog nauwer aan. En nu wilde het geluk, dat ik den ouden Heer in het laatste beslissende gevecht, waarin wij de overwinning behaalden, nit de klauwen der bruine schurken, zij het ook zwaar ge wond, redde. Wordt vervolgd

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1899 | | pagina 1