GEMENGD NIEUWS.
rijknechtde Hertog mende zelf. Een
groote menigte was weder naar 't
paleis gestroomd.
De Hertog vertrok Maandagmorgen
om 10.28 naar Berlijn, met zijn
adjudant luit. Von Belir, uitgeleid
door adjudant jbr. Van Tets en adj.
Van Hoogstraten, om een bezoek te
brengen aan den jDuitschen Keizer.
Bij zijn terugkeer uit Duitschland op
het Loo zal de Hertog 9 paarden
medebrengen.
Naar het Hbl. verneemt, zijn de
huwelijksvoorwaarden voor hethuwe-
lijk van H. M. de Koningin en hertog
Hendrik Van Mecklemburg-Sehwerin,
in opdracht van 11. M. ontworpen door
jbr. rnr. J. W. M. Schorer, vice-presi
dent van den Raad van State, bijgestaan
door de heeren jhr. E. N. De Brauw
rechtsgeleerd adviseur \an het Konink
lijk Huis, en G. Ch. baron Schouckaert
van Schauburg, thesaurier van H. M.
de Koningin, in overleg met dr. Lang-
feld, Ministerial-Gebeimrath aan het
departement van Justitie in het groot
hertogdom Mecklemburg-gchwerin-
Een wetsontwerp, in verband met
het huwelijk van 11. M. de Koningin
is in voorbereiding.
De regeering heeft in overleg
met de Commissie van Rapporteurs
nog eenige wijzigingen in de kieswet
voorgesteld. Thans is opgenomen de
door den heer Lobman gewenschte
bepaling, bedoelende om onware op
gaven betreffende de vermogens-,
bedrijfs- of personeele belasting met
verlies van aanspraak op kiesrecht
te stralfen.
De negende alinea wordt voorge
steld te lezen aldus
«Indien in de plaats van het inko
men, bedoeld in art. 1 b 2o., een
tijdelijke ongevallen rente wordt ge
noten, wordt deze, zoolang zij wordt
genoten, in rekening gebracht tot
een bedrag gelijk aan het normale
loon.
Staatsloterij.
In de gisteren gehouden zitting der
Tweede Kamer is het ontwerp tot wij
ziging en aanvulling van art 12 tot
regeling der Staatsloterij, volgens welk
ontwerp de uitbetaling kan worden
bevolen van prijzen of premiën geval
len op vernietigde of vermiste loten
wanneer die uitbetalinggevraagd wordt
vóór het intreden der verjaring, aan
genomen met 56 tegen 10 stemmen.
Wapen en vlag van Mecklenburg.
Door alle hertogelijke leden van het
geslacht wordt het zoogenaamde
«mittlere Staatswappen"gevoerd. Dit
vertoonteen éénmaal gedeeld en
tweemaal gevierendeeld schild. Over
alles heen een hartschild.
Het hoofdschild bevat
1. Mecklenburg: In goud een goud
gekroonde zwarte stierenkop met
afgerukt halsvel en open muil. De
horens van zilver, de tong van rood.
1. Rostock: In blauw een gouden
griffioen.
3. Schwerin: Gedeeld: boven: in
blauw een gouden griffioen; onder:
een van zilver geboord groen veld.
4. RatzeburgIn rood een zwevend,
goud gekroond zilveren kruis.
5. Stargard: In rood een zilveren
met polmouwen bekleede rechter-
vrouwenarm, de benedenarm met een
lint omwonden; tusschen duirn en
wijsvinger een ring met diamant
klemmende.
6. Wenden: In goud een schuin-
liggende goud gekroonde zwarte stie
renkop met zilveren horens.
Hartschild: graafschap Schwerin:
gedeeld van rood en goud.
Het hoofdschild is gedekt door een
koningskroon (voering onzichtbaar).
Om het schild hangt de ketting van
de Huisorde van de Wendische kroon.
Schildhouders: Rechts een zwarte
stier met zilveren horens, links een
gouden griffioen, beide rustende op
een witgevoerden rooden deviesband.
Het devies luidt«Per aspera ad astra,"
in gouden letteren.
