NIEUWE
Nieuws- en Advertentieblad
voor de Provincie Utrecht.
FEUILLETON.
No. 49
Zaterdag 20 Juni 1903.
Twee-en-dertigste jaargang.
VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG.
Bij dit Dimmer behoort eei Bijvoegsel.
VAN WEEK TOT WEEK.
Tante Fi'titrHje ij slnipwjn.
Amersfoort sche Courant
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 1.Franco per post door het geheele Rijk
Afzonderlijke Nummers 3 Cent.
Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag.
Uitgever G. J. SLOTHOUWER.
BureauLnngestraat 77. Telephoouuo. 69.
ADVERTENTIËN:
Van 16 regels 0.50; iedere regel meer 7'/a Cent.
Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend.
Groote letters en vignetten naar plaatsruimte
Het wetsontwerp tot afschaffing
der loterij. De gehechtheid aan
gewoonten en de livrei der welda
digheid.
De kans om »ook eens een prijsje
uit de loterij te trekken" zal aan
merkelijk beperkt en over eenige
jaren geheel verkeken zijn, als het
door de regeering ingediende wets
ontwerp een meerderheid verwerft.
Maar dat staat nog te bezien.
Het beginsel waaruit dit wetje ge
boren is, het is zeker een goed be
ginsel, maar of het voorgestelde doel
bereikt zal worden, dat is zeer te
betwijfelen. Ja, het ideaal zou wezen,
dat niemand speelt, dat eenieder ge
niet slechts de vruchten van eerlijken
arbeid welke ook de zoetste zijn.
Doch de ideaalmenschen zijn met
een lantaarntje te zoeken, de meesten
willen gaarne een gelukje, een bui
tenkansje hebben, een voordeeltje
waarop zij nu heel niet gerekend
hadden, een extraatje boven de ge
wone verdiensten. Om van die kans
niet verstoken te blijven biedt men
dan het geluk de band, en blijft ho
pen en verwachten weken lang, tot
dat er komtmeestal een niet,
want de kans op een prijsje is uiterst
gering, en op de hoofdprijs? Ik neem
een getal in gedachten tusschen 1
en 22000. Raad gij welk het getal is.
Maar dat is immers niet te doen
Welnu zoo groot is,uw kans ook in
de loterij. Maar evengoed als een
ander zoudt gij de gelukkige kunnen
zijn, en daarin hebt gij gelijk. Zoo
redeneerende beproeven de menschen
telkens opnieuw hun geluk en nemen
een twintigje. Och, zit daar zooveel
kwaad in Als men speelzucht en
loterij bestrijden en wegnemen wil,
waar zal dan het einde zijn! Want
ze komen zoo veelvuldig voor, in den
handel, op de beurs, ja waar al niet?
Ook een goede vrouw is immers een
lot uit de loterij, wie haar bezit is
rijker dan met de honderdduizend,
maar eerst moest hij afwachten wat
het lot hem bracht.
Als er dan toch een razzia tegen
de speelzucht moet gehouden worden,
waarom niet eerst getogen naar de
effectenbeurs waar de dobbelarij in
gedreven wordtEn dan naar de hoek
waar de windhandel welig tiertEn
vervolgens een omgang door den
handel, langs onze markten en win
kels en verkooplokalen. Daar is zoo
veel ongerechtigs en leugenachtigs
dat onder den naam van «handel"
doorgaat. In dat alles verbetering te
brengen, het is wel onmogelijk. Men
kan kwade praktijken tegengaan en
telkens nieuwe strafwetten maken,
doch meer succes zal hebben de aan
kweeking eener hoogere moraliteit
hij opvoeding en onderwijs.
Dat er onder de tallooze loterijen
veel loterijzwendel is waartegen ge
ijverd moet worden, het gebeurde bij
een Friesche loterij in Sneek heeft
het weer eens bewezen. Dat er krach
tige maatregelen genomen worden
tegen het zoodanig exploiteeren der
goegemeente, allen zullen het toe
juichen, behalve natuurlijk degenen
die op deze wijze hun financiën in
orde trachten te brengen.
Het eigenlijke, nog ver liggende,
doel der regeering is, aan den toe-
nemenden loterij-zwendel een einde
te maken. In de memorie van toe
lichting herinnert zij, hoe «zij in de
troonrede van 1901 haar voornemen
aangekondigd heeft om bedacht te
zijn op nadere voorzieningen, waar
door de uitspattingen van dezen harts
tocht op meer afdoende wijze konden
worden beteugeld." Haar doel is dus
de «uitspattingen" te beteugelen, niet
alle spel te verbieden. Daaruit zou
men besluiten, dat het goed is de
staatsloterij te handhaven, en dat
men haar moest instellen als ze nog
niet bestond. De regeering echter
acht handhaving van de staatsloterij
met haar standpunt onvereenigbaar.
