NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
J\o. 40.
Woensdag 20 Mei 1903.
Twee-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATEIIDAG.
Een klein, maar pwiclitii wetsontwerp.
iVu iTEN LAND.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Zijn laatste Toevlucht.
Amersfoortsche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
Bureau: Langeatraat 77. Telephoonno. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent.
Advertentiën viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Tot tie werkzaamheden, die de
Tweede Kamer kan afdoen, vóórdat
zij haar groote zomervacantie gaat
nemen, behoort de openbare behande
ling van het wetsontwerp tot het
«opsporen van delfstollen van staats
wege Want door de verleden week
verschenen Memorie van Antwoord
der regeering is liet voor afdoening
rijp geworden.
Een wetsvoorstel van zeer gerin-
gen omvang, maar waarvan het mo
gelijk is, dat het in zijn gevolgen van
groote beteekenisl word iocr ons land
en voor ons volk.
Zooals men weet, is in de latere
jaren zekerheid erlangd, dat hel
zuidelijke gedeelte van Limburg,
waar vroeger de zoogenaamde domi-
niale kolenmijn bij Kerk rade éénig
was in hear soort, rijk is aan steen
kolen. Verscheiden particuliere maat
schappijen zijn er thans reeds aan
het werk. En ir. voorbereiding is een
vrij uitgestrekte exploitatie van staats
wege, waartoe onder liet vorige
ministerie besloten werd.
Intusschen was bij deskundigen
de vraag gerezen, of die steenkolen-
beddingen niet veel verder noorde
lijkin het noorden van genoemde
provincie, en van daar zoowel west
waarts een goed eind Brabant in als
westwaarts tot een lijn, die ongeveer
van Zwolle tot Gramsbergen loopt
zich uitstrekten, en of niet ook an
dere delfstollen (zooals bruinkool,
sleenzout en kalizout) daar eveneens
in voor exploitatie loonende mate zoude
worden aangetroffen. Die vraag heeft
geleid tot een onderzoek, hetwelk de
regeering heeft doen instellen, en
waardooraldus schijft zij «deugde
lijke gegevens zijn verkregen, die het
in hooge male waarschijnlijk maken,
dat in ons land, buiten het toldusver
bekende terrein steenkolen beddingen
op niet te groote diepte aanwezig
zijn".
In hooge mate waarschijnlijk. Slechts
één middel echter is er om tot vol
komen zekerheid te geraken en de
al-of-niet juistheid van het wetenschap
pelijk verworven vermoeden aan het
licht te brengen. Dat middel is het
verrichten van boringen op ietwat
groote schaal, die natuurlijk vrij veel
geld kosten. Welnu, daartoe strekt
liet wetsontwerp in kwestie. Het wil
nog geen beslissing uitlokken omtrent
de wijze, waarop de exploitatie van de
eventueel ontdekte mijnvelden zal
geschieden door den Staat, dan wel
of dezo daarvoor onder zekere voor
waarden concessie zal verleenen aan
particulieren. Het beoogt voorshands
nog slechts exploratie(lat wil zeggen
proefondervindelijk nagaan van de kan
sen van loonende exploitatie. Die
exploitatie echter wil liet uitsluitend
houden in handen van de regeering.
Kort en goed wil liet door de wet
gevende macht zien uitgemaakt, dat
gedurende zes jaren niemand, behalve
de rijksambtenaren, boringen naar de
vorengenoemde delfstoffen zal mogen
doen binnen liet door den staat ge
kozen terrein.
Dat er hij het afdeelingsonderzoek
in de Kamer waren, die van dit staats
monopolie niet wilden weten, spreekt
haast vanzelf. Dat hoort zoo in een
vergadering van rechtgeaarde Neder
landers. Maar de tijden beginnen toch
te veranderen, en de menschen met
hen. Het verzet kwam slechts van
betrekkelijk weinigen. Een geen ge
waagde vooispelling dunkt het ons,
dat het wetsontwerp met overgroote
meerderheid zal worden aangenomen
eri in de veilige haven van bet Staats
blad belanden zal.
