NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
DRANKWET.
No. 51.
Woensdag 27 Juni 1900.
Negen-en-twintigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Over Boord.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Dat vermindering en liefst zoo spoe
dig mogelijk verdwijning van het
drankmisbruik een weldaad van onbe
rekenbare beteekenis zou zijn voor
alle volken, die er zich aan schuldig
maken, daarover zal wel geen
verschil van meenirig bestaande
gevoelens loopen wèl uiteen bij de
behandeling van de vraag wat er
gedaan moet worden ter bereiking
van dat doel. Daar zijn er, die in
deze alle heil verwachten van ver
bodsbepalingen, door de Wetgevende
Macht vast te stellendaar zijn er
ook, die er de overheid geheel buiten
zouden willen bonden en alleen aan
de verheffing van bet zedelijk bewust
zijn de overwinning in den strijd tegen
den sterken drank verschuldigd willen
zijn. En onder de voorstanders van
staatsbemoeiing is men liet over de
grenzen, binnen welke bet optreden
van bet openbaar Gezag zich behoort
te bewegen, ook al niet eens.
Bij ons is het beginsel van drank
bestrijding door de toepassing van
wettelijke maatregelen aanvaard, en
nedergelegd in de zoogenaamde Drank
wet, welker herziening, na een twin
tigjarig beslaan, thans door de Regee
ring aan de orde is gesteld.
Volgens die wet geschiedt de be
strijding langs twee wegen Vooreerst
door strafbepalingen tegen openbare
dronkenschap, ten tweede door beper
king van liet aantal verbruikplaatsen.
In hoeverre elk dezer middelen kan
hebben bijgedragen tot de wel nog
niet zeer groote, maar toch. ook niet
te versmaden vermindering, gedurende
de laatste jaren in bet sterke-drank
gebruik waar te nemen, is zeker
moeielijk te zeggen; er bestaat even
wel geen reden, om den grondslag
van do wet verkeerd te noemen. De
noodzakelijkheid barer wijziging in
dezen tijd vloeit voort uit liet ten
einde loopen van bet twintigjarig
overgangstijdperk, dat de wetgever
van 1881 ten aanzien van de zooge
naamde vergunningen gemeend beeft
te moeten stellen.
Daarover wensch ik thans een
woordje te schrijven.
De opmerking is misschien niet
overbodig, dat de klasse van personen,
wier belangen bij de wettelijke rege
ling van den verkoop van sterkedran
ken het meest zijn betrokken, onze
medeburgers zijn. Het tappersbedrijf,
vooral wanneer het wordt uitgeoe
fend in steegjes en achterbuurtjes,
beeft met eigenaardige moeielijkheden
te kampen de weinig deftige clien
tèle houdt er sorns manieren op na,
die niet strekken kunnen om bet vak
erg aanlokkelijk te maken. Als de
bezoeker, na het bestelde te hebben
geconsumeerd, verklaart geen centen
te hebben, en daarna de betuiging
van bet zeer begrijpelijk misnoegen
van den waard, beantwoordt met zijn
inboedel aan stukken en lieinzelven
een paar blauwe oogen te slaan, dan
zal wel niemand dit tot de aange
naamheden van bet beroep kunnen
rekenen, 't Is althans iets waaraan men
wennen moet om er pleizier in te
vinden. Gelukkig verkeeren niet alle
gildebroeder in het geval, dat zij op
dergelijke verrassingen steeds voorbe
reid moeten zijn.
Iets anders wordt hun nu, bij de
voorgestelde wetswijziging, in het
vooruitzicht gesteld. In navolging van
enkele andere landen, waar men dat
reeds heeft, zullen schulden wegens
drankgebruik oninvorderbaar worden
verklaard; als de debiteur niet uit eigen
beweging betaalt, de hulp van den
rechter zal men niet kunnen inroepen.