De nationale vlag is blauw geel-
rood de marinevlag blauw-wit-rood,
volgens eene verordening van 24
Maart 1855. Deze laatste wordt echter
slechts zelden gebruikt.
(N. R. C.)
De heer C. W. H. Verster, heral
dicus te Amsterdam van oordeel,
dat in de opgave van het wapen van
Mecklenburg een onjuistheid is ge-
geslopen, die tot verwarring aanlei
ding zou kunnen geven, en rectificatie
eischt, deelt aan het llandelshl. mede:
Het Hartschildgraafschap Schwerin
opgegeven als: gedeeld van rood en
goud is foutief. Aangezien de deelings-
lijn waterpas, (horizontaal) loopt be
hoort dit schild te worden beschreven
alsdoorsneden van rood en goud
Naar aanleiding van bovenstaande
beschrijving van liet Mecklenburgsche
wapen, en de daarop gemaakte aan
merking schrijft onze stadgenoot de
heer S. J. van Duinen het navolgende:
Nadat de heer Verster de omschrij
ving van het groot-hertogelijk wapen
van Mecklenburg-Schwerin, door u
overgenomen uit de »N. R. Cl." heeft
verbeterd, is die nog niet volledig.
Dezelfde onjuistheid, waarop de heer
V. voor het hartschild wijst, is te
vinden in het 3e kwartier. Ook dit
is niet gedeeld, maar doorsneden.
De opgave der verdeeling van wat
de dN. R. Cl." het hoofdschild noemt,
is niet gemakkelijk te vatten. Er staat
o. m.»een eenmaal gedeeld en twee-
»maal gevierendeeld schild. Over alles
«heen een hartschild."
Als er stondeenmaal gedeeld en
tweemaal doorsneden, was 't duide
lijker. Bovendien zal een tweemaal
gevierendeeld schild toch zeker acht
kwartieren bevatten, en in 't schild
zijn er zes.
Voor 't vierde kwartier lezen we
»In rood een zwevend, goud ge
kroond zilveren kruis." De bedoeling
zal wel geweest zijn een verkort kruis.
Maar ook dan is er vergissing in 't
spel, wijl het wapen een goud gekroond,
zilver Latijnsch kruis vertoont. Ik
vermoed, dat aan dit kwartier de
wapenspreuk ontleend is. Ook is het
vijfde kwartier niet voldoende om
schreven. Stand en punt van uitgang
van den arm is niet aangegeven, niet
de geheele arm, maar een deel daarvan
is bekleed; kleur van het lint en van
den ring zijn verzwegen.
Het wapen geeft aanIn rood een
gebogen rechter-vrouwenarm, uit
gaande van den linkerbovenhoek, de
bovenarm met eene pofmouw bekleed,
de pols gebonden met een lint, waar
van lange Raderende einden afbangen.
alles van zilver, houdende tusschen
duim en wijsvinger een gouden ring
met diamanten.
Als iemand het wapen wil teekenen,
laat hij dan met een gevoerde kroon
het schild dekkenze is zóó meer
overeenkomstig den rang afgebeeld,
dan ongevoerd.
Over de kleur van de kroon van
den zwarten stierenkop in het eerste
kwartier schijntbijjleDuitsche heraldici
geen eenstemmigheid te bestaan.
Door den grooten heraldicus-.wapen-
teekenaar H. G. Freiherr von Ströhl
wordt, in zijn «Heraldischer Atlas",
meermalen de kroon aangegeven en
geteekend van goud.
De kranige leekenaar van de Mün-
chener kalender, Otto IIupp, geeft in
den jaargang 1995echterden stierenkop
eene roode kroon, en niet alleen daar,
maar ook in andere jaargangen. De
verklaring bij deze wapens zijn gele
verd door den heer «Kanzleirath"
Gust. A. Seijler, Schrftführer des
Vereins Herold" te Berlijn, en geeft
bij de bespreking van't Mecklenburg
sche stamwapen, de kleur van de kroon
niet aan in gen. jaargang 1895, wèl
in de beschrijving van het groote
Pruische staatswapen, jaargang 1897,
en daar is zij rood.