Wij zeggen: gelukkig. Want het
geen hier staat te geschieden, heeft
onze besliste sympathie. Zelfs zou liet
oris nog wel zoo welkom zijn geweest,
indien terstond ook het beginsel van
staatsexploitatie mee op den voorgrond
ware gebracht, opdat reeds nn zou
zijn vastgesteld, dat de oogst, indien
die binnengehaald blijkt te kunnen
worden, geheel ten goede kome van
de gemeenschap Vrij gerust zijn wij
er overigens op, na hetgeen voor zui
delijk Limburg een voldongen feit is
geworden, dal ten slotte de staat
ook van de exploitatie dier nieuwe
mijnvelden liet leeuwendeel voor zich
zelf nemen zal.
Wat hiervan intusschen worden
moge, in allen gevalle zou het voor
de economische en industi ieele ontwik
keling vari ons land onmiskenbaar
groote waarde hebben, indien de ge
koesterde verwachting omtrent de aan
wezigheid van zwarten diamant in
behoorlijk bereikbare en voldoend
dikke lagen op een zoo uitgestrekt
veld inderdaad verwezenlijkt werd.
Waarom speelt tot lieden Neder
land op industrieel gebied een onder
geschikte rol in de rij der natiën? De
redenen daarvan zijn \ele; maar één
dier redenen is stellig, dat het de
toedingsstof voor zijn stoomwerk
tuigen niet haalde uit eigen bodem,
maar met gropto kosten van verre
moest aanvoeren. Als die reden ten
minste wordt weggenomen, zal een be
langrijke stap voorwaarts zijn gedaan
ter verbetering der voorwaarden van
mededinging op de wereldmarkt Over
al brengt de mijn-industrie, als zij
tot een flinke hoogte wordt gebracht, al -
lerhande andere bedrijfstakken in haar
buurschap tot groei. Zij voedt boven
dien handel en verkeer. Rechtstreeks
en zijdelings geeft zij wei k en brood
aan duizenden van handen. Zij is aller-
wege een hoogst gevviclitge factor in
de industrieele ontwikkeling der vol
keren. Krijgt zij binnen onze landpalen
den omvang, die te voorzien is, indien
werkelijkheid blijkt wat de deskun
digen thans hoogstwaarschijnlijk noe
men, dan zullen wij ook ten onzent
aanschouwen hetgeen eldeis de nor
male loop der feiten is geweest.
Of dat enkel en-alléén winste wezen
zal zonder nadeelige kanten? Wij
durven liet niet beweren, al zouden
wij het gaarne willen doen. Wie na
tuur en bevolking kent in streken
van het buitenland, waar de steen
kool-mijnen met haar nasleep van
groot-industrie alles beheerschen.kan
waarlijk niet met onvermengd blijde
gedachten den tijd tegemoetzien.dat
het zuid-oosten van ons vaderland en
de menschen die er wonen, zóódanig
van karakter veranderd zullen zijn als
onvermijdelijk wordt, indien welge
slaagde exploratie voert tot exploitatie
op ruime schaal. Het is helaas, nu
eenmaal zoo, dat industrieele ontwik
keling allerminst het beeld biedt van
een zon zonder schaduwvlekken. Doch
de strijd om liet bestaan moet gestreden
worden, welke schrammen en huilen
hij ook brengen rnoge. En wie maar
al te vaak met bezorgdheid gadeslaat
de wanverhouding tusschen den groei
van de bevolking en die barer be
staansmiddelen, dient, alles bij elkaar
nemend, er zich over te verheugen,
indien een nieuwe en ruim vloeiende
bron van arbeid voor haar ontsloten
wordt.
Daaromlaat ons hopen, dat het
nadere onderzoek, hetwelk thans bin
nen kort zal worden aangevangen, de
verwachte uilkomsten iiebben moge,
en dat men niet moge blijken zich te
hebben verblijd met een doode musch.