Natuurlijk is deze bepaling voorge
dragen, om bet drinken op de pof
afgeschaft te krijgen. Ik weet volstrekt
niet, of er dikwijls een rechtsvervol
ging wordt gevraagd tegen onwillige
betalers van verschalkte borreltjes
maar wèl zou ik eens willen weten,
op welken rechtsgrond deije uitslui
ting is te verdedigen. Mij dunkt, wie
iets gekocht beeft, moet liet betalen,
daar gaat niets af, om 'teven of
bet een glas jenever is, of een buiten
plaats. En geen wetgever is bevoegd,
op dezen regel eenige uitzondering te
maken. Een vergelijking van drank
schuld met speelschuld gaat niet op;
tot het aangaan der laatste is niets
geleverd waarvan de v» aarde moet
worden vergoed. Dat de Volksver
tegenwoordiging deze onbillijkheid zal
goedkeuren, geloof ik niet.
Zal zij wèl meegaan met de voor
gestelde regeling len aanzien der
vergunningen na I Mei 1881 verleend?
Toen eenmaal het beginsel was
aangenomen, dat er zou zijn een voor
elke gemeente vast te stellen wettelijk
maximum, in verband met bet be
volkingscijfer, stond men voor de
moeielijkbeid wat te doen met die
welke er boven dat aantal waren.
Zoo een termijn van opheffing voor
schrijven, ging maar niet, want welke
zouden dan behouden en welke op
geheven worden? Om aan dit bezwaar
te ontkomen, werd nu bepaald dat
de vóór gezegden datum bestaande
tap gelegenheden mochten blijven,
zoolang zij door denzelfden peisoon
in hetzelfde perceel werden uitge-
oelenddeed de man zijn zaak aan
een ander over, of vestigde bij zich,
na bekomen toestemming tot tappen,
in een ander huis, dan werd dat een
nieuwe zaak. vallende in de termen
van de niet door de wet beschermde,
waarvan dus het beslaan niet langer
dan tot 1 Mei 1901 was gewaarborgd.
Intusschen is men ijverig voortge
gaan met liet vragen, en ook met
iiet verkrijgen van vergunningen
boven bet wettelijk maximum. Daar
werd geen bezwaar in gezien immers,
wie er een wenschte, kon weten, en
moest weten, welk gevaar hem boven
het hoofd hing.
In theorie is daar iets vóór te
zeggen.
Maar, zooals het veeltijds gaat, in
de practijk, nam men van den waren
toestand geen voldoende notitie. Eige
naars van perceelen met vergunning
maakten er een speculatie van, de
huurprijzen te verhoogen, en als de
huurder geen lust bad die hoogere
opbrengst te voldoen, dan moest hij
er uit en een ander kwam er in,
zonder misschien met genoegzamen
ernst in te zien dat bij maar tijdelijk
geholpen was. En bovendien is men
in ons land niet gewoon, zulke voor
schriften zwaar op te vatten. Niet
zelden ziet men bet gebeuren, vooral
op wetgevend en administratief ge
bied, dat uitstel van beslissingen
wordt verleend op bet oogenblik dat
het er op aankomt een wet consequent
toe te passen, en liet gezegde, »wie
dan leeft, dan zorge," heeft bij ons
zeker burgen echt verkregen. Zoo zal
men er ook toe zijn overgegaan, den
fatalen termijn uit het oog te verliezen,
te meer omdat niet alle lezers van de
wet ik bedoel deskundige lezers,
het gebiedend karakter voor het voor
schrift rekenen.
De Regeering is van oordeel, dat
er nu moet worden doorgegaan Aan
de oude vergunningen wordt natuur
lijk niet geraakt, dat zijn «verkregen
rechten," de nieuwe vervallen.
Met de blijvende is dan in vele ge
meenten het wettelijk maximum niet
bereikt, er zullen nog een zeker aan
tal vergunningen beschikbaar blijven.
Hoe daarmede te bandelen? Voorge
steld wordt, tot verkrijging in de
eerste plaats toe te laten de bedreigde
tappers, die voor bet nieuw te aan
vaarden bedrijf zekere som willen
betalen, in verband met de huur
waarde van de localiteit waarin zij
bet zullen uitoefenen. Dat geld vormt
dan een potje, hetwelk verdeeld wordt
onder de lieden, die genoodzaakt zul
len worden bet bedrijf te staken.
