MEEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor do Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
Mijn Onzekere.
BUITENLAND.
No. 17.
Woensdag 28 Februari 1900.
Negen-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG E.\ ZATERDAG.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f1.Franco per post door het geheele Kijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
liet Staatsmonopolie aangaande de
uitoefening van liet recht van
brievenposterij.
fSlot.J
Door deze bepalingen is het staats
monopolie vrij wel op vaste grond
slagen gevestigd, zonder daardoor al
te knellend te worden.
Bepaalt de bevoegdheid van den
staat tot het vervoer van brieven-
(volgens art. la derzelfde wet wordt
onder brieven verstaan alle bescheiden,
alle op papier, perkament of andere
soortgelijke stollen gestelde mededee-
lir.gen en berichten, al of niet in ge
sloten omslag, voor zoover die niet
zijn te rangschikken onder de ge
drukte stukken, nieuwsbladen, bij
voegsels, monsters, postwissels of
quitantiën) zich uitsluitend tot
overbrenging tegen genot van vracht,
volgens de derde alinea van art.
27 sub 1 derzelfde wet, wordt alle
vervoer, bijeenverzameling of bestel
ling van brieven gerekend tegen genot
van vracht te geschieden, behoudens
bewijs van het tegendeel, tenzij het
betreft de papieren betrekking heb
bende op de onderneming, vervoerd
door een ondernemer van een open
baar middel van vervoer een bestuur
der van een onderneming tot exploi
tatie van een openbaar middel van
vervoer of een persoon in dienst van
den ondernemer of de onderneming.
Het zoo juist aangehaald art. 2 beeft
uitsluitend het oog op brieven, zoodat
alle stukken, niet vallende onder het
genoemd art. la, ook tegen genot
van vracht kunnen worden vervoerd,
door personen buiten de posterijen
staande.
De eerste en derde uitzondering op
art 2 van genoemde wet zullen wel
geen nadere opheldering behoeven.
De tweede heeft tot doel om per
sonen, d'ieberoepsphalve boodschappen
doen, of wie ook, tegen betaling met
het ter post bezorgen van brieven
te belasten, evenwel onder de be
perkende bepaling, dat het vervoer
geschiede binnen den kring van één
post- of één hulpkantoor.
De vierde uitzondering geeft een
ieder de gelegenheid brieven, uilslui
tend van hem of van leden van zijn
gezin afkomstig, tegen betaling buiten
de post te verzenden, ook door eenig
openbaar middel van vervoer, mits
daarmede geen brievenvervoer plaats
vindt en altijd binnen de grenzen
des Rijks.
Zooals wij zagen, kan de Koningin
vergunning verleenen tot vervoeren
van bestel- of boodschapkaarten bin
nen de grenzen des rijks. Natuurlijk
zijn hieronder alleen die kaarten zelf
te verstaan. Een brief mag met eene
dergelijke kaart niet worden vervoerd.
Tot handhaving van het monopolie
zijn in art. 27 der thans werkende
postwet strafbepalingen gegeven. Er
wordt n.l een geldboete van hoogstens
flUO, en bij herhaling binnen het
jaar hechtenis van hoogstens een maand
bedreigd tegen den persoon, die brie
ven vervoert in strijd met art. 2; tegen
den postambtenaar, die stukken, ver
voert ten behoeve van anderen dan
den Staat, van zich zelf of van per
sonen tot zijn huisgezin behoorende;
tegen den ambtenaar, die in stukken
waarvoor krachtens art. 24 der post
wet vrijdom van port is verleend,
opneemt of insluit mededeelingen of
voorwerpen, die niet den openbaren
dienst betreden en tegen hem, die
niet in dienst der Posterijen zijnde.
gesloten brieven, niet afkomstig van
één afzender of van personen tot één
huisgezin behoorende, onder één om
slag vereenigd of op andere wijze
bijeengevoegd, door den dienst der
posterijen buiten den kring van één
post- of één hulpkantoor doet ver
voeren. Deze laatste bepaling heeft
bijv. ten doel tegen te gaan, dat
iemand brieven van verschillende
afzenders te Amsterdam bestemd voor
Middelburg bijeenverzamelt, om die
met de post, onder een omslag bij
eengevoegd, te verzenden aan een
ander te Middelburg, die ze daar ter
post bezorgt, gefrankeerd met het
lagere port van brieven afkomstig
van en bestemd voor dezelfde plaats.
