NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
No 4.
Woensdag 14 Januari 1903.
Twee-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Alles op zijn tijd.
FEUILLETON.
NERVEUS
AmersfoortscEie
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLGTIIOD WK R.
BureauLaugestraat 77. Telephooiii.o. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7 Va Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Door hel Schoolblad word dezer
dagen niet instemming overgenomen
immers het sprak van «beharti
genswaardige opmei kingen" wat
het in een der dagbladen gevonden
had als volgt
«Kunnen we op de scholen niet
wat onverteerbaien ballast overboord
werpen, en daarvoor de eenvoudigste
wetsbepalingen aan de kinderen lee-
ren? Bij voorbeeld: in mijn jeugd
leerden we op de lagere school, dat
Madrid aan deManzanares ligt en
Berlijn aan de Spree.
«Ik vraag: wat nut kan dat hebben
voor iemand, die later goudsmid of
bakker wordt'? Dan leerden we, dat
er voegwoorden waren (zij zijn er,
geloof ik, nog) en voorzetsels en
tusschenvoegsels, en we moesten stijl
oefeningen maken en zinsontledingen
(redekundig en taalkundig), en weten
welke woorden met twee e's of o's
en welke niet één e en o geschreven
worden, en het merkwaardige feit,
dat «barsch" met sell en «dwars"
met een enkele s geschreven wordt,
en meer dergelijke wetens- of lerge-
tenswaardigheden.
«Voorts moesten we sommen maken,
waar ik nu als man van duizel. Enfin,
om kort te gaan, honderden dingen
moesten we leeien, dio ons nooit in
het latere leven te pas kwamen. Daar
entegen leerden we van de wettelijke
bepalingen, waarmede ieder burger
op zijn heurt later in aanraking komt,
letterlijk niets.
«Daarom zou ik den schoolwet
gever wel eens in overweging willen
geven, wat onpractischen ballast uit
het leerplan der lagere en middelbare
scholen weg te nemen, en daarvoor
het bespreken van eenvoudige wets
bepalingen (met de eigen gemeente
te beginnen) in de plaats te stellen.
Dit zou tevens een spoorslag voor den
wetgever zijn (als dat nog noodig is
natuurlijk) om zich zóó duidelijk uil
te drukken, dal zelfs een kind hem
kan begrijpen."
Dat onze wetten aan duidelijkheid
veelal te weiiscben oveilaten, is belaas
maar al te waar. Soms rookt liet hoofd
zelfs van een ontwikkeld man, al> hij
zijn weg meet zoeken in de logge
zinswendingen en de langademige
omschrijvingen, waarmede de wetge
ver zijn wil en zijn bedoeling heeft
uitgedrukt. En stellig zou liet geen
ovei lollige weelde zijn, indien degenen,
die onze wetten vervaardigen, er zicli
wat meer op gingen toeleggen, aan
de voorscln iften zóódanigen eenvou-
digereti en duidelijkeren voim ie geven,
dat zij beter verstaanbaar worden
voor allen, die er mee te maken
hebben.
Maar dat is nog iets anders, dan
te vei langen, dal «zelfs een kind ze
moet kunnen begrijpen". Iets anders;
omda t hét-niet alleen de vorm, maar ook
Ie inhoud van wettelijke bepalingen
is, ilie boven liet bevattingsvermogen
van een kind ligt. Wij doelen hier
met name op de leerlingen van de
volksschool, voor wie, evenzeer als
voor die van middelbare scholen, de
schrijver van de boven meegedeelde
opmei kingen heil ziel in het inedeelen
van die bepalingen. Welnu, dat kun
nen wij niet «behartigenswaardig"
noemen. Wij zouden het integendeel
betieuren, indien men hij ons volks
onderwijs dien weg uitging.
