NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
Nieuwe DnizeM-en-ééii-Mt-Maleii.
No. 72.
Zaterdag 8 September 1900.
Negen-en-twintigste jaargang.
DE ZELF-MOORD-CLUB.
6)
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per
3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk.
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Yrijdag.
AD VERTENTIËN:
Van 16 regels f 0.40; iedere regel meer 5 Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte.
Gelijk wij hebben meegedeeld, had
lord Roberts reeds den 4en Juli van
de Engelsche regeering volmacht ont
vangen om de Zuid-Afrikaansche repu
bliek bij proclamatie tot Engelsch
gebied te verklaren, zoodra hij het
tijdstip daarvoor geschikt oordeelde.
Na de laatste gevechten bij Belfast
en Dalmanutha was hij blijkbaar over
tuigd, dat het oogenblik gekomen
was om van deze volmacht gebruik
te maken. Is deze overtuiging gerecht
vaardigd? De meerderheid der Engel
sche pers wierp deze vraag niet eens
op doch neemt de annexatie zonder
meer als een feit aan. En de felste
Jingobladen gaan zelfs zoo ver, dat
zij de formeele inlijving als overbodig
beschouwen, daar de Boeren zelf door
hun inval in Engelsch gebied, de
conventies, welke hun de door Enge-
land's suzereiniteit beperkte onafhan
kelijkheid verleenden, hebben te niet
gedaan, waardoor zij weer in hun
oude verhouding tot Engeland kwa
men te staan en dus niet meer waren
dan gewone rebellen.
Deze zonderlinge beschouwingen
zullen zeker in niet-Engelsche kringen
hoofdschuddend worden gelezen, vooral
wijl men zich in het buitenland zal
herinneren, dat Engeland zelf door
nota's aan de mogendheden, de Boe
ren als oorlogvoerende partij heeft
erkend. Om consequent te blijven
zegt de Köln Zt. dient Engeland nu
ook aan de mogendheden kennis te
geven dat in de staatsrechtelijke
positie der Boerenstaten verandering
is gekomsn. De Oranje-Vrijstaat is
reeds den 28 Mei ingelijfd en ook nu
Transvaal op 1 September, doch tot
nu toe hebben we nog niet van een
oflicieele kennisgeving aan de mogend
heden gehoord. Misschien wacht
Engeland daarmee totdat de repu
blieken geheel gepacificeerd zijn
dat is ook wel zoo secuur, want de
beer is nog niet geschoten.
Wat de inlijving betreft, zegt de
Köln Zl. verder, van een staatsrech
terlijk standpunt beschouwd is zij
zoowel voor Transvaal als voor den
Vrijstaat te vroeg geschied. Van een
staat toch, die een anderen staat
annexeert mag men verlangen dat hij
diens staatsrechtelijke plichten in hun
vollen omvang nakomt. En dat kan
men in dit geval van Engeland niet
zeggen. Den 28sten Mei, werd de Vrij
staat ingelijfd en hoeveel voor Enge
land slecht afgeloopen gevechten zijn
er nog niet geleverd voor men kwam
lot den tegenwoordigen toestand, die
nog allesbehalve bevredigend is. Fei
telijk nog niet de helft van den Vrij
staat in handen der Engelschen en
steeds opnieuw blijkt het, dat zij zelfs
daar waar zij zich reeds huiselijk
hebben ingericht, slechts met de groot
ste krachtsinspanning in staat zijn,
hun gezag te handhaven.
Nog ongunstiger voor de Engel
schen is de toestand in Transvaal.
Niet veel meer dan de landstreken,
die in de onmiddellijke omgeving dei-
spoorwegen liggen, worden door de
Engelschen werkelijk beheerscht. In
het Oosten staat een nog niet ver
slagen Boerenleger van 6000 a 8000
man; het Westen is van Pretoria tot
Mafeking bijna geheel in de macht
der Boerenhet geheele Noorden is
na het terugtrekken van Paget en
Baden-Powell vrij van Engelschen
ten Zuiden van Johannesburg werden
gevangen genomen Boeren door Daniel
Thoron bevrijd en opnieuw gewapend
en lord Roberts heeft den industrieelen,
die gaarne naar de goudstad terug
wilden keeren, moeten doen aankon
digen, dat wegens de onzekerheid van
den toestand daarvan vooreerst nog
geen sprake kan zijn. Onder zulke
omstandigheden kan men bezwaarlijk
zeggen, dat het tijdstip voor de inlij
ving van beide staten, in elk geval
voor Transvaal, reeds gekomen is.
