NIEUWE Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Utrecht. FEUILLETON. UIT MIJN DÏENSTTIJD i\o. S3. Zaterdag 17 October 1903. Twee-en-dertigste jaargang. VERSCHIJNT WOENSDAG EN ZATERDAG. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. VAN WEEK TOT WEEK. BINNENLAND. Amersfoortsche Courant ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden f 1.Franco per post door het geheele Rijk Afzonderlijke Nummers 3 Cent. Ingezonden stukken intezenden uiterlijk Dinsdag en Vrijdag. Uitgever fi. J. SLOTHOUWER. Bureau: Lnugestraat 77. Telephooiino. 69. ADVERTENTIËN: Van 16 regels f 0.50; iedere regel meer 7'/i Cent. Advertentiên viermaal geplaatst worden slechts driemaal berekend. Groote letters en vignetten naar plaatsruimte Volksbibliotheek en volksleeszaal. Enkele dagen geleden werd in de hoofdstad besloten een gemeentelijke volksbibliotheek niet daaraan verbon den volksleeszaal op te richten. Zoo veel kleinere gemeenten waren al voorgegaan, vooral in Engeland waar bijv. Hammersmith, een plaats van honderd en vijftig duizend inwoners, vier volksleeszalen rijk is. Van die vier is één cadeau gegeven door Car negie en één door een anderen rijk aard; met de Imlp van zulke rnaece- nassen komt men een heel eind. Maar nu lang genoeg gewacht is of er misschien een Nederlandsche Car negie kwam opdagen met een vor steiijk aanbod van een heele biblio theek, en Carnegie zelf voor ons al aardig wat deed met zijn kolossale gift voorbeen vredespaleis en een vredesbiffliólheek, zoodat liet wel wal ondankbaar en hebbeiig zou zijn nog meer van hem te vei wachten, nu moeten onze gemeenten maar zelf eens in de zak tasten. Eeri volksboe- kerij en volksleeszaal behoort nu élke gemeente te bezitten, hiertegen zal wel niemand bezwaar hebben tenzij hij ultra-conservatief van meening is dat een domgehouden volk veor zich hef gelukkigst en voor anderen het handelbaarst is. De meesten zijn het er echter over eens, dat onwetend heid de gevaarlijkste vijand van de maatschappij is, en dal een goed in gerichte biblioiheek een krachtig hulp middel is voor de geestelijke en zede lijke verheffing van het volk. Gij dat «volk" moeten wij niet alleen of in de eerste plaats denken aan het pro letariaat of den werkenden stand, neen, een volksbelang moet bestemd zijn niet voor een deel des volks, maar voor aller., van eiken rang en stand, geleerd en ongeletterd, rijk en arm, man en vrouw, ouderdom en jeugd. Men zal mij wijzen op bestaande bibliotheken en op het feit, dat van die gelegenheden toch al weinig ge bruik gemaakt wordt, en waartoe dan de aanzienlijke kosten gemaakt voor een nieuwe inrichting? Het is zoo, wij hebben de schoolbibliotheken, een bibliotheekje in het stadhuis, een lees bibliotheek in «Ons Huis", een van het Nut, en nog enkele bij boekhan delaars. Zeker, dat is al veel, maar het zijn geen boekerijen voor allen, en er is heel wat onder waar de lommerd geen geld voor geeft. Een bibliotheekje met goeden wil bijeen gebracht en prijkende met hetgeen mijnheer A. en Mevrouw B. kwijt wou zijn of bij den schoonmaak kon wor den opgeruimd, het zal wel iets goeds bevatten en allicht dit of dat boekje dat hoewel oud geenszins verouderd is, maar liet heeft toch iets mufs. De wensch blijft, het bezit van een boekerij waai in de geestesprodukten van de groote denkers en dichters een behoo-lijke plaats innemen, en daarbij een ruime, en uitstekend in gelichte leeszaal, waar het prettig is zich neer te zetten en zich te ver diepen in liet boek zijner keuze. En dan worde op gezette tijden voorgelezen