O zeker, er was vroeger heel wat
«ballast" bij liet volksonderwijs. En
dat is er nóg wel. Al moet dankbaar
worden eikend. dat in dit opzicht het
tegenwoordige schoolgeslaeht er aan-
meikeltjk beter aan toe is, dan w ij
ouden het waren in onze jeugd; toch
is het hervormingswerk, waaraan vele
kundige onderwijzers met ijver en
met inzicht geaibeid hebben, nog
lang niet voltooid. En ais zij vooit-
gaan met hun deskundig onderzoek,
wat als ballast en wat als goede lading
behoort te worden aangemerkt, om
dan meer en meer nog de eerste te
vervangen door de laatste, zullen wij
er ons hartelijk over verblijden.
Let er echter wel op- het is goede
lading, die in de plaats van ballast
komen moet; niet liet eene minder-
gescliikte in de plaats van liet andere.
De vraag kan en mag niet enkel zijn.
of, hetgeen de kinderen leeren. «hun
in het latere leven te pas zal komen".
De aliereeiste viaag', zouden wij mee-
nen. is deze: wat kunnen zij behoor
lijk in zich opnemen en verwerken?
Hoe zijn zij te ontwikkelen zóó. dat
zij op later leeftijd èu in staat blijken
èn den lust hebben om dan kennis te
nemen van en te verstaan datgene,
wat iéder mensch in zijn maatschap-
pelijken weikkiing, ieder burger van
den staat, behoort te kunnen verstaan
en behoort te willen weten?
Dat dunkt ons de voornaamste taak
van de volksschool; en zoodra zij die
taak volkomen volbrengt, kan men
omtrent haar toekomstige vruchten
gerust zijn. Maar juist opdat het zóó
vei kome. dringe men haar niet op,
wat de geestelijke kracht barer leer
lingen te boven gaat. Ja, hun kan
iets verteld worden mits o zoo
eenvoudigbij voorbeeld van de
inrichting en van de wijze van werken
van een gemeentebestuur; of van liet
wezen en het doel van belastingen
of dergelijks. Maar blijf bun in Gods
naam met «wetsbepalingen" van liet
lijf; tracht hun niet te geven datgene,
waarvoor zij nog niet rijp zijn, en
maak niet van hen volwassenen vóór
hun tijd
Alles op zijn tijd. 't Komt ons voor,
dat dit in het kooi tsaclitige begeeren
onzer dagen naar noodige vei belei ingen
vergeten woidt in velerlei opzicht. Om
één vooi beeld te noemen op een ander
gebiedhet sterkerworden van het
vereenigingsléyèn onder de wei klieden
is een heerlijk verschijnsel, waarvan
véél goeds te verwachten is; maal
ais wij half-opgesclioten knapen reeds
vereeniginkje zien spplen. schudden
we bedenkelijk het hoofd. Zoo ook
is het met de school en met de volks
ontwikkeling. Voor dio ontwikkeling
heeft de school als 't ware slechts het
terrein te effenen zij vermag, afgezien
van het bijbrengen van positieve kun
digheden, weinig méér; en ook te
haren aanzien geldt liet ware woord,
dat slechts bepetking leiden kan tot
meesterschap. Zij wekke den lust en
den wil tot weten zij doe het zóó,
dat de wetensdrang er voorgoed in
zit bij hen, die haar banken verlaten.
Dan volgt de rest van zelf. Dan zullen
degenen, die de maatschappij zijn
ingetreden, ook met betrekking lot
kennis van de wetten van den staat,
bun weg wel verder zoeken en vinden.
Want dan zal er belangstelling zijn
in stede van de doffe onverschilligheid,
die in nog maar al te stei ke mate valt
waar te nemen bij de gioote massa.
Ongetwijfeld past liet in een derno
cratische staatsgemeenschap, dat allen
op de hoogte zijn van de voorschi iften,
die door den wetgever zijn uitge
vaardigd voer iiaar leden. Maai het
zijn de mannen en de vrouwen, met
de kinderen, voor wie die spijze deugt
De kinderen, zij moeten slechts zóó
worden opgevoed, dat, wanneer zij tot
vrouwen en mannen zijn gegroeid hun
maag naar die spijs vei langt en haar
vei teren kan.