Zondeilinger manier, om zich van
een moeielijkbeid af te maken, is wel
zelden voorgekomen; zij draagt bet
merkteeken eener meewarigheid, tot
welke een vóór twintig jaar vastge
stelde zeer gebrekkige wet en baar
niet minder gebrekkige toepassing
gedurende bet tijdperk van overgang
een weinig gegrond motief oplevert.
Want het blijft toch waar, dat nu
acht duizend menschen genoodzaakt
zullen worden, bun broodwinning te
laten varen, want dat is het cijfer
der vergunningen, in de verschillende
gemeenten van ons land boven het
maximum bestaande, en de redenen
van algemeen belang, voor zulk een
draconischen maatregel aan te voeren,
zouden wel van overweldigende zwaar
wichtigheid moeten zijn, indien ze mij,
hadde ik er iets in te zeggen, zouden
nopen er in toe te stemmen. Het is
toch wel te begrijpen, dat bet som
metje, dat de aan den dijk gezette
tappers zullen krijgen als troost voor
het te niet gaan hunner affaire erg
onbeduidend zal wezen. Met een bard-
vochtig: «de menschen hebben het
vooruit geweten," is dat niet te ver
ontschuldigen.
Doch, moet dan het «wettelijk
maximum" voor immer een doode
letter blijven, omdat men blijft opzien
tegen de hardheid eener opheffing?
Ware in 1881 eer. gezonder, ik
durf wel zeggen, een eerlijker stelsel
toegepast geworden, dan zouden we
nu niet staan voor de groote moeie
lijkbeid die tot een groote onbillijk
heid aanspoort. Het recht tot drank
verkoop in liet klein had moeten
worden een persoonlijk recht, slechts
bij in de wet vast te stellen uitzon
dering vatbaar voor overdracht aan
een ander, en ook niet gebonden aan
eenig perceel, met die beperking, dat
overgang naar een ander perceel
slechts zou mogen plaats hebben onder
goedkeuring van Burgemeester en
Wethouders, die daarbij dan konden
letten op lokale behoefte, ook met
betrekking tot een gelijkmatige ver
deeling over de gemeente, met markt
en vervoerwezen en met buurten
waar de vestiging van drankgelegen
heden minder gewenscht is te achten;
booger beroep zon toegelaten moeten
zijn op Gedeputeerde Staten, in laatste
instantie op de Koningin.
VAN
EWALD AUG. KöNIG.
26)
Rudolf schudde afwijzend het hoofd. "Dat
wensch ik niet," antwoordde hij"ik zal eenige
dagen in Londen blijven en in Bückers Hotel
logeerenmijn compagnon zal zelf wel gevoelen,
dat hij mij opheldering verschuldigd is. En in
zijn eigen belang is het, dat hier te doen;
wacht hij daarmede tot wij huiswaarts zijn ge
keerd, dan zou ik mij genoodzaakt kunnen zien,
de hulp van het gerecht in te roepen. Laten
wij nu vertrekken, Hendrik, naai» ik veronder
stel vergezellen onze vrienden ons, mij isjtoch
nog veel duister waaromtrent ik gaarne inlich
ting zou ontvangen."
Zij vertrokken allen, op Herbert en Watkin
na, die bij den Dokter achterbleven.
"Ik zou wel eens willen weten, wie der er
barmelijke rol van verrader heeft gespeeld,"
zeide Herbert met heesehe stem.
"Wat geeft het, dat gij u daarmede thans
nog het hoofd breekt!" hernam de Dokter koel
«Gij hebt het spel verloren, nu blijft u niets
anders over, dan u goed te houden. Overigens
moet gij niet gelooven, dat ik ooit tot een
schurkenstreek de hand zou leenen; ik neem
geen patiënten op, die niet werkelijk krank
zinnig zijn."