Dus dan maar direct opheffen Neen,
langzaam aan afwennen door beper
king van 'de gelegenheid en dan na
een kleine twintig jaar opheffen. Is
dat met het beginsel in overeenstem
ming? Neen. Is de staatsloterij uit
den booze, slecht voor het volk, dan
moet zij zonder meer worden opge
heven, hoe eerder hoe liever. Een ge
leidelijke afschaffing is dan niet goed
te praten. Toch wordt zij bepleit op
deze gronden, dat een in ruimen
kring sinds langen tijd ingewortelde
gewoonte zich niet in een kort tijds
verloop gewonnen geeft; dat de wijze
waarop het spelen geschiedt in de
staatsloterij niet de meest afkeurens
waardige of meest verleidelijke is.
Verder worden als practische redenen
opgegeven, dat de staatsinkomsten de
vermindering in eens niet kunnen
verdragen, en dat met de belangen
van collecteurs enz. op deze wijze
retcening kan woraen genouaen.
Door heel dit betoog voor de ge
leidelijke afschaffing verzwakt de
regeering haar standpunt, en de ge
heele memorie van toelichting strekt
dunkt mij tot bewijs dat liet ver
standig is om ter beteugeling van
loterij-uitspattingen de staatsloterij
te handhaven. Wij krijgen den indruk,
dat de regeering dit zelf zeer goed
gevoelt, maar haar beginsel wil too-
nen. Zij zegt dan ook «De staat kan
in moreelen zin kwalijk bevoegd ge
acht worden om straffend tegen de
speelzucht op te treden zoolang hij
zelf niet gebroken lieel't met het in
de staatsloterij belichaamde beginsel
van verschaffing van gelegenheid tot
spelen."
Het gaat hier als bij de bestrijding
van het drankmisbruikde een meent
dat een goed strijder tevens geheel
onthouder moet zijn en anders geen
recht van spreken heeft; de ander
rneent dat juist het voorbeeld van
den matige den besten invloed oefent.
Het is te verwachten dat ook hier
de voorstanders van matigheid, d. w. z.
zij die het spel tegen uitspattingen
willen beperken, de meerderheid zui
len vormen, en dus de staatsloterij
gehandhaafd blijft.
Terecht wordt opgemerkt, dat het
spelen in de loterij een ingewortelde
gewoonte is welke zoo maar niet is
weg te nemen.
Van gehechtheid aan een gewoonte
gesproken, zou er wel een volk zijn
dat meer gehecht is aan de oude
zeden en gewoonten dan het joodsche
volk Zelfs eeuwen lang levende ver
strooid onder de volken behouden zij
hun eigenaardig kenmerk. Des te
meer opmerkelijk is het daarom, dat
van dit meest conservatieve aller vol
keren der aarde soms zeer vrijzinnige
denkbeelden uitgaan. Ik denk hier
aan het besluit van het bestuur van
liet Israëlitisch weeshuis te 's Gra-
venhage tot afschaffing van «de livrei
der weldadigheid" voor de weezen.
Dit echt pliilantropisch besluit mose
dij zeer vele besturen navolging vin
den. Waarom toch moeten die kin
deren overal de kenteekenen rondra-
gen, dat zij ouderliefde en huiselijken
haard missen, dat zij het brood der
genade eten? Waarom? Omdat het
bij erllatingen zoo werd beschikt of
omdat heeren regenten het zoo mooi
of aardig vonden. Toch zullen de
arme kinderen in gewone kleedij zich
gelukkiger gevoelen. De maatregel
worde dan ook uitgebreid tot de ge
stichten voor ouden van dagen, want
meer dan de kinderen valt hun zwaar
het dragen van de uniform der wel
dadigheid.
RECLAMES.
Het Menschdoiu.
Over 't algemeen hoort men in onze tyden
wel spreken over de achteruitgang van het men-
sehelijk geslacht. Dit is zeker wel een gevolg
dat het bestaan, dat wil zeggen, de strijd om
het leven dagelijks moeilijker wordt en men
zich niet de gewenschte rust en kalmte kan ge
ven die men behoeft en die onze voorvaderen
gesmaakt hebben.