Welke kleur komt nu den kroon
rechtens toe? Twee heraldici, als
autoriteit erkend, verschillen hierin.
Vanwaar dit verschil en wie van de
twee heeft gelijk?
S. J. VAN DUINEN.
Amersfoort, 26 October 1900.
Het Herstellingsoord voor Onder
wijzers en Onderwijzeressen
te Luiitcren.
Velen lezers van dit blad is het wel
licht bekend, dat den 30sten Juni van
dit jaar bovengenoemde stichting ge
opend werd, eene stichting, die getuigt,
zoowel van ernstige collegialiteit, als
van groote krachtsontwikkeling der
onderwijzers.
Want zjj hebben dit gebouw ge
sticht, grootendeels uit eigen kracht,
velen hun gering salaris niet achtend,
maar doordrongen van het besef:
«Daar zijn collega's, die er erger aan
toe zijn dan wij."
Dat zijn de zwakken, de herstel
lenden, voor wie zich nu ons Herstel
lingsoord liefderijk opent.
«Ons Herstellingsoord", en toch
niet geheel het onze, zoolang de hypo
theek, groot f15.000, niet is afgelost.
Die hypotheek moet worden afge
lost. Ieder zal dat met ons eens zijn.
Als nu «ieder" ons eens hielp met de
aflossing? Dan was in korten tijd ons
ideaal: «Weg met het zilveren dak",
verwezenlijkt.
Ons plan is eene verloting te organi-
seeren. Ieder die één of meer prijzen,
wat het ook zij, daarvoor beschikbaar
stelt, verzoeken wij vriendelijk, dat
even per briefkaart te berichten aan
een der ondergeteekenden.
Velen berichten ons reeds, dat zij
een prijs zullen inzenden. Van hen,
die sympathie gevoelen voor het plan
en van wie wij nog geen bericht ont
vingen, vei wachten wij nog eene
toezegging.
Wij stellen ons voor, de verloting
zoo spoedig mogelijk te doen plaats
hebben, daarom zouden wij gaarne
omstreeks 15 Nov. alle prijzen in ons
bezit hebben.
Verblijdt ons met vele toezeggingen.
A. H. VAN GENT-KESLER,
Prinsengracht 801.
S. C J. M. VAN DER REIJDEN,
Wijttenbachstr. 36.
PLAATSELIJKE BERICHTEN.
In de zitting van den gemeente
raad op Donderdag 1 November a.s.
zullen, behalve de reeds in ons vorig
nummer genoemde punten nog worden
behandeld
a. Request van den tijd. leeraar in
Nat. Historie aan de inrichtingen voor
II. en M. Onderwijs A. J. Reesink tol
wijziging van het tijdvak waarvoor
hij benoemd is, met advies van Burg.
en Weth.
b Advies op het request van de
Gymnastiek- en Schermvereeniging
«Wilbelmina/ tot het gebruiken van
een gymnastiek-lokaal van een der
openbare scholen.
c. Voorstel tot toekenning van toe
lagen voor overuren aan eenige
leeraren bij het M. Onderwijs.
d. Vaststelling van het 2e supple
toir Kohier der Inkomsten-belasting
dienst 1900.
Namens H.H. Kerkvoogden der
Nederl. Herv. gemeente weid ons
verzocht onze lezers mede te deelen,
dat in een vergadering van hun col
lege besloten is de groote Klok van
de Sint-Joris-kerk, de zoogenaamde
Dolle met ingang van 1 Januari 1901
gelijk te doen slaan met die van het
uurwerk in de Lieve Vrouwe-toren.
Wat genoemd college bewogen heeft
in deze sedert eeuwen bestaande toe
stand wijziging te brengen weten wij
niet, maar wat wij wel weten is, dat
zij er vele stadgenooten voor wie de
Volle steeds een trouwe waarschuwer
was voor het komende uur, geen dienst
mede bewijzen.