Nu de proclamatie der inlijving niet
temin is uitgevaardigd, dient men zich
af te vragen, waarom zij dan toch is
afgekondigd. En het antwoord op die
vraag zal slechts kunnen luiden: dat
door de annexatie de fictie van de
onderwerping der republiek opzettelijk
in 't loven is geroepen als een middel
om de ontevreden en ongeduldig wor
dende bewoners van het moederland
te bezweren en hun te doen gelooven
dat het einde van den oorlog nabij
is, en tevens om aan lord Roberts
een schijnbaar recht te geven ten op
zichte van de draconische maatregelen
onlangs door hem genomen.
Vooral bij de annexatie van Trans
vaal komt deze gedachtengang sterk
uit. Zij is gevolgd na de gevechten
bij Belfast en Machadodorp en nu
meent men gerechtigd te zijn om aan
te nemen dat zij de laatste waren,
waarin een aaneengesloten Boerenleger
de Engelsche strijdmacht het hoofd
biedt. Deze Boerenscharen, zoo rede
neert men, zijn thans verstrooid, daar
mee is de laatste weerstand van Trans
vaal als staat gebroken en de Engelsche
legermacht heeft nog slechts te doen
met afzonderlijke benden, die naar
Engelsche opvatting gelijk zijn te
stellen inet de franc-tireurs uit vroe
gere oorlogen.
Geheel afgescheiden van het feit,
zegt de Köln. Zt. dat het een dwa
ling is, de gevechten bij Belfast als
de laatste van een aaneengesloten
Boerenleger te beschouwen, is een
dergelijke opvatting aan ernstige be
denking onderhevig. Want er zijn
immers nog groote commando's, die
in het Westen van Transvaal en in
het Noord-Oosten van den Vrijstaat
in aaneengesloten rijen strijden. De
belegeraars van Ladybrand b.v. wor
den door de Engelschen zelf op 2 a
3000 man geschat en de Boerencom-
mando's tusschen Pretoria en Mafe
king moeten minstens even sterk zijn.
Maar het is bovendien totaal onmo
gelijk de Boerenstrijders met franc-
tireurs te vergelijken. Franc-tireurs
kunnen slechts in zulke landen zijn,
die een geregeld staand leger hebben
het zijn nl. die strijders, welke als
zoodanig niet door den Staat erkend
zijn, maar op eigen hand vechten.
De Boeren zijn echter gezamenlijk
staatsrechtelijk als strijders erkend,
zij zijn «opgecommandeerd" en door
den Staat gewapend. De omstandig
heid dat zij geen uniform dragen, kan
aan hun karakter van geregelde ver
dedigers van hun vaderland niets
veranderen, wijl het gebrek aan een
uniform in dit geval niet ten doel
heeft om den strijder te maskeeren.
En evenmin kan men de met zulk een
meesterschap gehandhaafde guerilla-
taktiek bestempelen met den naam
der strijdwijze van de franc-tireurs.
Al deze dingen zijn bijzonderheden
van dor Boeren taktiek, die den Engel
schen van te voren bekend waren en
waarmee zij van den aanvang af reke
ning moesten houden. Het is niet de
schuld der Boeren als de Engelschen
van deze taktiek hoe langer hoe meel
de onaangename gevolgen ondervinden.