In de hartstochtelijk overspannen, wanhopige
stemming, waarin hij zich bevond, liet Herbert
zich een uitdrukking ontvallen, welke sterken
twijfel uitdrukte; Dokter Davis zag zich daar
door tot de verklaring gedrongen, dat hij zijn
recht als heer des huizes zou doen gelden,
indien men hem onder zijn eigen dak bele-
ligde. William Watkin drong zijn vriend de
kamer uit, en toen zij buiten op de straat
stonden, gaf Herbert zijn wrevel in bittere
opmerkingen lucht.
Nadat hij zijn gal uitgespuwd en de agent
zich zooveel noodig verdedigd, had keerden
zij elkander den rug toe, en zonder zich verder
om hem te bekommeren, sloeg Watkin den
hoek der naaste straat om. Herbert ijlde hem
achternahet was niet in zijn belang, met den
eenigen man, die hem thans nog van nut kon
zijn, kwade vrienden te worden.
»Je kunt het me waarachtig niet kwalijk
nemen, dat ik woedend ben,» zeide hij, toen
hij hem had ingehaald.
"Koel je woede dan aan andere lui, doch
niet aan mij,» hernam Watkin gebelgd. »'tls
mijne schuld niet, dat je plannen gedwars
boomd werdenal billijkte ik ze ook niet, zoo
heb ik ze daarom toch niet verraden.»
»En wat raadt je me nu te doen?»
»Zoek met je compagnon een schikking te
treffen
«Wil jij als bemiddelaar optreden?»
Ik? Moet ik me grofheden laten zeggen?
Meen je, dat je compagnon me immer zal
vergeven, dat ik hem in het huis heb gelokt?»
»Bah, je zult wel een voorwendsel vinden,
om je te rechtvaardigen; schuif de geheele
schuld maar op mijik houd me overtuigd,
dat men je geloof zal schenken. Laat me thans
niet in den steek, het zal je niet schade zijn.
Ik kan persoonlijk niet met mijn compagnon
onderhandelen, ten minste nu niet, het zou
tot heftige scenes komen; dus is het beter,
dat wij op een afstand van elkander blijven.
Ik zal me hier vestigen, wellicht zou hier een
filiaal van ons huis opgericht kunnen worden,
waarvan ik alsdan aan het hoofd zou staan.
Spreek daarover met mijn broeder, vraag hem,
welke voortaan de verhouding tnsschen ons
zal zijn, hij zal daarover toch zeker reeds
hebben nagedacht, en hij kan het insgelijks
niet anders dan gewenscht vinden, dat wij in
vrede uit elkander gaan.»
"Gaarne neem ik het niet op me,» zeide
Watkin na een pauze; «het is een ondankbaar
werk, vooral in dit geval, daar ik ook van
weerskanten geen vertrouwen geniet. Heb je
je compagnon bepaalde voorstellen te doen?»
»Neen; hoor, of hij er jou doet; doet hij
het niet, stel hem dan verdeeling der zaak en
oprichting van een filiaal hier ter plaatse voor.»
»Hij zal daar waarschijnlijk niet op ingaan.»
«Wachten wij dat af; in elk geval moet hij
een antwoord geven, waaruit ik kan opmaken,
hoe ver ik met mijne latere eischen kan gaan.»
De agent schudde nog altijd met een be
denkelijk gezicht het hoofd; het viel hem zwaar,
tot de vervulling van dat verlangen te besluiten,
daar hij toch met zekerheid kon voorzien, dat
hij zich persoonlijk aan de grootste onaange
naamheden blootstelde. Doch de hebzucht
overwon zijne bezwaren; hij kon door deze
bemiddeling aan beide partijen van dienst zijn,
en daarbij zelf in troebel water visschen.
»Het zou me aangenaam zijn, zoo gij er
terstond heen wildet gaan,» nam Herbert weder
het woord; »ik zou de zaak gaarne zoo spoedig
mogelijk geregeld zien.»
Hij was voor een kleine restauratie blijven
staan, welke hij bij zijn vroeger verblijf in
Londen dikwijls had bezocht.
«Hier zal ik op je wachten,» ging hij voort;
»ik hoop, dat je me een goed antwoord brengt.
Wordt vervolgd.J