De Godsdienstoefening in de
Rem. Kerk alhier zal Zondagmorgen
4 Nov. worden geleid door Ds. S. de
Waard, doopsgezind pred. te Utrecht.
Tot leden van den Kerkeraad
der Ned. Israelietsche Hoofd-synagoge
alhier zijn herkozen de heeren Ph.
Meijers, E. L. Visser en M. van Raalte.
Tot Griffier ter Gemeente-secre
tarie is door B. en W. benoemd mr.
Caudri, advocaat en procureur te's-Gra-
venhage.
Onze stadgenoot de 2eluitenant
der cavalerie van het O. I. leger G.
van der Zoo de Jong zal 24November
per «Prinses Amalia" zijn nieuwe be
stemming volgen.
Op Donderdag 15 November a.s.
zal er een conceit gegeven worden
in de Concertzaal van Amicitia door
een jeugdig Toonkunstenaar, Jacques
Visscher, om zich in staat te stellen
zijne studiën buiten Amersfoort te
kunnen voortzetten. Vroeger waren
wij in de gelegenheid hem op uit
voeringen van de Maatschappij van
Toonkunst alhier te hooren en be
loofde hij reeds veel voor de toekomst.
De medewerking van de dames Kappel
en van Aaken geven ons de verze
kering dat op muzikaal gebied veel
te genieten zal zijn. Wij vertrouwen
dan ook dat velen zullen teekenen op
de lijst die zal worden aangeboden.
Zondag 4 November des avonds
te 6 uur, zal in de Evangelisch Lut-
hersche Kerk, de dienst worden ver
vuld door Ds. W. J. Manssen predikant
te Zaandam.
Zondag overleed in het militair
hospitaal te Utrecht, na eene lang
durige ongesteldheid, onze stadgenoot
kapt. F. van Laai en, van het 5e reg. inf.
De overledene was versierd met het
eereteeken voor belangrijke krijgsbe
drijven met den gesp Atjehl87396
en met het onderscheidingsteeken
voor 20 jarigen dienst als officier.
Het leger verliest in hem een kun
dig officier, die zich tijdens zijn de
tacheering bij het O.-I. leger als een
flink en dapper man heeft doen kennen.
Door den ofdeelingssecretaris al
hier der Maatsch, t. Bevordering der
Toonkunst is als lid van het Hoofdbe
stuur de officieele medededeeling ont
vangen «Dat de leden dier Maatsch.
steeds 50°/« reductie hebben op den
entiéprijs van den eersten rang in
alle plaatsen waar voorstellingen wor
den gegeven door de Nederlandsche
Opera," een bericht dat zeer zeker
velen welkom zal zijn.
Het volgende is ontleend aan
een brief uit Apeldoorn:
De bosch wachter aan 't Aard huis,
die ine zeer goed kent, omdat ik er
dikwijls kom, zei me: in twintig jaar
is de Koningin hier éénmaal geweest
en deze week is Ze al driemaal ge
komen.
Dat doet de liefde!
Hij is een frissehe jonge man en
uitermate beleefd een beetje langer
dan Zij 't is een knap paar. Toch
heeft Hij leelijk haar en nagenoeg
geen snor en lijkt Ilij op een jongen
landman, maar ondanks dit alles is
Hij een prettige verschijning.
De mannen hier vinden Hem een
flink jongmensch, de meeste dames
vinden Hem niet knap.
Er rijden hier overal politie-speur-
honden en verkleede agenten enz.
Tevens zeggen de lakeien en koetsiers
je echter precies, waar je de jongelui
kunt vinden. Die bewaking is dwaas
heid. De Koningin-Moeder wil echter
gaarne, dat de bosschen doorgezocht
worden. Wilhelmina zelf is geen sikke
pitje bang.
De «laatste dagen" van Pretoria.
Aldus luidt het opschrift van een
artikel in Scribner's Monthly dooi
den heer R. II. Davis, een Amerikaan,
die, tijdens zijn verblijf onder de
Boeren, groote bewondering voor hen
heeft opgevat.