Wij leven thans in een zenuwachtig tijdperk
en de middelen van bestaan worden van dag tot
dag geringer en het menschelijk lichaam afge-1
mat door te overdreven arbeid lijdt er dagelijks
onder. Het spreekt van zelfs dat zulk een afge-
tobt lichaam bloot gesteld/is om bij de gering
ste épidémie aangetast te worden. Door de onder
gane verzwakking kan zulk een lichaamsgestel
geen weerstand biedoili en zulk komt voort door
dat het hoofd, element van het menschelijk ge
slacht, n. 1. het bloed, niet die zelfde kracht bezit
als voorheen. Wij moeten als dan de natuur ter
hulpe komen en dank zij de vorderingen die de
wetenschap op-.geneeskundig gebied gemaakt
keeft, is de hernieuwer en de kracht gever van
het bloed thans gevonden. Die hernie uwer van
het bloed zijn- de Pink Pillen. Dit heeft de Heer
J. A. Laurijsen te Klein; Dongen ook mogen
ondervinden.'
Zijne cchtgenoote, zoo schijft hij, was door de
desmaals heersc.hende influenza aangetast gewor
den en ondanks alle aangewende pogingen had
het hem niet mogen gelukken haar in beterschap
te doen toenemen. Zij leed voornamelijk aan
slechte spijsvertering en gebrek aan eetlust. Op
aanraden van een mijner vrienden die eveneens
de goede, uitwerking der Pink Pillen ondervon
den had gingen wij 'jtot het gebruik derzelve
over, en werkelijk, wij werden in onze verwach
ting niet teleurgesteld, want na het gebruik
van de eerste doos gevoelde zij zich reeds veel
beter, zij ging volgens de voorschriften voort
en nu is mijne echtgënoote thans veel gezonder
dan zij in jaren geweest is. Alle spijzen die haar
ore?
king Uwer Pink Pillen op
itellen laten wij nimmer na
i in onzo omgeving aan te
i lydende aan bloedarmoede,
spijsvertering, algemeene
zwakte, zoowel bijlman als vrouw, zenuwziekte,
kortom, alle kwaltui voort spruiteaArif een slecht
en bedorven bloed?zullen in de^Ptnk Pillen hun
redder vinden. i.
Prijs f 1.75 de doos; f9,^per 6 doozen. Ver
krijgbaar bij Snabflrèy—Steiger, 27, Rotterdam,
hoofddepothouder voor Nederland en Apotheken.
Franco toezending tegen postwissel.
Ook echt verkrijgbaar voor Amei*sfoort en
omstreken bij A. VAN DE WEG, drogist, en
A. DE VRIES, Kerkstraat 90, Hilversum.
MARKTBERICHT.
AMERSFOORT, 19 Juni 1903.
Tarwe f 0.Rogge f 0.Boekweit f 00
Appelen 10.a f 0. Peren f0.a f 0. Nieuwe
aardapp. f U. a 10 Zandaardapp. f3.00 a f 3 05
Hoendereieren f3.30 a f 3 80 per lOOst. Eenden
f 0.a f 0,Boter fl.05 a f 1.20 per kilo. Mar
garine f0a f0.Zoetem. kaas f
Kippen f0 80 a f 1.20 Kuikens f0.90af 1.25 Piep
kuikens f 0.50 a f 1.Ganzen f0.f0.Eenden
f0.90 a f 1 10 p.st. Jonge fO.OO afOOO. Hazen
t 0.a f 0.Wilde konijnen f0 00 a fO.OO.
Tamme f 0 40 a fl.00 Duiven f 0.40 a f 0.60 paar.
Magere tarkens f14 a f18 Varkens voor export
f 0.a fZeugen f50.f70.Biggen
f5.a f9.Schrammen f 00a f00Vette
koeien 000 af 000.Guste koeien f 00
a fOOO.— Kalf koeien f 0.00 a fO.OO Kalf-
vaarzen f 00.a f 00.Os f 000.a f 000.
Pinkstieren f 000. -af 000,
de uitstekende wei
zwakke lichaams ge
ze aan alle personj
bevelen. De personé
bleekzucht, sPechti
Vertelling van
HANS HOFFMAN.
Ach, wat! nog een stukje.
De burgemeester lag voortdurend op den
loer of er ook wetsovertreding plaats grepen
op haar grondgebied. Zoo stoofde zij hem op
een goeden dag een flinke kool. Zij liet in
haar tuin een koepeltje bouwen en daarvoor
eerst heel openlijk een steenen fundament met
selen, dat zij echter later, toen het prieeltje
klaar was, 's nachts stilletjes liet wegnemen.
De liefderijke buurman liet haar kalm het
bouwwerk voltooien en liet toen plotseling de
verwijdering daarvan eischen, daar er voor
het oprichten van een bouwwerk met funda
ment verlof door de Politie moest gegeven wor
den en dit was noch gegeven, noch gevraagd.