Het eenige middel daartegen, dat
van het standpunt van oorlogs- en
volkenrecht niet aangevochten kan
worden is, de strijdende Boeren-com-
mando's te vernietigen of gevangen
te nemen en dat kan slechts met goed
gevolg geschieden als 't land geheel
bezet is, zoodat men zelfs de afge-
legenste hoeken van het land kan
nasnuffelen. Hadden de Engelschen
deze methode gevolgd, dan zou hun
het verwijt gespaard gebleven zijn,
eerlijke verdedigers van hun vaderland
met één pennesteek voor oproerlingen
te verklaren en een niet te verdedigen
rechtstitel gezocht te hebben voor
draconische, met de beschaving moei
lijk overeen te brengen maatregelen
als: het uitwijzen van vrouwen en
kinderen, wier kostwinners te volde
zijn; het in beslagnemen van paarden,
ossen, muilen en wagens; gevangen
neming van alle strijdbare mannen,
die den neutraliteitseed weigeren af
te leggen, als «verraders" zonder dat
bewezen is dat zij hebben meege
streden; behandeling en bestraffing
van Boerenpatrouilles, die soldaten
hebben weggeschoten, als «moorde
naars"; verbranding van alle hoeven
binnen een straal van 16 KM., in
welker nabijheid de spoorweg vernield
of een schot gelost wordt en bestraf
fing van dengene met verlies van zijn
eigendom, gevangenis of dood, die een
Boerenstrijder in zijn woning opneemt.
Sdeze maatregelen, zoo besluit de
Zt., zijn op zich zelf al reeds
niet gemakkelijk in overeenstemming
te brengen met de grondbeginselen
van het oorlogs- en volkenrecht, maar
zij worden tot een zware aanklacht,
als men ze gaat toepassen, steunend
op een gefingeerde annexatie. Het is
zeker niet gemakkelijk in een oorlog
alle regelen der humaniteit en be
schaving te eerbiedigen, maar hier
hebben we te doen met een beleedi-
ging van het «publieke geweten", die
ten aanzien van het feit, dat zooeven
de onderteekening van het protocol
der Ilaagsche Vredesconferentie heeft
plaats gehad, ons geloof aan Enge-
land's oprechtheid een Hinken stoot
geeft.
Daarmee kan Engeland hen voorloo-
pig doen
Volgens berichten van kolonel
Willcocks uit Koemassie ontvangen is
de Engelsche colonne van Cape Coast
Castle den 31 Augustus te Koemassie
aangekomen. Het vijandelijk kamp
ten zuiden van de stad was verlaten,
en de Ashanties waren op de vlucht
gegaan. Ook de colonne van luitenant-
kolonel Brake, die op 31 Augustus
tien mijlen ten noordwosten van Koe
massie in een hevig gevecht was
gewikkeld met de opstandelingen,
slaagde erin deze op de vlucht te
jagen en de stad te bereiken, nadat
twee dorpen en een Asbantie-kamp
vernield waren.
Bij de beslorming van de fetish-
stad Oseja, werden luitenant-kolonel
Brake en luitenant Burton gewond.
Prins Heinrich van Pruisen heeft
een bezoek aan zijn grootmoeder
DOOR
ROBERT LOUIS STEVENSON.
Geschiedenis van den jongen man niet de
roonitaai-tjes.
«Ga voor, mijnbeer. Ik ben er de man niet
naar om terug te gaan als ik iets besloten
heb," antwoordde Prins Florizel.
«Uwe bedaardheid doet mij goed" antwoordde
hunne gids. Ik heb nooit iemand zoo kalm
gezien, in een oogenblik als dit; en toch zijt
gij de eerste niet, dien ik naar deze deur
geleid heb. Meer dan één mijner vrienden is
mij voorgegaan, waar ik weet dat ik binnenkort
volgen moet. Maar bierin stelt gij natuurlijk
geen belang. Wees zoo goed hier eenige oogen-
blikken op mij te wachtenik zal terug komen
zoo gauw ik de voorbereidende maatregelen
voor uwe introductie getroffen heb."
En dit zeggende, ging de jonge man, met
de hand zijne vrienden groetend het pleintje
op, ging een deur binnen en verdween.
«Van al onze dwaasheden" zeide Colonel
Geraldine met gedempte stem, «is dat de
wildste en gevaarlijkste."
«Ik geloof het ook" antwoordde de Prins.