Behalve de ambtenaren bij art. 8
van het Wetboek van strafvordering
met de opsporing van strafbare feiten
belast, zijn de ambtenaren der Pos
terijen en die van 's Rijks belastingen
bevoegd alle overtredingen der bepa
lingen omtrent het monopolie van
den Staat tot vervoer van brieven,
ook door aanhouding en visitatie van
bet vervoermiddel, waarmede het
vervoer vermoed wordt begaan te
zijn, te constateeren en dienaangaande
procesverbaal op hun ambtseed op
te maken. Art. 28 der postwet om
schrijft verder, hoe in drt geval ge
handeld wordt.
Door al deze bepalingen, meenen
wij, dat het monopolie van den Staat
voldoende is gewaarborgd. Dat die
bepalingen over het algemeen vol
doende zijn, blijkt wel uit de weinige
overtreding, die in verband met de
postwet te constateeren vallen.
Generaal Roberts seinde gisteren
uit Paardeberg aan zijne regeering:
uCronjé en zijn geheele strijdmacht
hebben zich hedenmorgen op genade
en ongenade aan mij overgegeven.
Cronjé is gevangene in mijn kamp.
De sterkte van zijn leger zal later
worden opgegeven. Deze capitulatie
is geschied op den verjaardag van de
bestorming van den Majoeba-berg. Ik
hoop dat deze samenloop van omstan
digheden de Koningin moge ver
heugen."
Dit bericht treft ons des te pijnlijker
nu het betrekkelijk zoo onverwacht
komt daar de laatste tijdingen weer
meer bemoedigend waren.
Ontegenzeggelijk is de capitulatie
van generaal Cronjé een zware slag
voor de Boeren, hoewel dit feit, als
de Verbondenen ten minste eensgezind
blijven, nog volstrekt niet beteekent
dat zij den oorlog hebben verloren.
Dr. Leyds heeft het nog onlangs in
een interview gezegd, dat bij een
onverhoopte nederlaag van Cronjé de
concentratie naar Transvaal daarvan
het gevolg zou zijn. Deze behoefde
echter nog niet zoo snel plaats te
hebben daar het Noorden van den
Vrijstaat zeer goed verdedigd kan
worden. Intusschen is het gevangen
nemen van Cronjé een ware ramp
voor de Boeren.
Een Engelschman, die Cronjé zeer
goed kent, zegt in de Daily Telegraph
van hem«Zijn gevangenneming of
dood kan ons, Engelschen, een groote
schrede voorwaarts zijn naar een spoe
dige algeheele victorie. Indien hij
weet te ontsnappen, al is het ook
met een zeer klein aantal mannen
en met achterlating in lord Roberts'
handen van de groote massa van leger,
kanonnen en voorraad, zou toch een
ernstige quaestie voor ons zijn.
De Boeren der beide republieken,
van president Kruger lot den armsten
burger, hebben onbeperkt vertrouwen
en geloof in zijn macht, zoodat zijn
ontsnapping uit Paardeberg zou ver
welkomd worden niet alleen met
vreugde, maar met liet diepe geloof,
dat de Voorzienigheid aan de zijde
der Boeren en hun overwinning over
de Britten slechts een quaestie van
tijd is.
Cronjé zou onmiddellijk het ver-
eenigingspunt vormen de ver
spreide commando's zouden om hem
zich samentrekken, en wij zouden
ernstige moeielijkheden hebben om
hem en de andere krachten der Boeren
te overwinnen.