uit een uitnemend boek door een die de "kunst van lezen machtig is; hij kan ook al is hij geen Willem Rooyaards, stellig op een aandachtig gehoor rekenen. Goed hooien voorlezen is een genot, en velen die geen lust hebben om zelf te lezen of die zoo slecht lezen en oppervlakkig dat het schoonste en besie hun ontgaat, en dat is niet zeldzaam want lezen is een kunst, zij zullen worden opgewekt om "zelf een boek ter hand te nemen en op het lezen zich beter toe te leggen. Het nut van lezen behoeft wel geen betoog en evenmin de groote waarde van boeken al gaan wij in die waar deering niet zoo ver als de geleerde Erasmus, die boeken als een nood zakelijke levensbehoefte, kleederen daarentegen als voorwerpen van weelde beschouwde, zoodat hij het aankoopen der laatste bij dat der eerste achter stelde. Wij laten liet aan een boeken worm over met gescheurde jas en doorgesleten pantalon te snuiïelen in folianten en kwartijnen, wij hebben eerst in de gewone levensbehoeften te voorzien. Maar de zorg daarvoor eischt reeds zooveel geld, dat men al een man in bonis moet zijn om de allerbeste persvrucht zich te kun nen aanschaffen Dat is een weelde die maar weinigen zich kunnen ver oorlooven, daarom ook is een open bare bibliotheek zoo gewenscht. Ook is liet overbodig te beschrijven den machtigen zedelijken invloed, dien de boeken op de algemeene bescha ving hebben uitgeoefend en nog uit oefenen. Zij zijn de schatkameren der kennis van het menschelijk geslacht, zij getuigen van arbeid en strijd der menschen en zijn altijd sterke prik kels geweest tot beschaving en zede lijke ontwikkeling. Ja, de drukpers is het machtigste werktuig ten goede èn ten kwade. Helaas ook ten kwade, en zij heeft meegewerkt aan liet vullen ran krankzinnigengestichten en ge vangenissen en holen van schande Toen minister Kuyper den wensch te kennen gaf, dat goed zou worden toe gezien op de schoolbibliotheken opdat geen onrijpe en slechte boeken in han den komen van de jongelui, is die bemoeiing niet overal goed opgeno men. Wij zouden niet wenschen dat een bepaalde richting werd buiten gesloten of' vrij onderzoek beperkt werd, maar een bibliotheek, die voor allen openstaat, mag en moet staan onder toezicht van een censor. Onze hersens moeten niet de vergaarbak worden van wat een schrijver goed vindt op het papier te brengen, en wij moeten ons to hoog achten om te drinken- uit den trog dien winstbejag en ondeugd met bedorven kost heeft gevuld. Er moet natuurlijk schifting gehou den worden. Met het oog op de kosten en ruimte kan een boekerij slechts een bloemlezing zijn van wat er uit gegeven wordt, klaar dan inderdaad een bloemlezing, het beste uit liet goede bevattend. Ongewasschen litte ratuur en al wat groen is zy in de eerste plaats geweeid; en verder lit teratuur, die een onware voorstelling geeft van het leveu. die het kwaad in een beminnelijk daglicht stelt, die lage hartstochten in vlam zet. Emerson zegt in zijn werk «Society and Solitude": «Zorg er voor, geen onbeduidende boeken te lezen. Schuw de producten waarmede de pers van den dag ons zoo kwistig bedeelt, schuw het nietig gekeuvel, dal één dag leelt en daarna spoorloos ver dwijnt. Deze drie regels kan ik, met het oog op de keuze van lectuur, gerust ter behartiging aanbevelenl0- Lees nooit een boek, dat nog geen jaar oud is. 2°. Lees nooit andere dan beroemde werken. 