«Wij hebben nog een oogenblik tijd," zeide
de Colonel. «Laat ik Uwe Hoogheid smeeken
van de gelegenheid gebruik te maken en u
terug te trekken. De gevolgen van dezen stap
zijn zoo donker, en kunnen zoo ernstig zijn
dat ik mij volkomen gerechtigd voel een grootere
vrijheid te nemen dan die welke Uwe Hoogheid
goedgunstig genoeg is, mij, als wij samen zijn,
te verleenen."
«Moet ik denken dat Colonel Geraldine
bevreesd is vroeg Zijne Hoogheid, den sigaar
uit den mond nemend, en den ander scherp
aanziend.
«Mijne vrees is zeer zeker niet voor mijzelven"
antwoordde de ander hooghartig; «daarvan
kan Uwe Hoogheid zich verzekerd houden."
«Dat had ik wel verwacht" antwoordde de
Prins, met onverstoorbaar goed humeur; «maar
ik wilde u niet herinneren aan het verschil
in positie. Genoeg genoeg," voegde hij er
bij, ziende dat Geraldine zijn excuus wilde
maken. En hij rookte kalm voort, leunend
tegen een ijzeren hek totdat de jonge man
terug kwam.
«Nu," vroeg hij, «is alles voor onze ontvangst
in gereedheid gebracht?"
«Volg mij," was het antwoord. «De President
wil u ontvangen in het kabinet. En laat ik
u aanraden open te zijn in uwe antwoorden.
Ik heb borg voor u gestaan maar de Club
verlangt steeds een zeer scherp onderzoek,
vóór de adspirant toegelaten kan worden
want de indiscretie van één lid zou leiden tot
het uit-elkaar-gaan der vereeniging, voor altijd."
De Prins en Geraldine confereerden een oogen
blik tezamen. «Help jij mij in dit" zeide de
een «en help mij in dat" zeide de ander, en
door het karakter aan te nemen van mannen
dien zij beiden kenden, waren zij het zeer
spoedig eens en gereed hunnen gids te volgen
naar het Cabinet van den President. Er waren
geen groote bezwaren te overwinnen. De bui
tendeur stond open; de deur van het cabinet
stond op een kier en daar, in een klein, doch
zeer hoog vertrek, verliet de jonge man hen
nogmaals.
«Hij zal zich dadelijk bij u voegen," zeide
hij met het hoofd knikkend terwijl hij heen
ging. Stemmen waren hoorbaar in het cabinet,
door de portes-brisées die het eene einde
vormden, en nu en dan het geluid van een
champagne-kurk, gevolgd door een uitbarsting
van lachen; een enkel hoog raam zag uit op
de rivier en de Theemsoeveren naar de lichten
te oordeelen meenden zij te kunnen opmaken
zich niet ver van het Charnay-Cross-station te
bevinden. Veel meubilair was er niet en de
zittingen waren vreeselijk kaal; en er was
niets draagbaars behalve een tafelschel die op
't midden eener ronde tafel stond, en de hoeden
en jassen van een talrijk gezelschap; die aan
pennen aan den muur hingen.
«Wat voor een inrichting is dit?" zeide
Geraldine.
«Dat kom ik juist eens zien" antwoordde
de Prins. «Als ze hier levende duivels houden,
kon 't nog vermakelijk worden."
Op dat oogenblik opende zich de porte-
brisée, juist ver genoeg om een menschelijk
lichaam door te laten, en tegelijkertijd kwamen
de kamer binnen, een luider gerucht van
stemmen en de President der Zelfmoord-Club.
De President was een man van vijftig jaren,
of misschien wat ouder; groot en met een
zwaaienden gang, met ruige bakkebaarden, een
kaale kruin en één dof-grijs oog dat nu en
dan schitterde. Zijn mond, die zich sloot rondom
een groote sigaar die hij voortdurend van de
eene zijde naar de andere deed verhuizen,
terwijl hij de vreemdelingen scherp en kalmpjes
opnam. Hij was gekleed in een licht zomerpak,
aan de hals erg open, en een gestreept front;
hij droeg een notulenboek onder den arm.
(Wordt vervolgd