NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. No. 76. Zaterdag 22 September 1900. Negen-en-twintigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. BUITEN! AND. BINNENLAND. Nieuwe DÉeii-en-één-Naclit-Malen. DE ZELF-MOORÜ-CLUB. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk. Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken in tezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever G. J. SLOTHOUWER, Amersfoort. ADVERTENTIËN: Van 16 regels 0.40; iedere regel meer 5 Cent. Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte. Doet Nederland zijn plicht jegens Transvaal. Africanus heeft onder bovenstaanden titel een brochure doen verschijnen De brochure is een aanklacht tegen de lijdelijke rol door Nederland in de Boerenkrijg gespeeld. Wat baten, vraagt schrijver, onze holle symphatiebetuigingen voor de zaak der Afrikaansche Republieken? Hoezeer ook het Comité van Advies en het Fonds tot Daadwerkelijken Steun, het Chr. Nat. Boeren-Comité en de Nederl. Zuid-Afr. Vereeniging (tusschenbeide niet geheel en al zon der kleingeestige jaloerschheid) hun best doen om lijden te verzachten en hulp te bieden, als volk spelen wij de rol van een jongen, die zijn zwakkeren broer ziet mishandelen en lijdelijk toeziet in plaats van de handen uit de mouw te steken. Maar we zijn zoo zwak, zoo nietig we kunnen niets doen? De blanke inwoners der Republieken niet talrijker dan de bevolking van Amsterdam, hebben 10 maanden lang het wereldrijk, Groot Brittanje, weer staan en zouden vijf millioen Neder landers dan als ze wilden, heusch niets kunnen doen? Men heeft ons in de Vredescomedie de eerste rol opgedrongen, zouden we nu althans van het voorzitterschap in het Hof van Arbitrage geen gebruik kunnen maken om iets ten goede der Transvalere te verrichten? Kan Engeland ons straffen, als wij in het belang van den vrede, de mo gendheden uitnoodigen om met ons maatregelen te beramen tot herstel van den vrede? Indien ja, indien we zoo afhanke- zijn, laten we dan liever morgen de Engelsche of de Duitsche vlag hijschen, dan langer huichelachtig poseeren als een vrije staat. Maar weet gij, volk van Nederland wat uwe Regeering, wat uw Parle ment door hun laffe lijdelijk bezig zijn voor te bereiden Jhr. mr. T. A.J. vanAschvan Wijck sprak het uit, toen hij in de Eerste Kamer zoo kloek zijne stem tegen dat vredesgehuichel motiveerde. Onze nie tigheid, onze gewilde weerloosheid leggen zij voor heel Europa bloot en de muil, die nu onze broederen verslindt, gaapt reeds naar ons zeiven en onze Koloniën. Wie zich zeiven schaap maakt, wordt van de wolven gegeten. Het is alsof wij Europa toeroepen »Met ons kunt gij alles doen, Wij bukken voor elk bevel. Wij zien alle groote mogendheden, tot zelfs Turkije naar de oogen. Kracht, liefde tot onze onafhankelijkheid, broederzin, gevoel voor recht, zij mogen sluimeren, of mis schien ook hier en daar leven in som mige harten en sommige kringen van het volk, uit ons officieele Nederland zijn ze gelukkig verbannen. Daar is alleen koude ambtenaarswijsheid aan 'twoord. Geesdrift is op het Haagsche Binnenhof contrabande. En als straks een der roofstaten van ons werelddeel ons aanvalt en men het nationaal bewustzijn, dat men heeft zoeken te dooven, zal willen wekken, zal het te laat zijn. Na vervolgens een overzicht te heb ben gegeven van watalzoo isgeschied, na er aan te hebben herinnerd, dat geheele ambulances als gevangenen zijn weggevoerd, vraagt schrijver: En zouden bij ons volk hier, op den klassieken bodem der vrijheid, de ge voelens die hen bezielden geheel zijn gestorven Zijn antwoord is ontkennend. Niet aan dat volk maar aan zijn leiders de schuld, dat er niets geschiedt. Als strak de 6tatenroof gelukt is, als zieltogende onze zusternatiën neer liggen en de geweldenaar in haar laatste stuiptrekkingen zich verlustigt, dan zullen onze dichters klaagzangen aanheffen en onze redenaars lijkre denen uitspreken, aandoenlijk schoon. Maar in Europa zal men met mede lijden neerzien op ons, die den moed misten te doen wat plicht en eer gebood en de noodkreet van broeder en landgenoot beantwoorden met ge kreun en gekerm maar met geen enkele mannelijke daad. En de verbrande hoeven en de graven der gesneuvelden, en de hon gerende gestalten die omdwalen zullen door de Afrikaansche dorpen, brood bedelende van den overwinnaar, of hem in machtelooze verontwaardiging vervloekende, en het gekerm der we duwen en weezen zal niet alleen de Rhodessen en de Chamberlains, niet alleen de Kitcheners en de Robertsen aanklagen, maar