De groote Russische voorjaars
revue, die te Petersburg zou plaats heb
ben, is op 't laatst oogenblik afgelast
tengevolge van tijdingen der geheime
politie. De chef der derde afdeeling
verklaarde niet te kunnen instaan
voor de persoonlijke veilliglieid van
den Czar. Men schijnt een uitgebreid
complot ondekt te hebben, waarbij de
officieren van een regiment infanterie,
te St. Petersburg in garnizoen, zouden
betrokken zijn. Ook is een bergplaats
van dynamiet gevonden. De aanslag
zou vermoedelijk gepleegd zijn op
't oogenblik van liet défilé der troepen.
Boerengeneraals in Mexico.
De generaals Ben Viljoen en Sriij-
man deelen mede, dat zij in Mexico
33000 H. A. grond hebben aange
kocht voor diegenen van hunne Iand-
genooten, die, niet willende leven
onder het Engelsclie bestuur van plan
zijn te emigreeren.
Toenemende landverhuizing.
De stroom der landverhuizing van
Europa naar Amerika heeft dit jaar
tot nu tee ongekende vei houdingen
aangenomen, en mei kwaardigerwijze
valt daarmede samen eene eveneens
ongekende drukte in het 3e klasse
vervoer van Amerika.
Over Hamburg, Bremen, Rotterdam,
en Antwerpen vertrokken van 1
Januari tot ultimo April 1903 niet
minder dan 127,857 emigranten tegen
118,786 in 1902, 75.561 in 1901 en
75.119 in 1900.
Van Amerika vertrokken over ge
lijk tijdvak naar genoemde havens
in 1903 17,313 personen, in 1902
13,720, in 1901 10, 838 en in 1900
10,236.
Bij de Ilolland-Amerika Lijn is het
aanbod van passagiers van dien aard,
dat op elk harer stoomschepen eene
gelegenheid tot logies voor ruim 600
emigranten méér moet worden aan-
gebracht.
Het s.s Statendam vertrok heden
met 1500 passagiers, terwijl er nog
c.a. 800 achterbleven.
H.M. de Koningin-Moeder heeft
streng-incognito in do laatste dagen
een bezoek aan België gebracht en
o.a. Brussel- en Brugge bezocht.
Blijkens het »U. D.» is rnr. B.
J. Linteloo baron de Geer van Jutfaas,
lid van Gedeputeerde Staten van
Utrecht en oud-hoogleeraar in de
rechtsgeleerdheid, ernstig ongesteld.
Voor zijn leven wordt gevreesd.
Vertrek der Koningin van Apeldoorn.
De Koningin en Prins Hendiik ver
trekken Vrijdag te 1.46 per extra
trein van 't Loo naar Amsterdam.
Oorspronkelijke Novelle
P. TESSELHOFP JK.
12
Zoodra zij alleen waren, verklaarde Paul na
het diner weder weg te moeten, hij moest
voor eene belangrijke zaak naar het kantoor
terug. Cato hoorde hem aan en zweeg.
Toen zij een paar uren later van tafel op
stonden maakte Paul dan ook direct aanstalten
om te vertrekken. Maar als hij, gereed zijnde,
haar tot afscheid op het voorhoofd kuste, toen
kon de arme vrouw zich niet langer bedwingen,
zij barste in tranen uit en viel hem om den
hals.
Paul blijkbaar' hevig verschrikt, trachtte
zijne vrouw tot bedaren te brengen, wat hem
dan ook weldra gelukte. Hij toonde zich erg
verwonderd en raadde haar wat rust te nemen,
over hoogstens een paar uur zou hij terug
zijn. Hij ging, zijne handen waren nog vochtig
van de tranen van haar, die eene reine liefde
voor hem gevoelde.
Hij ging, maar niet zooals hij zeide voor
een paar uren, Cato gevoelde dat, haar hart
zeide het haar.