Zijn val zou een even groot gevolg
hebben in tegenovergestelden zin en
het is onontbeerlijk, indien onze vic
torie volkomen zal zijn dat hij niet
ontsnapt, niet in staat worde gesteld
een ander leger te vormen."
En deze man voor wion men in
Engeland zulk een respect heeft om
zijn strategische bekwaamheden, is
nu inderdaad met zijn leger gevangen
genomen. Hoeveel manschappen hij
bij zich heeft is niet met zekerheid
bekend. De Engelschen schatten dit
aantal op 8000. Hopen wij dat het
veel minder moge wezen. Misschien
is dit ook wel het geval, daar de
Engelsche ramingen meestal te boog
zijn.
Om welke reden Cronjé tot de
capitulatie is overgegaan is voorals
nog niet bekend. Volgens de jongste
berichten nog was zijn stelling zeer
sterk en konden de manschappen
zich in bomvrije holen voor het
Engelsche geschutvuur dekken. Ook
had hij nog levensmiddelen genoeg.
Zou bij zich dus wegens gebrek aan
schietvoorraad hebben moeten over
geven Een der Engelsche corres
pondenten maakte melding van het
feit dat hij daaraan gebrek had.
Nadere berichten zullen we daar
omtrent moeten afwachten, alsook
omtrent het feit of de kanonnen van
Cronjé in handen der Engelschen zijn
gevallen waarschijnlijk had hij maar
enkele bij zich, daar er in de En
gelsche berichten van het beantwoor
den van het Engelsche geschutvuur
door Boerenkanonnen bijna in het
geheel geen melding wordt gemaakt.
Wij herinneren ons slechts éen bericht
gelezen te hebben waarin gewag werd
gemaakt van een paar Boerenkanon
nen in het kamp op den Paardeberg.
Welk een invloed de capitulatie van
Cronjé op het lot van Ladysmith zal
hebben is ook nog niet met zekerheid
te zeggen. Daily News verneemt dat
opnieuw 5000 Boeren van de Toegela
naar den Vrijstaat zijn vertrokken.
Tegelijk komt het bericht dat er
wederom hevig aan de Toegela ge
streden wordt. Van de thans geringere
sterkte der Booren daar maakt Bulier
natuurlijk gebruik om zijn doel, het
ontzet van Ladysmith, te bereiken.
Mocht dat hem ten slotte gelukken,
dan schiet er niets anders over voor
de Boeren dan zich naar de Dragens-
naar liet Duitsch van
H. VON ZOBELTITZ.
6)
De dieren vraten weêr even smakelijk als
vroeger en de grenadiers hadden een uit
muntend «vet" kwartier.
Alles zou goed zijn gegaan, als vriend
Krause niet voor de tweede maal naar de
lioeve was gekomen en niet ten tweede male
had verklaard, dat hij ontevreden was over
het eten. Dezen keer toch was de gierigheid
van den boer nog grooter, dan zijn angst, en
hij gaf er de voorkeur aan zich tot den rechten
man te wenden, namelijk tot mij, die dan ook
goed schiks of kwaad sehiks de misdadigers
wel onder handen moest nemen. Uit over
weging dat Krause schuld beleed hij had
volgens een oud fourageursrecept den armen
dieren heimelijk zeep op de tong gesmeerd en
deze er later weder afgeveegd kwam hij
er met zijne kornuiten overigens nog vrij
genadig af.
In zijn derde dienstjaar gedroeg onze on
zekere zich onberispelijk. Slechts één enkele
maal betrapte ik hem nog op een onbetame
lijkheid, toen hij namelijk de nieuwingedeelde
recruten met tamelijk onzacht geweld het
grandioze kunststuk wilde leeren, het hoofd
tusschen de beenen door te steken en in die
houding een glas Nordlianser te drinken
overigens was hij een ware modelgrenadier.
Zelfs mijn oude, wantrouwende Winkel moest
verklaren, dat hij over hem tevreden washij
was het trouwens ook, die mij op zekeren dag
omtrent de oorzaak der plotselinge verandering
inlichtte.