ook ons, die niet alles beproefden om ons eigen vleesch en bloed te redden uit de tanden van grimmigen Britscheri Luipaard. En terwijl dit roofdier den bloedigen muil dan lekken zal, zal hij zijn fon kelende loerende blikken slaan op ons die hij als een weerlooze prooi en een verachtelijken vijand beschouwt. En als hij zijn klauwen naar ons uitslaat zullen ook wij naar hulpe zien maar ons gekerm zal niet ge hoord worden, omdat wijde benauwd heid der ziele van onze broeders zagen en op hun geschrei geen acht sloe gen. De oorlog is gedaan, zoo decreteert lord Roberts thans en daarmede is zijn laak afgeloopen. Hij kan nu naar Engeland terugkeeren, want de vredes toestand is in de Zuid-Afrikaansche Republieken ingetreden. Oorlog is er niet meer, doch alleen opstandelingen maken nog het land onveilig. Die moeten nog slechts door de lager ge plaatste officieren onschadelijk ge maakt worden. Zoo althans zal onge twijfeld de opvatting der Engelsche regeering zijn na het jongste telegram, dat lord Roberts aan zijn regeering heeft verzonden en dat van Nelspruit gedateerd, 20 September, aldus luidt: »Van de Boeren, drieduizend in getal, die teruggetrokken waren naar Komatipoort, zijn zevenhonderd over de Portugeesche grens gegaan. Do overigen deserteerden of verspreidden zich, nadat zij vooraf de Long Toms en de veldstukken hadden vernield. Van het leger van de Boeren is nu niets meer over dan eenige stroopende benden." Ziedaar dus als de inlichtingen van Roberts juist zijn, waaraan nog wel valt te twijfelen dunkt ons, daar hij nog niet meldt, dat de Engelschen reeds te Komatipoort zijn, om zich van den waren toestand te overtuigen ziedaar dus de commando's opge lost, zooals werd verwacht. Ongetwij feld is het nu met den grooten oorlog gedaan doch even zeker is het dat de kleine krijg, de guerilla nu evenals ih den Vrijstaat, ook in Transvaal zal worden gevoerd. De commando's zullen zich, zoodra zij door de En gelsche liniën heen zijn weer veree nigen en dan den vijand op allerlei wijzen afbreuk doen. Van pacificatie van het land kan bij de hardnekkig heid waarmee de Boeren voor hun onafhankelijk volksbestaan zullen blij ven, geen sprake zijn. Zij zullen doorvechten zooals onlangs de Afrikaander De Wet ons verzekerde tot de aanstaandepresidents-verkiezing in Amerika met de hoop dat, zoo de democratische candidaat Bryan gekozen wordt, Amerika tusschenbeide zal ko men of tot het oogenblik dat ICruger de hopeloosheid van zijn pogingen om interventie te verkrijgen, inziende, in de droeve noodzakelijkheid verkeert uit Europa te moeten seinen, dat geen hulp van buiten te wachten is. Mis schien zullen zij zich dan onderwer pen, maar dit is ook nog de vraag, want een groot deel der Boeren is onverzoenlijk en wil den fleren nek onder het Engelsche juk niet krommen. En wat het voeren van zulk een krijg beteekent daarover kan Amerika oordeelen, die nu reeds twee jaar lang op de Filippijnen een leger van 50.000 man heeft, zonder dat de bevolking onderworpen is; ten ge volge van zulk een strijd heeft Spanje zijn koloniën in de West verloren en ook Engeland zal ondervinden, dat het met een legermacht van 100.000 man de rust in de beide republieken niet vermag te herstellen. En hoe rijk Engeland ook moge zijn, op den duur zal het onderhouden van zulk een groot leger John Buil te machtig worden. Eenmaal zal hij inzien, dat hij de Boeren door zijn overmacht wel kan overwinnen, maar niet onder werpen. En eenmaal ook zal de tijd komen, zij het in verre toekomst, dat de zon zal oprijzen over een vrij Zuid-Afrika. China en de Mogendheden. Hoewel er nog geen enkel antwoord op de nota van Von Büwlow aan de mogendheden betreffende China is ingekomen, verwacht men, dat de regeeringen zich er mee zullen ver eenigen, vooral nu het zoo goed als zeker is, dat Duitschland volstrekt niet den eisch stelt om de keizerin-weduwe als hoofdschuldige te beschouwen en te behandelen. Het Berl. Tageblatt zegt ten minste te weten dat de Duitsche voorstellen ter bestraffing van de schuldigen zoo ingekleed zijn, dat de persoon der keizerin-weduwe er geheel buiten gelaten wordt, zoodat ook op dit punt van Rusland noch and re mogend heden tegenstand te vreezen is. De National-Zeitung voegt hieraan toe, dat in elk geval de schuld van de keizerin-weduwe nog een open vraag is en dat Duitschland, als de keizerin in Rusland een beschermer vindt, daar niets tegen inbrengen zal. Naar verluidt, stelt Duitschland o.a. ook voor de verdedigingswerken aan de Chineesche kust en de Jangtse-forten te sloopen. De Troonrede. Tal van bladen gaven reeds hunne meening over de troonrede te kennen. Al die artikelen eenigszins uitvoerig DOOB ROBERT LOUIS STEVENSON. Geschiedenis van den jongen man met de roointaartjes. 