«Ik verliet Pretoria tot mijn groot
verdriet", schrijft hij. Als vreemdeling
was ik gekomen, maar ik had vrienden
gevonden onder mannen die ik heb
liefgekregen èn om henzelven, èn om
hun zaak.
«Ik kwam met een vooroordeel
tegen ben, in den waan, dat zij juist
zoo waren als de Engelsche pers en
mijn Engelsche vrienden hen hadden
afgebeeldhalf-barbaarsch, aanstoo-
telijk, geldzuchtig, verraderlijk in het
oorlogvoeren.
«Ik vond hen eenvoudig, groot
moedig jegens hunne vijanden, zelf
standig, goedhartig. Ik had veel ge
hoord van do omkoopbaarheid hunner
ambtenaren en ik zag dagelijks hun
voornaamsten minister, op een tijd
dat ieder vreemd ingezetene te Pre
toria een rijtuig gebruikte naar
zijn bureau gaan in een tram terwijl
hun president woonde in een klein
buitenhuis en hun generaals maanden
lang in den oorlog dienden zonder
betaling en zonder hoop op eerepen
ningen of titels.
«Hun onbekendheid metdegebruiken
en zeden der groote wereld buiten
hunne bergen, maakte hen tot een
voorwerp van spot voor de Engelschen.
Maar zij deed niemand zooveel kwaad
als hunzelven. Hadden zij de buiten
wereld gekendwaren zij instaat ge
weest hun wantrouwen van den vreem
deling te overwinnen, en hadden zij
begrepen hoe van hem gebruik te
makenhoe de wereldpers te han-
teeren om ten hunnen behoeve even
knap de waarheid te verkondigen als
de Engelschen haar hadden gebruikt
om die te verdraaienhadden zij het
verstaan, munt uit te slaan uit de
sympathie van Franschen, Amerikanen,
en Duitschers en dien ten eigen nutte
aan te wenden; hadden zij geweten,
welke mannen zij naar het buitenland
moesten zenden om de waarheid te
verkondigen, te pleiten en te ver
klaren hadden zij de vreemde avon
turiers weten te vinden, die blindelings
op het slagveld zouden gehoorzamen
waren zij mannen van de wereld ge
weest in plaats van Boeren, die er
totaal onkundig van waren, dan
zouden zij interventie of een eervollen
vrede hebben verkregen.
«De onwereldschheid van den Boer
zelve, zoo door den Engelschman
bespot was het grootendeels die
aan Engeland groote vernederingen,
veelvuldiger «tegenspoeden"", kost
baarder nederlagen bespaarde."
De heer Davis vindt het jammer
dat in den hachelijksten tijd van den
oorlog niet de generaals De Wet en
Botha, maar de oude Joubert en de
stijfhoofdige Cronjé het opperbevel
voeiden. Thans ziet hij de toekomst
zeer donker in. Hij noemt de Boeien
de laatste kruisvaarders. Zij reden
uit om te strijden voor een zaak zoo
oud als de dagen Pharaoh en de
kinderen Israëls tegen een vijand, tien
malen zoo machtig als die op welken
Washington de onafhankelijkheid be
vocht. Ilij ziet den oorlog als een
Heiligen Strijd en de beweegredenen
der Boeren acht hij zoo grootseh als
er ooit een kruisridder bewogen in
Palestina te sneuvelen.
«Maar ondanks zijn zaak verliest
de Boer; het einde zal komen en fiij
zal vallen. Maar als dat gebeurt, valt
hij niet alleen. Met hem valt een
groot beginseldat waarvoor onze
vaderen vochten: het recht op zelf
bestuur, het beginsel van onafhanke
lijkheid".
Een nieuwe lamp.
In den strijd tusschen gas enelec-
triciteit schijnt door het eerste weder
een overwinning te zijn behaald. De
Berlijnsche ingenieur Lucas heeft een
lamp vervaaardigd, die enkel door de
wijziging in de afmetingen van gewone
groote gaslampen veel sterker licht-
kracht heeft. De nieuwe lamp heeft
namelijk een zeer hoogen cylinder wat
de trekking en de verbranding bevor
dert, en tevens een zeer lange buis
waarin het gas met de lucht meer
dan anders vermengd wordt. Door
deze inlichting wordt in een gegeven
tijd meer gas dan gewoonlijk verbrand.