Te Madrid wordt verteld, dat de
koningin-regentes voornemens is den
koning zoo spoedig mogelijk uit te
huwelijken, opdat de kroon niet zou
overgaan op de prinses van Astnrië.
die met den zoon van den graaf van
Caserta gehuwd is, en aldus de macht
aan de Carlisten zou brengen. Al-
phonso XIII zou het met dit voor
nemen eens zijn.
De Morning Leader deelt mee dat
een invloedrijk lid van de Moorsche
kolonie te Londen in een onderhoud
met een vertegenwoordiger van liet
blad verklaarde, dat de Sultan van
Marokko volgens het algemeen ge
voelen, zal worden afgezet, daar hij
het Moorsch gevoel te veel en te dik
wijls heeft beleedigd.
Het bericht als zou er influenza
heerschen in Italië, wordt door den
gezondheidsdienst ten stelligste ge
logenstraft.
De justitie te Genève heeft een be-
langiijke ontdekkinggedaan Machelto,
de anarchist, die een bom gelegd heeft
in de Kathedraal te Genève, had
namelijk verklaard, dat er in een
bosch bij Bariswill een geheim depót
van ontplofbare stoffen zou zijn. De
«taatsprocureur is er met een inspec
teur van politie heengegaan. De ge
detineerde had nauwkeurig de plaats
aangegeven een vossenhol onder een
dennenboom, zorgvuldig met steenen
en mos bedekt. Inderdaad vond men
de geheime bergplaats, en nam er in
beslag: dertig patronen rnet schiet
katoen, twee dynamietpatronen, ver
schillende pakken ledige hulzen en
eenige strengen lont.
Later is gebleken dat Machetto
deze stoffen twee jaren geleden ge
stolen heeft uit een rijksdepót van
infanterie- en cavalerieinunitie in
Milden. Hij heeft er ingebroken. Er
zijn in de laatste jaren meer dief
stallen met inbraak in militaire berg
plaatsen van ontplofbare stollen ge
schied. De justitie vermoedt, dat
Machetto die alle gppleegd heeft.
Zaterdag is het parket van Born uit
per rijtuig opnieuw een speurtocht
gaan maken Machetto, door drie
landjagers geëscorteerd, reed in een
open tijtuig vooruil, om den weg te
wijzen.
Naar de Petit bleu verneemt, zullen
de generaals Botha en De la Reij
waarschijnlijk naarEuropaterugkeeren,
0111 hun werkzaamheden ten behoeve
van de slachtoffers van den oorlog
voort te zetten, bijaldien de heer
Chamberlain niets wilde toestaan. De
4) P. TFSSELHOFF Jr.
Deze heer was het type van een militair met
een gestalte als een hercules, zijn gelaat was
door de platte neus, niet bepaald innemend te
noemen toch maakte zijn open blik de mis-
vormheid van dit lichaamsdeel minder opval
lend. De kapitein was ongehuwd en nog slechts
even veertig jaren oud, hij had zijn pensioen
moeten nemen wegens een val van het paard
welke hem een stijven voet bezorgde, alles tot
zijn groote spijt.
Met een stem als commandeerde hij het vuur
voor een heele batterij heette hij den zwager
van zijn vriend welkom in de soos en stelde
dadelijk voor een extra glas op dit heuchelijke
feit te ledigen.
Brammetje keek eens om zich heen, hij ge
voelde zich daar wel thuis en spoedig was hij
in een levendig discours gewikkeld met den
kapitein. Op eens echter brak hij het gesprek
af en wendde zich driftig om, met de vraag,
aan iemand die hem slechts even met het
achtereind der billardkeue had aangeraakt; of
het hier in die 'negerij" zoo de gewoonte was
iemand een duw in den rug te geven zonder
excuus te verzoeken.
De aldus aangesprokene klerk op de secre
tarie, een jong min kereltje met een goud
lorgnetje op den neus, kleurde sterk en stot
terde eene verontschuldiging, maar het was
zeer goed op te mei-ken dat die ruwe uitval
door de andere bezoekers niet in dank werd
aangenomen. Smit wist de zaak te sussen
maar de kapitein fronsde de wenkbrauwen.