8) «Ik ben bijna blij dat ik weet dat bij dood is," ging de kolonel voort. Maar ik vind het vreeselijk voor onzen jongen vriend van de roomtaartjes. Geraldine,zeide de Prins, het hoofd oprich tend, ndie jongen man was gisterenavond nog even onschuldig als gij en ik, en dezen morgen kleeft er bloed aan zijne ziel. Als ik aan den President denk, word ik akelig. Ik weet nog niet hoe het aan te leggen, maar zoowaar als er een God in den Hemel is, zal ik met dien schurk afrekenen. Welk een ondervinding, welk een les was dht spel. Ja, zeide de kolonel, eene om nooit meer herhaald te worden.» De Prins wachtte zoolang met een antwoord, dat Geraldine bang werd. »U wilt toch niet nogmaals er heen gaan.» »Ge hebt reeds te veel geleden en hebt te veel afgrijselijks gezien. De plichten uwer hooge positie verbieden eene herhaling van dit waag stuk.» »Er is veel waars in wat ge zegt,// ant woordde Prins Florizel, »en ik heb niet geheel en al vrede met mijn eigen besluit. Helaas! wat steekt er in de kleeren van den machtigste der aarde, anders dan een gewoon mensch? Ik heb mijne zwakheid nooit beter gevoeld dan op dit oogenblik, doch het is sterker dan ik. Kan ik ophouden belang te stellen in het lot van den ongelukkigen jongen man, die eenige uren geleden nog met ons soupeerde? Kan ik den president ongehinderd zijne afschu welijke loopbaan laten volgen Kan ik een interessant avontuur beginnen en niet zien waar het op uit loopt? Neen Geraldine, ge eischt van den Prins meer, dan de mensch in hem, doen kan. Hedenavond nemen wij onze plaatsen nogmaals in, aan den tafel der Zelf- Moord-Club./z Kolonel Geraldine liet zich op de lm i een zinken. »Wil Uw Hoogheid mijn leven nemen?» riep hij uit. «Het is het uwe maar eisch niet van mij dat ik zulk een vreeselijk gevaar nogmaals onder de oogen zal zien.» //Kolonel Geraldine,// antwoordde de Prins, hooghartig, raw leven behoort u volkomen toe. Ik eischte alleen gehoorzaamheid, en indien die, niet gaarne gegeven wordt, zal ik er niet langer om vragen. Ik wil er nog dit bijvoegen: ge hebt genoeg last bezorgd in deze zaak.» De Opperstalmeester was in een oogwenk op de been. »Uwe Hoogheid,» zeide hij, »kan ik heden middag vrijaf krijgen. Ik durf, als man van eer, mij niet ten tweedemale in dit noodlottige huis te wagen, vóór ik mijne zaken volkomen geregeld hebben, Uwe Hoogheid zal geene verderen tegenstand ondervinden van haren trouwsten en dankbaarsten dienaar.» //Mijn beste Geraldine" antwoordde Prins Florizel, ik vind 't altijd akelig wanneer gij mij er toe dwingt mijn stand niet uit het oog te verliezen. »Ge kunt over uwen dag be schikken, zooals ge wilt, maar wees voor elven hier in dezelfde vermomming.» De Club werd den tweedeD avond niet zoo druk bezocht; en toen Geraldine en de Prins aankwamen, waren er niet meer dan een half dozijn leden in de rookkamer. Zijne Hoogheid nam de President terzijde en wenschte hem hartelijk geluk met den dood van den heer Malthus. «Ik mag gaarne handigheid zien," zeide hij, en dit laatste bezit gij in hooge mate. Uw beroep is van zeer delicaten aard, doch ik zie dat ge zeer wel in staat zijt om het te volgen met succes en omzichtigheid." De president gevoelde zich zeer vereerd door deze lof; hem toegezwaaid door iemand die zoo superieur in zijn optreden was als Zijne Hoogheid. En hij dankte hem bijna nederig. »Arme Malthy!" zeide hij, »ik zal de Club haast niet meer herkennen als hij er niet is, Het meerendeel mijner cliënten, zijn knapen, mijnheer, poëtische knapen wier bijzijn mij weinig gezelligheid geeft. Malthy had óók wel een beetje poezie in zich, doch dit behoorde tot een soort die ik begrijpen kon. »Ik kan mij zeer goed voorstellen dat gij den heer Malthus beklaagt," antwoordde de Prins. Hij leek mij een man met een zeer origineelen aanleg.» De jonge man van de roomtaartjes was in de kamer, doch vreeselijk terneergeslagen en stil. Zijne metgezellen trachtten tevergeefs hem in het gesprek te mengen. »OI wat zou ik niet willen geven, als ik u nooit in dit vreeselijke hol gebracht had. Ga heen, nu er nog geen bloed aan uwe han den kleeft. Als gij den ouden man had kunnen hooren gillen terwijl hij viel, en het geluid dat zijne beenderen op de steenen maakten I {Wordt vervolgd./

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1900 | | pagina 1