NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
Haar Portret.
BUITENLAND.
No. 7.
Woensdag 24 Januari 1900.
Negen-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EX ZATERDAG.
Amersfbortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Totnutoe is geen bevestiging geko
men van Buller's telegram waarin hij
zeide te sgelooven" dat de Engelschen
flinke vorderingen maakten bij hun
aanval op de stellingen der Boeren
bij Venstersspruit. In dat geloof is
hij blijkbaar geschokt want een
depêche van dezen generaal, die zich
niet ontziet orn op vermoedens zonder
meer verwachtingen bij de Engelschen
in het moederland op te wekken,
welke later blijken niet vervuld te
worden zijn telegram omtrent de
groote verliezen der Boeren bij Lady-
smith op 6 Januari en waarin hij tevens
zegt dat de Transvalers do Vrijstaters
dwongen in de eerste rijen te vechten,
alles gegrond op Kafferpraatjes, is
ook een prachtig staaltje van 's mans
goedgeloovigheid een depêche van
dezen generaal van gister zegt dat in
het gevecht van Zondag een oflicier
en vijf man sneuvelden en drie officie
ren en 75 man gewond werden terwijl
er 8 vermist worden. Van een over
winning of een behaald voordeel,
spreekt hij nu niet meer. Wij kunnen
er dus veilig op aan dat de Engelschen
Zondag teruggeslagen zijn en dat de
Boeren na een paar stellingen te heb
ben ontruimd, de overige hebben
behouden.
Een telegram aan de Manchester
Guardian komt dit bevestigen. Gene
raal Warren, zegt de correspondent
van dit blad, is veel vroeger dan men
verwachtte in een hevig gevecht met
den vijand gewikkeld. Eenige kopjes
werden door onze infanterie met veel
élan genomen, maar onze troepen
bevonden zich ten slotte tegenover
een stelling die veel moeilijker te
bestormen was. Onze verkenners
trokken terug onder het vuur dei-
Boeren, die met een der aan de
Toegela op ons veroverde kanonnen
schoten.
De correspondent van een ander
I Engelsch blad deelt eenige bijzonder
heden omtrent het gevecht van Zater
dag mee.
De Engelschen openden het vuur
om zeven uur 's morgens, de Boeren
antwoordden met geweervuur. De
Yorkshires en de Lancashires rukten
om elf uur voorwaarts, gevolgd door
de brigade van Hart op de westelijke
flank, langs den heuvelkam naar de
halvemaanvormige stelling van de
Boeren, vanwaar een levendig vuur
van drie zijden de Engelschen be
groette. Dezen rukten voorwaarts
tot een kleine 500 meter van de
rechterflank van de Boeren, maar
trokken den Heuvelkam niet over.
Daar bivakeerden de Engelschen, maar
's nachts ontruimden de Boeren hun
stellingen op de rechterflank, qn deze
werden bezet Zondagochtend door de
Engelschen. Maar de Boeren hadden
nog een tweede halfkringvormige
schansenreeks hoogerop.
Voor deze stellingen zijn de Engel
schen dus blijkbaar tot staan gebracht
Veel hebben zij derhalve nog niet
gewonnen. Volgens een dér telegram
men van Bulier zijn zij 91 M. vooruit
gekomen en daarvoor hadden zij twee
dagen te vechten waarbij meer dan
400 man buiten gevecht werden ge
steldWel spreekt een der corres
pondenten ook van een vreeselijke
slachting door de lyddietbommen
onder de Boeren teweeggebracht,
maar wij weten nu reeds dat de uit
werking daarvan op verre na niet
zoo groot is als de Engelschen nog
altijd schijnen temeenen. Wij kunnen
deze bewering dus gerust ter zijde
laten. Ongetwijfeld zijn de verliezen
der Boeren zooals altijd, in verhouding
tot die der Engelschen gering.
De aanval zal nu wel spoedig her
nieuwd worden, want hoe langer die
wordt uitgesteld, hoe beter de Boeren
zich nog kunnen versterken. Wij zullen
dus weldra meer vernemen en zien
of Bulier dan gelukkiger is.