Een oogenblik later was zij alleen met haar
smart. O, waarom had zij hem laten vertrek
ken, hem zijn verderf wellicht tegemoet laten
gaan
Zij rukte aan de bel en beval het verschrikte
dienstmeisje mijnheer terug te roepen. Deze
echter keek haar verwonderd aan en gaf te
kennen dat mijnheer reeds lang weg was.
Daarna ging zij naar hare slaapkamer hulde
zich in een warme donkere mantel en verliet
het huis. Zij wilde zich overtuigen, zij wilde
naar het kantoor. In vreeselijke gejaagdheid
liep zij langs de besneeuwde straten en hare
bestemming bereikt hebbende, ontwaarde de
arme vrouw dat haar vermoeden zekerheid
was, er was niemand in het groote kantoor
gebouw.
Toen eenige uren later een telegram hij van
der Linden werd bezorgd, wnarin Paul zijne
vrouw mededeelde dat een dringende zaak hem
nog denzelfden avond op reis had doen gaan,
brak Cato na den inhoud te hebben gelezen,
in een zenuwachtig lachen uit, daarna zakte
zij bewusteloos ineen.
De lange winternacht was reeds ten einde.
Cato van der Linden was nog steeds wakende,
rusteloos met ingezonken roodgeweende oogen,
zat zij in een hoekje van de sofa ineengedoken;
de haard was uitgegaan maar zij lette er niet
op, hare gedachten waren te zeer gewijd aan
hem die zij eene grenzelooze liefde toedroeg
en die toch die liefde niet kon begrijpen. Waar
zou hij zijn.
Het grauwe schemerlicht der langzaam ont
wakende dag was reeds zichtbaar. Cato stond
op en draaide het gaslicht uit, daarna trok
zij een gordijn omhoog en zag naar buiten.
Het wa9 een sombere morgen, de sneeuw had
zijn frischheid verloren, door later gevallen
regen; alles zag er kleurloos en treurig uit,
volkomen in overeenstemming met haar ge
moedstoestand.
Kerstdag, o blijde Kerstmis. Een bittere
lach plooide zich om haren mond. Zij dacht er
aan hoe menigmaal zij dien dag had begroet
met blijdschap en verwachting van iets aan
genaams. Zij dacht aan de jaren die zij op
de kostschool had doorgebracht. Zaterdag voor
kerstmis placht zij dan naar huis te gaan tot
na den Nieuwjaarsdag en als zij dan den eersten
Kerstdag ontwaakte, in haar eigen frissche ka
mer, waar de zon vrijelijk kon binnendringen,
dan vond zij altijd eene verrassing die haar
goede oom voor haar had uitgezocht. Toen
zij Paul met nog meerdere bijzonderheden uit
hare meisjesjaren, zulks eens had meegedeeld
had hij dit onthouden en getrouwelijk nage
volgd, de vorige Kerstmis had hij haar ook
met zulk een kleine attentie verrast en nu...
de tranen stroomden weder lang3 hare bleeke
wangen. Dat was alles geweest, haar geluk
was plotseling ten onder gegaan. Dat valsche
schepsel had zich tusschen hem en haar ge
plaatst en daarmede nog niet tevreden, haar
geluk ontroofd.
Maar neen, zij zou zich dien smaad niet zoo
laten welgevallen. Zij, zijne wettige vrouw,
die alles op het spel had gezet, om zijn geluk
te verzekeren, wilde zich niet stilzwijgend laten
beleedigen. Zij zou haar zoeken en ook vinden.
Zij zou haar openlijk uitdagen en haar het
geroofde geluk betwisten.
Al die gedachten woelden Cato door het hoofd,
de geest van verzet was in haar beginnen te
ontwaken, zij won meer en meer veldde vage
denkbeelden van wraak op haar, die de oor
zaak was van haar leed, namen meer en meer
vasten vorm aan. Daar stond tegenover dat zij
alle schandaal wilde vermijden en hem sparen,
dien zij als het slachtoffer begon te beschouwen
van dat verachtelijk schepsel.
(Wordt vervolgd).