30. Lees nooit iets, waarin gij geen smaak hebt Menigeen zal die regels bespottelijk vinden. Een man van opvoeding moet kunnen meespreken over bef boek van den dag wil hij niet voor zeer achterlijk en antiek doorgaan, dus aan den e r- ster. regel kan hij zich onmogelijk houden Toch is die regel, met goed verstand toegepast, uitstekend. Immers wat waarachtig schoon en goed is ook op het gebied der letterkunde blijft be staan, en hij wien 't om dat schoone en goede te doen is late vrij een jaar van critiek voorbijgaan; van het min derwaardige is dan al veel afgemaakt en vergeten on aan kostbaren tijd is veel gewonnen. Genoemde regels gelden voor letter kundige wei ken en niet natuurlijk van wetenschappelijke. Dan geldt ds stel regel van Lord Lytton: «Lees op het gebied der wetenschap de nieuwste, op dat der fraaie letteren de oudste werken." De lange winteravonden komen weer aan, wanneer de tijd van uitgaan voorbij is en do genoegens meer bin nenshuis gezocht worden. Gelukkig wie dan lust en tijd heeft voor lectuur en zich niet tevreden stelt met de vluchtige lezing van nieuwsblad en brochure Voor te veel lezen bestaat nog geen gevaar. Echter geldt voor sommige jongelieden de waarschuwing van Wesley: «Ziet toe, dat uw leven niet in de boeken opgaat. Een ons liefde is meer waard dan een pond kennis." Vice President van den Raad van State. De Haagsche Corr. van de Zaanl. Cl. over de vacture van den vice- president van den Raad van State han delende, zegt o. a. het volgende: Er wordt druk gesproken over da weldra te verwachten benoeming van een opvolger van den pas overleden vice-president van den Raad van State. Vijf namen zijn hiertoe genoemd, die allen klinken ah een klok Jhr. de Savornin Lohman, oud-Minister, iid van de Tweede Kamer: dr. E. baron Mackay. Minister van Staat, voorzitter der Tweede Kamer; baron Schimmelpenninck van der Oije, Com- misaris der Koningin in Utrecht, oud-lid der Kamer en baron mr. Harinxma tlioe Siooten, Commissaris der Konigin in Friesland. Het is in- tussclien nog zeer onzeker of en zoo ja op wie van deze vijf lieeren de keuze zal vallen. Ongetwijfeld zou de heer Lohman, zoo bij (die nog nief lang geleden voor een zetel in den Raad van State bedankte,) geneigd mocht zijn de hoogste waardigheid in den Staat de aanvaarden, de meest aangewezen man voor 'toogenblik zijn; christelijk staatsman, jurist en regeerder van beproefde en zeldzame verdiensten, man van hoog karakter, zou hij onbetwistbaar het hooge col lege dat de Regeering in alle gewich tige aangelegenheden voorlicht, tot eere verstrekken en in aanzien doen winnen. Maar voor de politieke door 1). v. d. R. 9) Terwijl van tijd tot tijd nog de trein van. Amsterdam naar Haarlem zich aan ons oog vertoonde, naderden wij tegen twee uur de sluizen. Aan de lunch van een uur hadden niet velen deelgenomen, daar eeneik gaarne de laatste oogenblikken, die hem van zijn dier baar vaderland scheidden, nog wilde richten naar dat land dat hij voor wie weet hoe langen tijd zijn tweede vaderland zal moeten gaan noemen. III. De reis. Ofschoon met dit hoofdstuk van mijn doel afdwalend, zoo besloot ik toch mijn reis in 't kort te verhalen, want afwisseling is altijd aangenaam. De indrukken die ik kreeg toen ik daar voor 't laatst de vaderlandsche kust voor mijn oogen zag, laten zich beter begrij pen, dan dat ik zulks op 't papier terneder kan schrijven. Yoor mij lag de onmetelijke en onpeilbare watervlakte, aan den gezichteinder hier en daar zeilen vertoonend van vissckers- vaartuigen. De zee was kalm, toen we deze om ruim drie uur hadden bereikt en ook alweer voor 't laatst de Hollandschen loods een be houden tehuiskomst toeroepende. De zon be scheen de kabbelende golven met hare warme