Met hoeveel moeilijkheden de En
gelschen te kampen hebben, nu zij
den spoorweg hebben losgelaten, kan
blijken uit een telegram van den cor
respondent der Daily News
»De geest der troepen is aanmer
kelijk verbeterd door de meer actieve
operaties", schrijft hij, «maar de
moeilijkheden van het transport zijn,
nu we van den spoorweg af zijn,
buitengewoon groot. Het is de re
gentijd en dus zijn de rivieren ge
zwollen.
Het voornaamste vervoermiddel is
de ossenwagen die gemiddeld drie mij
len per dag aflegt. Daarom is de on
derneming zoo hoogst ernstig, want
de afstand van Frère tot Ladysmith
is meer dan veertig mijlen en er zijn
vele rivieren over te trekken.
De overtocht van onzen tros is
een tooneel om niet spoedig te ver
geten. Men ziet een verwarden hoop
ossenwagens en vraagt zich af hoe
deze de rivier nog overkomen zullen.
Voor eiken wagen zijn een dertigtal
ossen gespannen en de di ij vers maken
een heidensch geweld met hun lange
zweepen, die als geweerschoten knal
len terwijl de mannen in het Ilol-
landsch. het Engelsch en de Zoeloetaai
vloeken en schreeuwen.
Zoo nu en dan stokt het Maar
onder de uitstekende leiding van onze
officieren gaat het verder. Soms wordt
een half regiment voor de wagens
gespannen, om ze met de tegenstrib
belende ossen tegen den oever op te
trekken.
De weglocomotieven beloofden eerst
heel wat, maar ik heb ze het laatst
te Cliieveley gezien."
Wanneer op deze wijze voorttrek
kend, Buller's leger in een moeilijk
begaanbare streek, waar hem boven
dien nog elke duim gronds hardnek
kig wordt betwist, te Ladysrnith zal
aankomen, is niet bij benadering te
bepalen. En a 1 s het hem al gelukt,
na lang tobben, dan is er alle kans,
dat de benarde stad reeds lang in
handen der Boeren is.
De nood is er thans hoog gestegen;
blijkens een hèliogram van White
sterven er nu gemiddeld tien personen
aan thyphus en dysenterie.
liet dagblad eener belegerde vesting.
Dat niettegenstaande «le toestanden
die thans binnen Ladysrnith moeten
heerschen de zin voor het komische, en
satirische, die er bij de Engelschen zoo
in zit, ook daar nog niet is verdwe
nen, blijkt uit de uitgave van de
Ladysrnith Lyre (Ladysrnith Lier),
een blad dat dagelijks binnen de
muren dezer benauwde veste verschijnt
en dat op vermakelijke wijze de ge
beurtenissen en toestanden en de
manier, waarop de Engelsche bladen
die beschrijven, parodieert. Eenige
exemplaren zijn ook toevallig buiten
de muren gekomen, en een bloem
lezing er uit volgen hier in vertaling:
Dagboek van een Burger.
9 Nov. Vreeselijke veldslag vandaag.
Enorme overwinning. Verliezen van
den vijand wonderbaarlijk. Met 5e
Lanciers galoppeerde met twee maxims
Limit Hill op en draafde toen terug;
de Boeren volgden, toen het Liver
pool-regiment verrees en er 600
doodschoot. De Boerenruiterij char
geerde tegen Observation Hill, strui
kelde over den draad, toen het 60e
Rifles verrees en er 600 doodschoot.
De Dublin Fuseliers lokten den vijand
door Leicester Post, toen het Leices
ter-regiment verrees en er 600 dood
schoot. De Gordon Highlanders om
singelden hen, toen Sir George
(White) kwam aanrijden en allen
zich overgaven. Een kanon en zeven
wagens ammunitie buitgemaakt. Roem
volle dag!