Volgens berekening zou met deze lamp
die een lichtsterkte van 5 tot 600
kaarsen heeft, de gasverliching slechts
een derde kosten van electrisch boog
licht.
Zuidarrikaansehe poëzie.
Het volgende gedicht is gemaakt
door een Engelsche dame, die vroeger
den Boeren goedgezind was, maar
sinds den oorlog is gedraaid. De heer
Reitz, staatssecretaris der Zuid-Afri-
kaansche republiek, vertaalde het in
het Hollandsch.
DIE STERVENDE VOORTREKKER.
De Dokter zegt ik ga sterve,
Ik daal nou in het graf.
De Heere Zijn wil geschiede,
Hij neme, wat Hij gaf!
Ik is oud en afgeleve,
Al zeventig jaar en de rest,
God neemt, wat Hij het gegeve
Ons weet, wat Hij doet is best.
Ik is klaar om te gaan, en 'k treur nie
Maar kinders lich mij nou mooi
Ik is klaar om te gaan, maar ik kannie
Zoo sterve, hier op een kooi.
In die velde is ik groot geworde,
Geboor' in de ope lug,
En waar ik het leve ontvang het,
Daar geef ik mijn ziel terug.
Dus kinders, span nou die waa in,
Want dit is mijn laatste trek.
'k Wil nog eens de zon zien opgaan
Daar ginter op Bronkers Nek,
Nog eens in die koelte rusten
Daar onder die dorenbosch,
En het Zuiderkruis zien blinken
In zijn sterreglans gedosch.
Die kruis zag op mij neder
Toen eerst ik mijn leven genoot,
Och, mochten zijn sterren mij lichten
Op het duistre pad van den dood.
Hulle zeg mij daar 's vele dingen
Die ik van myn leven nooit zag,
Zoo 's die zee en die groote stede,
En de groene Lente-prag.
Van lande, wat in die winter
Met sneeuw bedekt daar lag;
Maar ik gloö niet, dat daar ergens
Een fraaier land bestaat
Dan onze, als, na die droogte
Die veld aan 't groeien gaat.
Dan ziet hulle die hem lief het
Een wonder daar gedaan.
De Schoonheid geboren uit Dorhe
Uit die Dood, het Leven ontstaan.
Mijn vader sprak ons o'er zfjn vadrland
Daar ver o'er die groote zee,
Maar dit is die eenigste vaarland
Waar ik ooit om het gegeê.
Hèm ken in vrede en oorlog,
In vóór- en in tegenspoed.
Ver die het ik dikwijls gevochte
In slechte dagen en goed!
Ik ken ook die stille lessen
Die hij leert in druk en in nood
Van kracht, die in geduld ligt,
Van hope, die nooit verdroot.
Zeg dan, is die waa al klaar al?
O'er 'n uur zal die zon opgaan;
Die dauw is grauw op die grond nog,
Want die zomer is reeds gedaan.
Nooit treed ik dit huis weer binnen,
Dus leg mij maar daar, waar ik sterf,
Een doornboom tot een grafsteen,
Een grasperk mijn laatste erf.
Maar, waar ik ook nu mag sterve,
(Want die dood kom onverwacht)
Of 't 's middags of 's avonds mag wezen
Of in die middernacht
Hoor kinders, die ook nog moet reizen
Langs 't pad, dat ik lank al betreê,
'k Heb dankbaar mijn leven genoten
En ga nu vertrekken in vreê.
Belangrijk
is de geluksaankondiging van Samuel
llecksclier senr. iu Hamburg, welke
zicli in het huidige nummer van onze
courant bevindt. Dit huis heeft zich
door zijn prompte en stilzwijgende
uitbetaling der hier en in den om
trek gewonnen bedragen eene zoo
goede faam verworven, dat wij al
onze lezers aanbevelen op zijn huidige
advertentie acht te geven.