Omdat ze protest aanteekende met de be
wering, dat het huisje in het geheel niet ge-
fundamenteerd was, zond de burgemeester,
die dat wel heter wist, eenige arbeiders, die
het neerhalen moesten. Zij liet hen begaan en
eerst toen zij klaar waren overtuigde zij met
de feiten, dat er geen fundament te vinden
was. Het moest op stadskosten weer opgebouwd
worden en de burgerij plaatste zich aan de zijde
van de eischeres.
Op deze minzame wijze duurde de miniatuur
oorlog al jaren; Tante Frederikje was een
herhaaldelijk bestrafd wezen en haar tegen
stander. een herhaaldelijk uitgelachen en geër
gerd man.
Het past echter en is sinds overoude tijden
zoo gebruikelijk, dat waar twee vijandige buren
met elkaar overhoop liggen, de eene partij
een zoon heeft en de andere een dochter en
dat deze twee ernstig of elkaar verliefd wor
den, waardoor dan het sociale evenwicht tra
gisch of verzoenend wordt hersteld. Iets der
gelijks had ook hier plaats, al was het ook
niet juist volgens den regel hetgeen daarom
ook niet kon, omdat beiden kinderloos waren.
Toen Bumcke zoo ongeveer vijftig was, stierf
zijn vrouw. Hij nam nu een nichtje in huis;
een jong, aardig, vroolijk ding, dat sinds de
bijna gelijktijdig voorvallende dood barer ouders,
in zeer hulpbehoevende omstandigheden was.
Zoo moest zij dus dankbaar zijn en blijde,
dat hij haar een dak, voeding en kleeding
gaf, hoewel het volstrekt niet nooodig was ge
weest, dat hij zich zoo openlijk als haar wel
doener uitgaf, zooals hij nu deed. Inderdaad,
al dat goede verdiende zij wel door haar werk
en feitelijk behandelde hij haar slechts als een
nette dienstmeid alleen, hij gaf haar geen
loon.
Yoor het overige rouwde hij heel nauwge
zet het gebruikelijke jaar en den verjaardag
van het afsterven herdacht hij met plechtige
uitingen der smart.
Den dag daarop echter gebeurde het wonder,
dat juffrouw Agatha bleek en ontdaan tante
Frederikjes woning kwam binnenstormen en
onder jammerlijk geween de oude dame formeel
voor de voeten viel.
Deze was ten zeerste verrast, want begrijpe
lijkerwijze bestond er tusschen de beide buur
vrouwen niet het minste verkeer en zij kenden
elkander slechts door zien en stil gadeslaan
over den haag. Toch had zij zoo een gunstige
meening gekregen over het bekoorlijke meisje
en dit bewees jnist nu van haar kant, welk
groot vertrouwen tante Frederikje haar had
ingeboezemd.
«Raad mij, help mij, mevrouw," riep zij in
groote opwinding. «Wat moet ik doen? om
godswil, wat moet ik doen? Hij wil mij trou
wen."
«Wie?" vroeg tante Frederikje.
«Mijn oom de burgemeester," heigde
Agathe, afwisselend rood en bleek wordend.
De oude vrouw liet een langerekt geluid
hooren, dat alle klinkers en nog eenige dub-
belklinkers omvatte en waarvan iemand niet
gemakkelijk de beteekenis had kunnen raden.
Daarop zweeg zij eeD poosje, terwijl het meisje
stil weende.
«Dat is toch heel edel van hem," begon zij
eindelijk kalmU bent een doodarm schep
sel en hij een welgestelde, hoogmogendeheer.
Bovendien staat hij niet alleen in kennis,
verstand en ervaring, maat ook in jaren ver
boven u, want hij zal wel vijftig, en u nau
welijks twintig jaren tellen. Het is dus wel een
groot offer, dat hij u tot zijn gemalin verhef
fen wil."
Juffrouw Agatha snikte luid den wrong vol
vertwijfeling de handen.
«Ja, ja, ja," zei zij eindelijk, zich tot eenige
zelfbeheersching dwingend, «dat is hetjuist, ik
moest hem van harte dankbaar zijn en vol
vreugde ja zeggen «maar ik kan niet, ik
kan niet. Het is verschrikkelijk."
«Zoo, zoo", zei tante Fredrikje, «zit zóó de
vork in den steel. Wien bemin je dan wel?
Het zal het beste zijn, als je mij het zegt.
Misschien vind ik dan een weg om je te helpen."
(Wordt vervolgd).