10 Nov. Heden beter dan ooit.
Sarei Eloff gedood door de saluut
schoten op den verjaardag van den
prins van Wales. Elf treinen vol
Boeren vertrokken naar Pretoria.
11 Nov. Beter en beter. Joubert
gedood door het verjaurdagsaluut.
12 Nov. Joubert heeft een bood
schap naar sir George White gestuurd
om diens hoogen hoed te leenen voor
Eloff's begrafenis.
13 Nov. Eloff is ingekomen om
den hoogen hoed te leenen voor
Joubert'? begrafenis. Baden Powell
is opgerukt van Mafeking, heeft
Pietersburg genomen en dreigt Pre
toria te bombardeeren als het zich
niet binnen twee dagen overgeeft.
14 Nov. Generaal French is twee
malen in Ladysrnith gezien, vermomd
als een Kaffer. Zijn troepen liggen
verschanst achter Bulwan. Hoezee!
(N. B. Bulwan is een kop bij Lady
srnith, die natuurlijk in 't bezit der
Boeren is.)
15 Nov. French is te Dundee.
Bulier is te Bloemfontein. Baden
Powell is te Johannesburg. Hoezee,
hoezee 1
16 Nov. Buller is te Harrismith.
Hoezee, hoezee, hoezee
17 Nov. Buller is te Van Reenen's
Pas. Hoezee, hoezee, hoezee, hoezee!
18 Nov. Slecht nieuws. Hel schijnt
dat Buller een heuvel bij Kimberïey
heeft beklommen om te verkennen,
en met 50 man werd gevangen ge
nomen.
19 Nov. Erger en erger. Het schijnt
dat Buller den Tafelberg opging om
't verdedigingsplan van Kaapstad vast
te stellen voor 't geval dat de Boeren
zouden aanvallen. Een dikke mist
kwam op en Buiier is sinds niet
meer gezien.
20 Nov. Een ongeluk komt nooit
allen. H. M. stoomschip Powerful
liep aan den grond bij een poging
de Kliprivier op te varen men vreest
totaal verlies.
21 Nov. Verneem uit goede bron
dal de kanonnier van Long Tom
(naam door de Engelschen aan een
der groote Fransche kanonnen ge
geven, waarmede Ladysrnith wordt
gebombardeerd) Dreyfus is.
22 Nov. Het gerucht omtrent
Dreyfus wordt bevestigd.
23 Nov. Verneem uit goede bron dat
de kanonnier van Long Tom een
Rus is.
24 Nov. Men gelooft dat de ka
nonnier van Long Tom een Es
kimo is.
Uit het Duitsck
H. VON ZOBELTITZ.
6
/'Maar hoe heet hij dan? Weet gij zijn
toenmalig adres Daar komt het op aan I"
//Dat is het juist, wat ik me tracht te her
inneren. Ik heb zelf geholpen bij het inpak
ken van het linnengoed, maar de naam de
naam
i'Tracht u de provincie slechts te herinne
ren, waarheen het pak verzonden werd. Of
bleef het in Berlijn?//
//Neen, dat weet ik heslist, het ging naar
Oost-Pruisen de Heer sprak ook bepaald
zooals zij daar spreken «ik heb ddar op
beroep gereisd en ken het dialect precies.»
"Geef de klantenlijst eens hier,» zeide Horst,
van ontroering sidderende, //misschien helpt
mijn vriend u op den weg.»
Ik las een aantal bekende namen; eenige
keeren zette de coupeur groote oogen op, maar
telkens schudde hij weêr het hoofd. Eindelijk,
bij het vernemen van den naam von Breka in
Allenstein, beweerde hij zich nauwkeurig te
herinneren; dat de Heer zóó en niet anders
moest geheeten hebben.
Wij haalden verlicht adem. Toen de man de
kamer had verlaten, viel Horst mij in de armen,
en ik geloof, dat het niet veel scheelde, of de
opgewonden Mijnheer zou jubelend de kamer
hebben rondgesprongen.
//Maar als de coupeur zich nu vergist heeft?»
waagde ik in het midden te brengen.