Niettegenstaande dit incident bleef Bram zijn
zwager naar de soeic-teit vergezellen en alleen
uit respect voor deze werd hij er getolereerd.
Op een regenachtige namiddag zaten beiden
aan de traditioneele ronde tafel er waren nog
geen bezoekers, ook de kapiteiD was er nog
niet, het was trouwens nog vroeg.
Smit nam deze gelegenheid waar zijn zwager
te wijzen op diens onhebbelijk gedrag in de
laatste dagen, ook in hoofdzaak over een kleine
onaangenaamheid die door zijn toedoen den
vorigen dag in de sociëteit had plaats gevonden.
"Ziet ge", zeide hij, "terwille van uw zuster en
ook om de nerveusheid of hoe ge het noemen
wilt, heb ik niet willen spreken over sommige
uwer hatelijkheden ten mijne huize maar nu ge
zelfs voor de tweede maal iemand hebt belee
digd, is het mij niet mogelijk er langer over
te zwijgen, de kapitein heeft er mij ook zijne
ontevredenheid over te kennen gegeven en ik
twijfel niet of hij zal er u persoonlijk over
onderhouden".
"Ik heb niets te maken met kapitein Fraok-
man met zijn galgentronie", verklaarde Bram
metje, ik
Hij vervolgde den volzin niet, want juist op
dit moment tikte hem iemand op den schouder
en snel omziende herkende hij tot zijne niet
geringe ontsteltenis, kapitein Frankman.
"Mijnheer Brrakel", sprak de reus met ijselijk
bedaarde stem, die Bram als klokgebrom in de
ooren dreunde, u gelieft dus mijn gelaat een
galgentronie te noemen, een dergelijke belee-
diging eischt natuurlijk voldoening, hij zweeg
even, als om zich in de uitwerking zijner woor
den te verlustigen en toen Bram een veront
schuldiging begon te stamelen, vervolgde hij,
zonder hierop te letten, «een dergelijke belee-
diging kon alleen door bloed worden uitge-
wischt, ik ga nu heen maar zal u door mijn
vriend Smit mijne voorwaarden doen weten.
Bram hoorde de laatste woorden niet eens,
hij was half bewusteloos van schrik en ont
steltenis. Eerst toen de beleedigde man ver
trokken was, kwam hij een weinig tot zich
zelf.
"Kom", zei Smit, "ga nu maar mee want ik
hoor menschen komen, onderweg kunnen we
wel verder bespreken wat je te doen staat. Dat
is een leelijke geschiedenis", sprak hij zoodra
ze op weg waren. "Frankman zal je natuurlijk
uitdagen, want van verontschuldiging wil hij
niets weten, en met hem te duelleeren is geen
kinderspel, op tien Meter afstand schiet hij
met een revolver van klein kaliber een lucifers
doosje weg".
«Wat moet ik doen, wat moet ik doen",
jammerde Bram, "hij zal mij als een hond
doodschieten." "Ja,', hernam Smit, "ik geef toe
dat het duel veel op een slachting zal gelijken.
Een rilling voer Bram door de leden, hij zag
zich reeds liggen met een gaatje midden in
het voorhoofd, waaruit donker bloed vloeide,
hij had wel eens zoo iets gelezen van iemand
die door het hoofd was geschoten. Zijn zwager
ried hem aan in ieder geval des avonds naar
den kapitein heen te gaau en van het voor
gevallene niet het minst aan Ida te laten blijken,
Frankman was na tafel nog al goed te spreken
meende Smit, wellicht was hij toch geneigd
Brain's excuses te aanvaarden.
De avond kwam en Bram Brakel de schrik
zijner huisgenoten, ging met loode schreden,
gedwee als een lam op weg, aan des kapiteins
woning gekomen gaf hij zijn kaartje af aan
diens ouden oppasser en wachtte met kloppend
hart het antwoord, maar mis hoor, "mijnheer
was niet te spreken".
(Wordt vervolgd).