stralen, die op hun beurt een mooie goud glans over de watervlakte verspreidden. Aan den boeg- spatte het water hoog op, zijn schuim over de zilte waterplas voortstuivend, heerlijke aanblik van het grootsche heelal. Hoe anders was die aanblik op ons klein koopvaardijschip, waarvan de romp niet lan ger was dan 40 Meter naar mijn schatting. Trotsch woei de driekleur van ons Yaderland in top en deed haar wimpel "fladderen alsof zij nog eens kushandjes wierp naar ons dierbaar Nederland, dat nog als een donkere streep hier en daar zich als een lange berg met hooge toppen, die waarschijnlijk torens voor stelden, uitstrekken, en nu al minder en min der zichtbaar werd. Om zes uur was nog de badplaats Scheveningen te zien, die wij met onze kijkers konden onderscheiden. De schemering en kort daarop de duister nis deden alles van ons oog verdwijnen, enkel een paar lichtjes van een hier en daar staande vuurtoren riepen onze herinneringen nog eens terug aan het O dierbaar plerkj e grond, waar eens mijn wieg opstond". De eerste-klas passagiers stonden allen op het achterdek naar dat plekje te staren en elk was triestig gestemd, doch ook bij de 2e klas passagiers was ernst het eenige wat zich op Ie gelaatstrekken afteekende. 't Was half zeven toen de hofmeester zijn luid klinkende bel liet rinkelen hetgeen het signaal was, dat ons menige dag aan boord heerlijk en lieflijk in de ooren klonk maar alleen klonk het zoo omdat de magen der passagiers de heerlijke spijzen konden verorberen, die hen dagelijks werden voorgezet. Een breede met een mooie looper belegde trap met schoone ijzeren leuning, leide ons naar de salon, alwaar twee tafels keurig gedekt, met verschillende bouqetten versierd en vol met borden en verdere gereedschappen bestemd om de tafel te voltooien, gereed stonden, plaatsing biedende aan hen, die nu den tocht ondernamen naar een ander land waar de zon steeds schijnt en de Noordsche koude nog nimmer is doorgedrongen. Het gezelschap dat ik op mijne reis nu als 't mijne zal moeten beschouwen, zal ik al vorens verder te gaan eerst aan mijne lezers voorstellen. No. 8 van de linkerzijde is uw plaats mijnheer, zeide mij de hofmeester, mij een plaats aanwijzende, die me, gelukkiger wijze de gelegenheid gaf om zonder nieuws gierig te zijn de gansche reeks van gasten te kunnen observeeren in hun doen en laten. De onderofficieren, vijf in getal, zaten met nog twaalf passagiers die den disch met hunne tegenwoordigheid konden opvroo- lijken. Naast mij aan de rechterzijde zat een jongmensch, aan zijn taal hoorende een echte Noord-Hollander, en wel uit Amsterdam, want 't Amsterdamsche kon men er zeer goed uit proeven. Met een prachtig zwart fan- tasiepak waarboven een helder wit naar den eisch des tijds vervaardige vadermoorder, de met fijn haar begroeide hals voor 't aanzien dér menschen verborg, aan zijne fijne zachte handen, hingen een paar manchetten waarop geen smetje te bekennen was, terwijl zijn grijp- organen in 't bezit waren van een paar gou den en zilveren ringen, waarvan er een mij toescheen als een verlovingsonderscheiding. De pijpen van zijn naar Engelsch model vervaar digde pantalon waren opgeslagen, als ware hij nog bezig in een of ander café van Am sterdams straten met zijn kennissen een cham- pagnefuif op te knappen, zoodat een paar magere beenen te zien waren, wier voeten omsloten waren door een paar fijne bottines volgens den laatsten smaak' erg puntig uitloo pend. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Nieuwe Amersfoortsche Courant | 1903 | | pagina 1