//Dat is onmogelijk ik voel het. In Allen
stein vinden wij, wat wij zoeken. Morgen
neen van avond nog reizen wij met den snel
trein naar Oost-Pruisen?»
//Laten wij bij den burgemeester van het
kleine stadje ten minste eerst per telegraaf
onderzoeken, of ddar een mijnheer von Breka
woont, of een mijnheer von Breka sedert twee
jaren vandaar vertrokken is, of wat gij anders
wenscht te weten.»
Dat vond Horst goed. De depêche werd ver
zonden, en werkelijk kwam na verloop van
enkele uren het antwoord:
»von Breka hier. Zoon natuuronderzoeker
waarschijnlijk Indischen Archipel. De familie
sinds lang zonder tijding. Inlichting zeer
ge wenscht.»
Zóó was inderdaad de laatste twijfel weg
genomen. Horst rustte niet, voordat ik, //wegens
dringende familieaangelegenheden» een kort
verlof had aangevraagd en verkregen,en 's avonds
reden wij naar het station, waar Fuli, die trots
zijn gele galgentronie de beste bediende dei-
wereld was, reeds een coupé, had gereserveerd.
De uitstekende kerel was pas veertien dagen
in Europa, en wist reeds te reizen en iemand
de reis zoo aangenaam te maken, als dat alleen
de bediende van een Nabob kan.
Den volgenden morgen kwamen wij in Allen
stein aan. De eigenaar van het eerste, zeer
goede hotel, dien wij natuurlijk terstond in
lichtingen vroegen, kon ons reeds eenig, zij het
ook onvolledig antwoord geven. Mevrouw von
Breka was de weduwe, van een Pruisisch Majoor,
die van haar klein pensioen zeer stil leefde.
De eenige zoon, dien de man zich uit zijn
schooltijd nog zeer goed herinnerde, had in de
natuurwetenschappen gestudeerd en was vóór
eenige jaren, voor rekening eener Hamburger
exportfirma die op de Carolinen handelsbetrek
kingen zocht aan te knoopen en daarvoor de
productiviteit van het land door een botanikus
wenschte te laten onderzoeken, op zee gegaan.
Voor zoover de waard wist, was Mevrouw von
Breka reeds sinds geruimen tijd op het bericht
van zijn dood voorbereid, daar bekend was
geworden, dat de stoomboot, waarop hij zich
te Ceylon inscheepte was vergaan.
"En was de Heer von Breka gehuwd of ver
loofd vroeg Horst ongeduldig.
De waard antwoordde ontkennend. »Niet dat
i ik weet. Maar als de Heeren zelve bij de
weduwe hunne opwachting willen maken, zal
zij u in elk geval meer uitvoerige mededeelingen
kunnen doen.»
Horst vroeg dan ook Mevrouw von Breka
onmiddellijk met een beleefd briefje, of en
wanneer wij bij haar onze opwachting mochten
maken; hij vermelde kort en voorzichtig, dat
hij Mevrouw eenige tijding betreffende haar
zoon had te brengen, en onderteekende zich
als //Groot grondbezitter op Sumatra//. Wij
gevoelden beiden de noodzakelijkheid, der oude
dame de treurige zekerheid van den dood haars
zoons zoo omzichtig mogelijk mede te deelen.
Mevrouw von Breka liet ons verzoeken onmid
dellijk tot haar te komen.
Wij vonden een eenvoudige, maar hoogst
beschaafde matrone, wier ernstige trekken nog
de sporen van vroegere schoonheid droegen.
Zij was volkomen voorbereid, en verlichtte ons
in elk opzicht onze moeielijke taak. Met een
voudige woorden bedankte zij Horst voor zijn
laatste liefdedienst, welken hij haar zoon had
bewezen, en alleen toen zij hem verzocht, haar
omtrent de laatste rustplaats van den onge
lukkige het een en ander mede te deelen schit
terden er tranen in hare oogen en trilde haar
stem. Wordt vervolgd.)