Krause had ernstige huwelijksplannen dat
zegt alles.
Ik kan het niet ontkennen, ik mocht den
kerel in weerwil van menige ergernis, welke
hij mij bezorgd had, gaarne lijden, en interes
seerde mij voor zijn toekomst. Ik stelde der
halve een onderzoek in naar het voorwerp
zijner genegenheid, en was ten hoogste ver
baasd, toen ik vernam, welk een beslist soliede
keus mijn onzekere had gedaan.
Schuins tegenover den winkel van Benja
min Josias Callmorgen lag de winkel van de
aanzienlijkste slachterij der stad, en die was
het eigendom van een zekere weduwe Griine-
wald, die zonder eenigen twijfel even eerzaam
als leelijk was. Leelijk is wellicht te veel
gezegd: in elk geval evenwel had de tamelijk
bejaarde juffrouw Griinewald te veel zorg voor
de ontwikkeling van haar toch reeds gezet
lichaam gedragen en het langzamerhand tot
een tamelijk embonpoint gebracht, zoodat, naar
men vertelde, de toonbank, waarachter zij stond,
elk halfjaar wat vooruitgeschoven moest wor
den. Indien niet juist Winkel het mij had
medegedeeld, zou ik het nooit hebben geloofd,
dat mijn slanke Krause zich aan Mejuffrouw
Griinewal kon wagen, ik schreef hem eigenlijk
een beteren smaak toe. Ja, als het de doch
ter nog geweest was, dat allerliefste ding met
de rozeroode wangen en de kleine oortjes,
welke zoo sierlijk van onder de zwarte lokken
te voorschijn kwamen maar de moeder
Brrr I
Het was evenwel een feit: Krause scheen
goed op weg, om dóór zijn huwelijk in de
slachterij te komen en, wat nog het mooiste
van het geval wa9, de schoonpapa van zijn
ouden vriend Callmorgen te worden. Ik had
ten minste herhaaldelijk het genoegen, mijn
onzekere met Mejuffrouw Griinewald aan den
arm te ontmoeten, terwijl mijnheer de Senator
met de lieve Mina hen volgde, als de staart
de kern der komeet. Af en toe kwam Krause
ook met het verzoek om vrijstelling van dienst,
«hij wilde in de slachterij wat helpen,» en
wanneer ik de kastjes inspecteerde, vond ik
in het zijne regelmatig een verbazende voor
raad van liefdegaven uit de varkensslachterij
liefdegaven in volste heteekenis van het
woord.
Toen eindelijk het uur van ontslag uit den
dienst voor den onzekere daar was, en hij zich
voor de laatste maal hij mij meldde, kon ik
toch niet nalaten te vragen«Nu, Krause, ga
je weêr naar het circus?»
Hij lachte vergenoegd. »God beware, kapi
tein. Met de broodelooze kunst, waarbij men
heden een lamprei en morgen te nauwernood
een boterham heeft, heb ik naar ik hoop voor
goed gebroken. Ik ga hier in betrekking bij
Juffrouw Griinewald in mijn oude vak.»
»Je hebt gelijk, Krause, ambacht heeft een
goeden bodem. Nu, hoe is het,» liet ik er op
volgen, »dan kan ik je zeker met een wel ge-
lukwenschen?»
Krause keek mij guitig knipoogende aan.
«Wat de kapitein bedoelt, zoover zijn wij nog
niet!» antwoordde hij daarop. »Wij moeten
het ten minste eerst afwachten.»
«Waarom Mejuffrouw Griinewald nog wach
ten wilde, was mij, om de waarheid te zeggen,
niet recht duidelijk. In allen gevalle was Krause
nu reeds, met een hagelwit slachtersschort
vóór, naast haar in den winkel werkzaam en
deed zich als baas voor zoolang als het
namelijk ging.
Wordt vervolgd.)